Woonde in Amersfoort, Snouckaertlaan 14. Zoon van koopman Joseph Klein (30 juli 1862 Amersfoort – 19 november 1926 Amersfoort) en Sara Rosenboom (8 mei 1875 Zevenaar – 23 april 1943 vermoord in het Duitse vernietigingskamp in Sobibor).
Gehuwd op 4 juni 1930 in Utrecht met Judik van Coeverden (7 juli 1904 Coevorden – 17 september 1943 vermoord te Auschwitz). De dochters Gertrude Sonja (10) en Josephina Louisa (8) zijn op 21 mei 1943 in Sobibor om het leven gebracht. Handelaar in tweedehands boeken/marktkoopman. Nederlands-Israëlitisch. Hij was destijds een bekend bokser.
In 1924 vervulde hij zijn dienstplicht. Tijdens de inval van de Duitsers in mei 1940 streed Klein als soldaat in de omgeving van de Grebbeberg bij Rhenen. Lid verzet. Hij bracht Duitse militaire objecten rond het vliegveld Soesterberg in kaart. Tegenover familie en bekenden vertelde hij dat hij rechtstreeks met de Britse geheime dienst in contact stond. Na een anonieme waarschuwing dat hij in zijn woonplaats Utrecht gevaar liep, verhuisde hij begin 1941 naar Amersfoort.
Op maandag 10 maart 1941 had hij een bespreking in Den Haag. Vermoedelijk ging die over illegale activiteiten. Het is onduidelijk, wat er is voorgevallen. Op 12 maart 1941 deed de Haagse begrafenisondernemer Wilhelmus Johannes Innemee aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand dat Klein de vorige dag om zes uur 's ochtends in 's-Gravenhage overleden was gevonden. Ribbens schrijft in zijn boek over de jodenvervolging in Amersfoort dat Klein om onbekende redenen was gearresteerd en naar de burelen van de Sicherheitspolizei was overgebracht.
Op 11 maart 1941 werd de Amersfoortse politie telefonisch meegedeeld dat hij 'zich in den afgeloopen nacht om 12 uur door verhanging van het leven had beroofd', aldus de historicus, die zich baseert op het archief van de gemeentepolitie in Amersfoort. Heere en Vernooij melden daarentegen dat zijn echtgenote diezelfde elfde maart via een Duitse instantie de onheilstijding vernam dat hij als gevolg van een ongeval in Den Haag was overleden. Zijn met bloed besmeurde kleding was bij haar thuis bezorgd.
Een van degenen die als getuige werd gehoord, sprak het vermoeden uit dat hij was verraden. De vermeende verrader zou een man zijn geweest, die door de Amersfoorter werd vertrouwd, maar die de getuige zelf erg onbetrouwbaar achtte.
Klein is op 13 maart 1941 onder nummer 11979 in het crematorium Westerveld in Driehuis-Velsen gecremeerd. De urn met as werd in de Algemene Nis geplaatst en later op 27 november 1948 in grafvak 40 van de Eerebegraafplaats Bloemendaal herbegraven.
In het voorjaar van 1947 stuurde de directeur van het crematorium een 'Lijst van gefusilleerden e.a. die tijdens de oorlog in het crematorium te Velsen zijn verast' naar de Stichting De Eerebegraafplaats te Bloemendaal. Klein stond tweede op deze lijst na Leendert Schijveschuurder (2 december 1917 Amsterdam), die op 5 maart 1941 was gearresteerd wegens het aanplakken van een manifest met een oproep tot staking en de volgende dag werd gefusilleerd.
Op zijn monument in Bloemendaal staat de opvallende tekst: 'Dat zijn de zaaiers van het zaad, dat is de daad'. Voor het pand Snoukaertlaan 14 waar Simon Klein indertijd met zijn gezin woonde is een herdenkingssteen aangebracht.
Zijn jongere broer Salomon Klein (28 januari 1906 Amersfoort) werd kort voor de bevrijding in Hooglanderveen door een landwachter doodgeschoten. Alleen een zuster, die gemengd was getrouwd, overleefde de oorlog. (1*)
(1*) Na het verspreiden van communistische lectuur was haar echtgenoot veroordeeld tot een tuchthuisstraf van twaalf jaar. Hij bleef tot het eind van de oorlog vastzitten.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!