Woonde in de Brekkenpolder aan de Doraweg. Zoon van Johannes Mulder (veehouder) en Piertje Hospes. Ongehuwd. Werkzaam op de scheepswerf van Arie de Boer te Lemmer als boekhouder (had een cursus gevolgd). Haalde onderwijsakte, maar was niet actief in het onderwijs. Gereformeerd. Lid verzet onder de schuilnaam Louis Molenaar
Hij begon met het verspreiden van enkele illegale bladen (waaronder Trouw), werd toen actief voor de LO en via de OD (Luitjen was een oud-onderofficier, hij had een administratieve opleiding daarvoor gevolgd) werd hij commandant van de gevechtsgroep Lemsterland van de Binnenlandse Strijdkrachten.
Verder verzorgde hij gecrashte geallieerde piloten en distribueerde gedropte wapens.
Hij vond voor kassier Jan de Jong van het distributiekantoor Langweer een plek om onder te duiken. De Jong had een oproep gekregen om in Duitsland te werken. Daar voelde hij niets meer. Hij besloot de plaat te poetsen met medeneming van een enorme hoeveelheid bonnen en andere distributiebescheiden. Hoogstwaarschijnlijk had hij op 13 juni 1944 een aandeel in het kraken van het distributiekantoor in Kuinre.
Een paar maanden later was hij betrokken bij de liquidatie van de leider van de distributiedienst in Kuinre, Harm Jan Huls (28 april 1918 Groningen - 21 augustus Echtenerbrug), die na ontvankelijk ontkennen zijn verraderlijke praktijken toegaf. Mulder was in Echtenerbrug ondergedoken bij Albert Koopman (14 februari 1917 Echten - 17 maart 1945 Doniaga). In verband met het net geboren kind van mevrouw Koopman namen beiden tijdelijk hun intrek bij Wiepke Hof (8 september 1916 - 17 maart 1945 Doniaga). Roelof Knol (21 oktober 1922 Meppel - 17 maart 1945 Doniaga) was toen ook al bij Knol ondergedoken.
Op 3 januari 1945 werd Mulder tegelijk met zijn gastheer Hof en medestrijder Knol door de SD gearresteerd. In een eerder onderzoek van de Duitsers waren namen gevallen. Allen werden overgebracht naar het SD-bolwerk Crackstate in Heerenveen. Omdat Mulder weigerde namen te noemen van medestanders werd hij vreselijk mishandeld. Vanaf zijn knie tot de rug was hij volkomen blauw geslagen. Zijn nieren functioneerden niet meer, zodat hij niet kon urineren. Op zijn rug zat geen vel meer. Ook is gepoogd hem tegen een gloeiende kachel te duwen. Met alle kracht waarover hij op dat moment nog beschikte, voorkwam Mulder dit. In zijn cel bezweek hij aan de opgelopen verwondingen. Zijn lijk, dat met een as van een personenwagen was verzwaard, is tussen Joure en Sneek in het water gegooid. In juli 1945 ontdekte een schipper het onherkenbare lichaam nabij de Fammensrakken, Aanvankelijk was het de bedoeling van de Duitsers geweest hem in Westerbork te cremeren. Omdat er geen kolen meer voorradig waren, ging dit niet door. Teruggave aan de nabestaanden bleef achterwege, omdat zijn lichaam sporen van zware mishandeling vertoonde. In opdracht van de SD schreef een arts op een briefje als doodsoorzaak "dyphterie".
Na de oorlog verklaarde de voormalige skisportleraar SS-Unterscharführer Wolfgang Herbert Schlegel (14 juli 1912 Praag) uit het Beierse Drachant: ,,Daarover heb ik mij niet druk gemaakt. In ieder geval moest het lijk verdwijnen". In Lemmer is een straat naar Mulder vernoemd. Bij zijn graf is te zijner nagedachtenis een monument aangebracht. Een vierkante zuil is bekroond met een gebeeldhouwde vlam, waarin een leeuw is gebeiteld. In eerste instantie is Mulder in Langweer begraven, omdat zijn identiteit nog niet voldoende vaststond. Een tandarts uit Lemmer heeft Luitjen na veel moeite aan de hand van de vullingen in zijn gebit kunnen identificeren. Op dinsdag 7 augustus 1945 werd hij in Lemmer met militaire eer herbegraven.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!