Woonde in Amsterdam, Singel 184-II. Zoon van koopman/winkelier Samuel Prins (6 september 1829 Leiden – 19 mei 1914 Rotterdam) en dienstbode Roosje Huisman (29 juni 1831 's-Gravenhage – 9 november 1918 Rotterdam). Huwde op 13 maart 1919 in Amsterdam met Wilhelmine Staudt (13 mei 1868 Blessenbach, Duitsland – 8 april 1927 Amsterdam). Confectiebediende/directeur confectiebedrijf volgens het Digitale Joodse Monument. Nederlands Israëlitisch. Volgens een rapport van het Bureau Joodse Zaken van de Amsterdamse politie is Prins op 27 oktober 1942 op last van de Sicherheitsdienst door de rechercheurs Adrianus Kapitein en De Vries gearresteerd op het adres Singel 184-II, waar hij met de niet-joodse (1*) vrouw Maria Wijnen (2*) leefde. Later werd hij overgebracht naar Kamp Amersfoort, waar hij gevangenennummer 1896 kreeg. Bij een zogenaamde vluchtpoging is hij op 10 december 1942 in het buitengebied van het kamp doodgeschoten. Diezelfde dag werd ook de zestigjarige joodse gevangene Levie van Buren onder soortgelijke omstandigheden in het buitengebied van Kamp Amersfoort neergeschoten. Een zuster en twee broers van Mozes Prins kwamen in de Tweede Wereldoorlog eveneens in kampen om: Sara Jools-Prins (80) op 2 november 1942 in Westerbork, Herman Prins (72) op 29 maart 1943 in Kamp Vught en Meijer Prins (70) op 21 mei 1943 in het Duitse vernietigingskamp in Sobibor (Polen). Zie verder Heide, Marcus.
(1*) Het rapport vermeldt de term 'arische'.
(2*) Maria Catharina Wijnen (7 oktober 1894 Tilburg – 29 mei 1951 Amsterdam).
Begraven op de Nederlands Israëlitische Begraafplaats in Amersfoort. De locatie van zijn graf op de begraafplaats is niet bekend.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!