Woonde in Rotterdam, Tweebos(ch)straat 111. Zoon van Johannes van Dam (31 oktober 1886 Heusden – 13 mei 1938 Rotterdam) (1*) en Aaltje Willemijntje van Adrichem (21 februari 1888 Rotterdam). Ongehuwd. Letterzetter in het bedrijf van zijn vader/grondwerker. Nederlands Hervormd. Lid verzet. Bij de grote razzia in Rotterdam op 10 en 11 november 1944 vertrok hij volgens Berends in de richting van de Veluwe. In de buurt van Amersfoort pakten de Duitsers hem op. Hij belandde in een kamp. Het is de schrijver van 'Woeste Hoeve 8 maart 1945' niet helemaal duidelijk, of dit Kamp Amersfoort was of dat het een kamp in Rees of Bocholt betrof. Van Dam wist in ieder geval uit het kamp waarin hij zat te ontvluchten. Papieren had hij niet meer, want die waren hem afgenomen. Hij dook onder in de streek rond Elspeet en Nunspeet. Begin februari 1945 werd Van Dam opnieuw gearresteerd en gevangen gezet in de Koning Willem III-kazerne in Apeldoorn. Hij is gefusilleerd als represaille voor de aanslag op SS-Befehlshaber Hanns Albin Rauter in de nacht van 6 op 7 maart 1945 bij Woeste Hoeve. Zijn naam is gegraveerd in de glazen gedenkplaat van het monument Woeste Hoeve.
(1*) Berends schreef dat vader Van Dam een drukkerij had; de gezinskaart in Stadsarchief Rotterdam vermeldt dat hij koopman in prentbriefkaarten was.
In eerste instantie begraven in een massagraf op Begraafplaats Heidehof in Ugchelen (Apeldoorn). Op 23 augustus 1945 herbegraven op de Algemene Begraafplaats Crooswijk in Rotterdam. Van Dam kreeg zijn laatste rustplaats op 19 mei 1964 op het Nationaal Ereveld van de Oorlogsgravenstichting in Loenen, vak D, grafnummer 94.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!