Simon Fraser werd geboren op Beaufort Castle bij Inverness in Schotland, de zoon van de 14de Lord Lovat (algemeen bekend als de 16de Lord) en Laura Fraser. Na zijn opleiding aan het Ampleforth College en Oxford University, waar hij lid was van het University Cavalry Squadron, kreeg Fraser in 1932 zijn aanstelling bij de Scots Guards. Het jaar daarop volgde Fraser zijn vader op als de 15de Lord Lovat (bekend als de 17de Lord Lovat) en het 25ste hoofd van de Fraser Clan. In 1938 trouwde hij met Rosamond Broughton met wie hij zes kinderen zou krijgen.
Voorafgaand aan WO 2 in juni 1939 legde Lord Lovat zijn aanstelling in de Scots Guards neer. In augustus, toen de oorlog naderde, werd Lord Lovat gemobiliseerd en werd Captain in de Lovat Scouts, een eenheid die door zijn vader tijdens de Boerenoorlog was gevormd.
Het volgende jaar meldde hij zich vrijwillig voor een van de nieuwe commado eenheden die door het Britse leger werden gevormd en werd uiteindelijk bij 4 Commando geplaatst. Op 3 maart 1941 deden 3 en 4 Commando een aanval op de door de Duitse bezette Lofoten. Tijdens die succesvolle aanval verwoesten de commado’s een aanzienlijk aantal fabrieken voor visolie, benzinedepots en 11 schepen. Ze bemachtigden ook coderingsapparatuur en codeboeken. Naast de vernietiging van materiaal namen de commando’s 216 Duitsers gevangen en 315 Noren kozen ervoor de commando’s te vergezellen terug naar Engeland.
Als Temporary-Major voerde Lord Lovat het bevel over 100 man van No 4 Commando en een detachement van 50 man van het Canadese Carletoon and York Regiment in een aanval op het Franse kustplaatsje Hardelot in april. Lord Lovat werd in 1942 Acting Lieutenant-Colonel en werd benoemd tot bevelvoerend officier van No 4 Commando dat hij leidde tijdens de mislukte aanvasl op Dieppe op 19 augustus. Zijn eenheid behaalde het enige succes van die aanval toen zij een batterij van zes 150mm kanonnen aanvielen en vernietigden. De aanval als geheel was een rampzalige mislukking, er werden meer dan 4.000 verliezen geleden, overwegend Canadezen.
Lord Lovat werd uiteindelijk Brigadeer en werd in 1944 commandant van de nieuw gevormde 1 Special Service Brigade. Lord Lovat’s brigade werd tijdens de invasie van Normandië op 6 juni 1944 op Sword Beach aan land gezet. Lord Lovat zou aan land zijn gekomen met een witte trui met "Lovat" in de kraag onder zijn oorlogstenue, slechts bewapend met een oud Winchester geweer. Lord Lovat gaf zijn persoonlijke doedelzakspeler, Bill Millin opdracht de commando’s met muziek aan land te brengen, in tegenstrijd met duidelijke orders een dergelijke actie tijdens het gevecht niet toe te staan.
Lovat’s troepen stootten snel door, Lovat ging zelf met delen van zijn Brigade vooruit van Sword Beach naar de Pegasus Bridge die fel verdedigd werd door mannen van de 6th Airborne Division die in de vroege morgenuren waren geland. De commando’s van Lord Lovat arriveerden bijna precies op tijd, twee minuten te laat (waarvoor Lord Lovat zijn excuses aanbood aan Major John Howard, Ox and Bucks). Het beeld van zijn commando’s die aankwamen werd onsterfelijk gemaakt in de film De Langste Dag. De commando’s staken de Pegasus brug over bij de muziek van de doedelzak van Bill Millin maar het oversteken in een grote groep in plaats van kleine groepen te laten oversteken om vuur van sluipschutters te vermijden, leidde tot de dood van 12 man waarvan de meeste door hun baretten door het hoofd werden geschoten (de mannen die de brug overkwamen droegen vanaf dat moment hun helmen). Hij ging verder met het opzetten van defensieve posities rond Ranville, ten oosten van de rivier de Orne.
De bruggen werden later op de dag ontzet door eenheden van de Britse 3rd Infantry Division.
Tijdens een aanval op Bréville op 12 juni raakte Lord Lovat zwaar gewond toen hij naar een artillerie bombardement van de 51st Highland Division keek. Een afzwaaier miste het doel en kwam tussen de officieren terecht waardoor Lieutenant-Colonel A.P. Johnston, bevelhebber van het 12th Parachute Battalion om het leven kwam en Brigadeer Hugh Kindersley van de 6th Airlanding Brigade ernstig gewond raakte.
Lord Lovat herstelde volledig van de ernstige verwondingen die hij in Frankrijk had opgelopen maar kon niet terugkeren naar het leger. Winston Churchill bood aan dat hij Captan werd van het Honourable Corps of Gentlemen-at-Arms in het Hogerhuis; Lord Lovat sloeg het aanbod echter af en kwam in 1945 in de regering als onderstaatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Later werd hij Minister van Economische Oorlogvoering en trad af na de verkiezingsnederlaag van Churchill na de oorlog.
Lord Lovat bleef gedurende zijn hele verdere leven betrokken bij de politiek, in het Hogerhuis en bij het Inverness County Council. Hij besteedde veel tijd aan de landgoederen van de familie. Hij was Chieftain van de Lovat Shinty Club, het plaatselijke shinty team dat zijn naam draagt. Lord Lovat kreeg zware tegenslagen in de laatste jaren van zijn leven; hij raakte financieel aan de grond en twee van zijn zoons kwamen binnen enkele maanden na elkaar bij ongelukken om het leven. Een jaar voor zijn dood in 1994 werd de traditionele residentie van de familie, Beaufort Castle verkocht.
Doedelzakspeler Bill Millin, Lord Lovat’s persoonlijke doedelzakspeler die de commando’s op D-Day met muziek aan land had gebracht, speelde op de begrafenis van Lord Lovat.
In een brief aan Josef Stalin omschreef Winston Churchill Lord Lovat eens als "de knapst uitziende man die ooit iemand de keel afsneed."
Bevorderingen en loopbaan:
5 february 1930: 2nd Lieutenant
27 augustus 1934: Lieutenant
1 december 1937: vaste aanstelling neergelegd
7 june 1939: reserve aanstelling neergelegd
8 july 1939: Captain
2 oktober 1942: Major (war sub)
15 maart 1944: Lieutenant-Colonel (war sub)
April 1946: Honorair Brigadier
16 june 1962: pensionering
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!