Henk Kistemaker was een zoon uit een NSB gezin. Onder druk van zijn Duitsgezinde vader en in een hang naar avontuur meldde hij zich, na een periode van lange werkeloosheid, in 1941 bij de Waffen-SS aan. Na zijn opleiding werd hij aan het regiment Germania van de Wiking divisie toegevoegd. Wiking was de eerste SS-divisie waarin Duitsers, Volksduitsers en Germaanse vrijwilligers naast elkaar vochten. Zijn regiment was echter vrijwel geheel samengesteld uit Duitsers. Binnen zijn compagnie was hij ingedeeld bij een mortiergroep. Na de eerste gevechten tijdens operatie Barbarossa, de aanval op Rusland, kreeg hij de indruk dat de zaak snel bekeken zou zijn. Zeker na het zien van de grote hoeveelheden krijgsgevangenen en de slechte bewapening en training van de Russen. Die winter liep hij zijn eerste, maar lichte verwonding op en lag hij na zijn herstel bij de rivier de Mius in stelling. In februari ‘42 volgde zijn tweede, maar zwaardere verwonding als gevolg van een inslag van een tankgranaat. Hij lag met verwondingen aan zijn knie, arm, hals en hoofd vier weken in een veldhospitaal in Grishino. Nadat de koorts was verdwenen, werd hij overgeplaatst naar een SS-hospitaal in Polen. Aansluitend aan zijn herstel bracht hij twee weken met verlof door in Nederland.
Zes dagen na zijn verwonding op 28 februari werd vrijwel zijn gehele bataljon uitgeroeid. Na zijn verlof moest hij zich melden bij het Ersatz batallion (een vervangings-/opleidingsbataljon) van Germania in Arnhem. Met Wiking, dat omgevormd was naar een Panzergrenadier Division, trok hij in juli 1942 op naar de Kaukasus en nam hij deel aan de aanval op Malgobek in oktober. Hij diende tijdens deze campagne in een MG groep (Machine Gewehr Gruppe). In januari 1943 ondersteunde Wiking, en daarmee ook Germania, de aanval van Panzergruppe Hoth om het 6. Armee van Paulus uit de omsingeling bij Stalingrad te ontzetten. In dezelfde maand raakte Kistemaker voor de derde keer gewond. Dit maal bij een actie om de bemanning van een T-34 uit te schakelen. Ook nu ging Kistemaker, na een verblijf in een ziekenhuis in Wenen, op verlof in Nederland. Hierna meldde hij zich in Klagenfurt alwaar hij bevorderd werd tot Rottenführer en overgeplaatst werd naar een Panzerabteilung. Na nog een laatste maal voor een korte periode als infanterist in Kroatië te zijn ingezet, volgde de opleiding op de PzKpfW V; de Panther.
Eind maart en begin april 1944 vond zijn eerste inzet plaats bij Cholm, Polen als telegrafist in een tank. De pantsertroepen lagen tussen de defensieve gevechten in, vaak achter het front, om materiaal en manschappen te sparen. Zo werd, na een periode van relatieve rust, Kistemaker begin juli weer ingezet bij Kruhel en Maciejow. Volgens de schrijver vernietigde zijn eenheid bij deze laatste plaats 107 tanks zonder verliezen. Hij verdiende bij deze actie het Eisernes Kreutz 1. Klasse. Daarna volgde de terugtocht naar Praag en de aanval op Czemery waarbij zijn tank werd uitgeschakeld door een mijn. Begin augustus voerde zijn eenheid een aanval uit op de Russische troepen die richting Warschau stootten. Hierbij werd zijn tank opnieuw uitgeschakeld, dit maal door anti-tank geschut. De verslechterende situatie voor de Duitsers werd ook aan het front steeds meer voelbaar. Terwijl in Warschau de Poolse opstand werd neergeslagen door verschillende eenheden, lag Kistemaker in stelling rondom de stad. Na een gedwongen terugtrekking volgde de aanval op Stanislawow met ondersteuning van een bataljon van Westland, een regiment van Wiking waarin veel Nederlanders vochten. De laatste maanden van 1944 stonden in het teken van felle verdedigingsgevechten, maar ook van relatieve rust. In januari 1945 werden er samen met 3. SS-Panzer-Division Totenkopf verschillende aanvallen op Boedapest ondernomen om de daar ingesloten troepen te ontzetten. De aanvallen mislukten, hoewel Boedapest door de periscopen te zien was. Na deze acties ontving Kistemaker het Panzerkampfabzeichen III. Stufe voor 50 tankgevechten.
Eind maart 1945 trok Wiking zich vanuit Hongarije terug naar Oostenrijk waarna het zich na enkele gevechten overgaf op 8 mei en vervolgens in Amerikaanse krijgsgevangenschap marcheerde. In oktober 1945 werd Henk Kistemaker overgebracht naar Nederland en veroordeeld tot vijf jaar gevangenschap. Eind 1948 kreeg hij gratie, zoals veel van zijn veroordeelde lotgenoten, ter gelegenheid van het 50 jarige regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina. In 1945 was hij, op 22 jarige leeftijd en na vier jaar vechten aan het oostfront, een onderscheiden oorlogsveteraan.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!