- Periode:
- Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
- Rang:
- Onderluitenant der Infanterie
- Eenheid:
- Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger
- Toegekend op:
- 26 juni 1946
Voordracht:
"Heeft zich in den strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw onderscheiden door op 13 mei 1940 te Overschie bij voortduring en met volkomen verachting van het hevigste vijandelijk vuur, moedig, kalm en vol beleid tegen de Duitschers voorwaarts te dringen.
Hij vermocht de weinige aan zijn bevelen toevertrouwde soldaten te bezielen, waardoor den talrijker, zwaarder en beter bewapenden vijand ernstige verliezen werden toegebracht. De hem onder een Vaandrig toegezonden versterking (waarvan een deel nimmer in het vuur was geweest) wist hij, toen een deel van deze troepen weifelde, door zijn voorbeeld op te wekken en voorwaarts te doen gaan.
Dit alles deed hij, ondanks de pijnen, gevolg van een ricochetschot aan een van zijn dijbenen en zijn groote vermoeidheid. Toen later een gedeelte van de troepen dreigde te vluchten, greep hij op last van zijn kapitein in en kon hij de manschappen weder verzamelen, waardoor erger werd voorkomen."
Koninklijk Besluit Nr. 41 dd. 26 juni 1946.