Simon Cornelis was woonachtig aan de Pipperischeweg A 101 te Putten. Hij was de zoon van arbeider Jacob Simon (6 februari 1868 Putten – 28 maart 1943 Putten) en Fietje van de Wal (11 januari 1874 Putten – 11 december 1946 Ermelo). Cornelis Simon was op 20 februari 1920 in Putten gehuwd met Janneke Verberkmoes (4 juni 1900 Axel). Hij was los arbeider.
Simon was – door onbekende – oorzaak in het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort (gevangene nummer 3064) terechtgekomen. Evenmin is duidelijk, waarom hij tegen het eind van de oorlog in de bunker van Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort zat. Hij was een van de gevangenen die op de avond van 14 april 1945 uit de bunker ontsnapten. De Duitse bewakers zouden nog maar een handjevol dagen in het kamp verblijven, voordat ze naar Den Haag uitweken.
Simon moest de vluchtpoging met de dood bekopen. Uit verhoren, die zich in het dossier van commandant Berg (SS-Hauptsturmführer Karl Peter Berg (18 april 1907 Hennef am Rhein) in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) in het Nationale Archief bevinden, blijkt dat er die avond zeven gevangenen uit de bunker ontsnapten. Twee van hen zouden weer worden opgepakt. Bij het zoeken naar de ontvluchte gevangenen zag bewaker Feuerstein (SS-Unterscharführer Karl Weinand Feuerstein, een voormalige handelsreiziger) bij de schietbaan iets in het gras bewegen. De ontsnapte vroeg om niet te schieten. De Duitser bracht de gevangene naar het wachtlokaal van de Blockführer. Zijn collega Zorsch (SS-Unterscharführer Zorsch), die op dat moment als wachtcommandant fungeerde, greep een van de andere mannen die de benen hadden genomen. Ook commandant Berg deed mee aan de pogingen om de verdwenen gevangenen op te sporen. Hij begaf zich naar het terrein achter de bunker. Toen hij in de bossen hoorde schieten, liep hij naar de bunker terug. Iemand had hem kennelijk zien naderen, want plotseling zag Berg een persoon achter de nabije schuilkelder wegsluipen. Naar zijn zeggen schoot hij meteen in de lucht, maar de man, die later Cornelis Simon bleek te zijn, liep door en probeerde om de hoek van de bunker weg te komen. Berg holde achter de vluchter aan en loste vier à vijf schoten, waarna de man ineen dook. De Duitser ontdekte hem in een kuil, waarin hij zich blijkbaar had proberen te verstoppen. Op de vraag van Berg, of hij was getroffen, reageerde hij kreunend dat hij enige keren in de rug was geschoten. In het gebouw van de administratie gaf de kampcommandant aan zijn plaatsvervanger Kotälla (SS-Oberscharführer Joseph Johan Kotälla (14 juli 1908 Bischmareckhütte)) opdracht om de gewonde op te halen en naar de ziekenbarak over te brengen. Samen met twee gevangenen begaf Kotälla zich naar de bewuste plek. Toen hij om de hoek van de garage kwam, zag hij bewaker Brahm (SS-Oberscharführer Edmund Brahm (5 juni 1897 Miltenberg)) met zijn revolver twee schoten lossen in de richting van de kuil waar de man zich bevond. In de ziekenbarak constateerde gevangene-arts Boerma dat Simon dood was. De verbalisant, die Berg had ondervraagd, koesterde twijfels, of Brahm verantwoordelijk was voor de dood van de gevangene. De politieman verdacht de commandant ervan dat hij Simon zelf had doodgeschoten. De verhoorder voelde hem hierover verschillende keren aan de tand, maar Berg hield vast aan zijn eerder gegeven lezing. In de verklaringen in het dossier-Berg blijft buiten beschouwing wat er met de vier andere ontsnapte gevangenen is gebeurd. Het kan niet anders dat twee van hen Abraham Hofboer (Abraham Hofboer (29 december 1925 Amsterdam), groenteboer, op 29 januari 1945 Kamp Amersfoort binnengekomen, ingeschreven onder gevangenennummer 10425, volgens een kaart zou hij te werk zijn gesteld op vliegveld Deelen) en Willem Balder Willem Balder ((12 november 1926 Ouder-Amstel), melkboer, op 5 februari 1945 het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort binnengebracht, geregistreerd onder kampnummer 10637) zijn geweest. Over hen werd in 2017 in het aprilnummer van magazine In Beeld van Kamp Amersfoort om meer informatie gevraagd. 'Als ze', schreef Leen Bogers toen, 'het tot 19 april 1945 hadden weten uit te houden hadden ze misschien zo naar buiten kunnen lopen! Waarschijnlijk was rond die tijd de bewaking niet meer op zijn scherpst.' Een van de beide opgepakte mannen zou, saillant detail, de dag na de ontsnapping worden vrijgelaten.
Begraven op de (Oude of Nieuwe) Algemene Begraafplaats in Putten, nummer 725.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!