Fritz Jäger (ook wel aangemerkt als Jaeger), werd op 25 september 1895 geboren in Kirchberg an der Jagst, als zoon van Chefarzt Franz Jäger en Sofie Katharina Jäger, geboren Freiin Schirndinger von Schirnding. Rond 1906 verhuis de familie naar Stuttgart, waar hij het Eberhard Ludwigs Gymnasium volgt.
In 1914 nam Fritz Jäger vrijwillig dienst en kwam terecht als Fahnenjunker bij het Infanterie-Regiment 119. Met zijn eenheid nam hij deel aan de strijd aan het westfront en werd verscheidene malen onderscheiden. Op 23 februari 1918 huwt hij met Marie-Elisabeth Paula von Reclam. Bij het einde van de Eerste Wereldoorlog was Jäger opgeklokken tot Oberleutnant. Het echtpaar kreeg op 6 juli 1919 een zoon, Krafft Werner WIlhelm Jäger.
Na de Eerste Wereldoorlog vervolgde hij zijn opleiding en studeerde hij Landbouwwetenschappen aan de landwirtschaftlichen Hochschule te Tettnang. Tevens sloot hij zich in 1919 aan bij de Deutschen Arbeiterpartei (DAP) die zich in 1920 omvormde tot de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP). In 1919 ging hij werken bij de industrieel Robert Bosch in Bernried en werd hij een leidend figuur in het Münchner Freikorps Oberland. In 1920 weigerde hij deel te nemen aan de poging tot machtsovername door Walther von Lüttwitz en Woflgang Kapp en verliet hij de NSDAP. Hierna ontpopte hij zich tot actief tegennstander van het Nationaal Socialisme.
In 1921 richt hij de kredietmaatschappij Prokredita GmbH op in Berlijn, een bedrijf dat in 1929 tenonder ging in de crisis. Tussen 1930 en 1933 trad hij op als Adjutant van Major der Reserve Franz von Stephani, op datmoment Berliner Lanfdesführer van de "Stahlhelm - Bund der Frontsoldaten". Op 24 september 1934 werd Jäger op eigen verzoek weer opgenomen in actieve militaire dienst en werd hij op 1 november als Hauptmann lid van het Infanterie-Regiment 29. In 1935 werd hij overgeplaatst naar Stab Infanterie-Regiment 8. Ondertussen bevorder tot Major, nam hij als Bataillonskommandeur in 1938 deel aan de inname van Sudetenland.
bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 nam Jäger deel aan de strijd in Polen. In deze periode onderhield Fritz Jäger nauw contact met mensen als Carl-Hans Graf von Hardenberg, Hans Oster, Friedrich Olbricht en Ludwig Beck bij het Amt Ausland/Abwehr. In mei en juni 1940 nam hij met zijn eenheid deel aan de veldtocht in het Westen. Vanaf 1941 nam hij als Oberstleutnant en Bataillonskommandeur deel aan de stirjd aan het Oostfront.
Op 17 februari 1942 overleed zijn echtgenote. Hierna weidde hij zijn zoon, Leutnant bij het Wachbataillon Berlin "Gross-Deutschland", in over de contacten met het militaire verzet tegen Hitlers heerschappij. Zijn zoon stemde hierbij in om bij een omwenteling het Wachbataillon onder zijn bevel te nemen en de omwenteling te steunen.
Later in 1942 nam Fritz Jäger deel aan de strijd om Stalingrad waarbij hij gewond raakte. Als één der laatste militairen werd hij weggevlogen en in Lublin in het Lazerett verpleegd. Tijdens besprekingen in 1943 stemde Fritz Jäger toe in het plan om tot een aanslag op Hitler te komen. Door een militair vergrijp, welke later niet bewezen kon worden, werd zijn zoon echter opgepakt en voor het militaire gerecht gebracht. Hoewel hij vrijgesproken werd wegens gebrek aan bewijs, werd hij hierna naar een frontpositie overgeplaatst en kon zo zijn vader niet steunen bij een omwenteling.
Ten tijde van de aanslag op hitler op 20 juli 1944, diende Fritz Jäger als Kommandeur der Panzertruppen in Wehrkreisen II (Stettin) en XXI (Kalisch). Na de aanslag kreeg hij het bevel van Claus Schenk von Stauffenberg tot vastname van een SS- bevelhebber, diende hij
Goebbels en zijn ministerie in gevangenschap te nemen en de zender in de Masurenallee te bezetten. Door het mislukken van de aanslag, kreeg hij echter onvoldoende eenheden mee. Bij een poging om alsnog General der Infanterie en Befehlshaber im Wehrkreis Berlin, Joachim von Kortzfleisch te bereiken, werd hij aangehouden en onder gevangen gezet door de Gestapo. Ook zijn zoon werd gevangen genomen vanwege zijn vermeende aandeel in de poging tot omwenteling.
Op 14 augustus 1944 werd hij formeel uit de Wehrmacht ontslagen op basis van een uitspraak van het "Ehrenhofs". Op 21 augustus verscheen hij voor het Volksgerichtshof onder voorzitterschap van Roland Freisler en werd hij wegens hoogverraad ter dood veroordeeld. Op diezelfde dag werd hij in Berlijn-Plötzensee opgehangen. Zijn zoon werd op 20 februari 1945 naar het concentratiekamp Sachsenhausen gestuurd, welke hij overleefde.
Bevorderingen:
1 november 1934: Hauptmann (RDA 1 december 1933);
1936: Major;
?: Oberstleutnant;
1942: Oberst.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!