- Periode:
- Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
- Rang:
- Res. kapitein
- Eenheid:
- Wapen der Infanterie, Koninklijke Landmacht
- Toegekend op:
- 16 augustus 1950
Voordracht:
"Heeft zich door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden in de strijd tegenover de vijand onderscheiden in het tijdvak van 12 tot en met 14 Mei 1940 als commandant van een compagnie infanterie, waaraan toegevoegd twee sectiën zware mitrailleurs, welke compagnie 12 Mei werd belast met de verdediging van het vak aan de Maas gelegen tussen het Haringvliet en de Schiedamse Dijk te ROTTERDAM en ter aflossing van drie compagnieën, welke dit vak oorspronkelijk hadden bezet.
In het bijzonder:
1e. door in de namiddag van 13 Mei 1940, toen een Nederlands geestelijke en een burger als parlementair met een witte vlag over de Willemsbrug van de zijde van het Noordereiland naderden, met enige vrijwilligers - waarvan er slechts één hem tijdens de gehele tocht vergezelde - van het Haringvliet zich over de Vier Leeuwenbrug te begeven, welk stadsgedeelte onder vuur uit verschillende richtingen lag en tot dat ogenblik het toneel was geweest van een van weerszijden fel gevoerde strijd. Vervolgens deze parlementairs naar het Beursstation te begeleiden.
2e. door in de morgen van 14 Mei 1940, tot verbeteren van de opstelling in de voorste lijn van een sectie zware mitrailleurs, zich o.m. met de luitenant-sectiecommandant tot de Boompjes naar voren te begeven.
Vervolgens door, toen de luitenant daarbij zwaar werd gewond, na maatregelen te hebben genomen om deze af te voeren, zich naar een andere zware mitrailleur te begeven en, bemerkende dat een vijandelijke colonne zich op het Noordereiland gereedstelde, zelf dit wapen hierop te richten, waarna de stukscommandant het vuur kon openen.
Tenslotte door bij het grote vijandelijke bombardement van ROTTERDAM, hoewel nagenoeg alle opstellingen van zijn onderdeel onbruikbaar waren geworden, zijn compagnie naar vermogen bijeen te houden en eerst toen hij vernam dat ROTTERDAM had gecapituleerd zijn stellingen te verlaten."
Koninklijk Besluit Nr.15, dd. 16 augustus 1950.