Clayton Fisher kwam in contact met het vliegen in zijn woonplaats Janesville, Wisconsin waar een grasveld naast zijn huis werd gebruikt door zogenaamde barnstormers. Die namen hem in diverse typen vliegtuigen mee de lucht in. Later ging hij bij de Wisconsin National Guard bij de Tank Company van de 32nd Division. Hij ging naar de Universiteit van Wisconsin en kon vervroegd ontslag krijgen uit de National Guard. Zonder zijn studie af te maken ging hij naar de Marine om opgeleid te worden tot piloot.
Nadat hij medisch was goedgekeurd werd hij in november/december naar het Naval Air Station (NAS) Glenview gestuurd voor een oriënterende vliegopleiding. In januari 1941 ging hij naar de primaire vliegopleiding op NAS Jacksonville, Florida. In juni volgde Clayton Fisher de operationele vliegdektraining op Opa Locke, Miami, Florida. Hij rondde op 8 augustus 1941 zijn training af , ontving zijn wings en een aanstelling als Ensign, Naval Reserve. Daarna werd hij geplaatst bij Bombing Squadron 8 (VB-8) aan boord van de U.S.S. Hornet (CV-8). In september 1941 ontmoette hij zijn toekomstige vrouw, Anne Koster, 2nd Lieutenant en verpleegster. Ze werkte in het Doctor’s Hospital in Washington D.C.
Fisher onderging intensieve training in de Verenigde Staten, op de Atlantische Oceraan en in het Caraibische gebied.
Clayton en Anne trouwden op 18 februari 1942.
Clayton Fisher was getuige van de experimenten met de B-25 bommenwerpers aan boord voorafgaand aan de Doolittle-raid en tijdens de raid zelf.
Tijdens de slag om Midway vloog Fisher in totaal vijf missies met VB-8 met de Douglas SBD duikbommenwerper. Op 6 juni 1942 plaatste hij een voltreffer op de Japanse destroyer Arashio, het schip overleefde de aanval echter. In 1943 werd Fisher overgeplaatst naar NAS Vero Beach op Glenview als operationeel vlieginstructeur.
In de jaren 1946 en 1947 diende hij op NAS Kodiak op de Aleoeten en werd ook piloot van een watervliegtuig. In 1948 ging Fisher naar de Navy Line School in Monterey, Californië. In 1949 kwam hij op de Afdeling Vliegtuigwapens op het Bureau Marinewapens in Washington D.C. als administrateur contracten. In 1950 zou Fisher het commando krijgen over een squadron straaljagers bij de Atlantische vloot maar hij verzocht overplaatsing naar de Pacific vloot. Hij werd toen Executive Officer van Fighter Squadron 53 aan boord van de U.S.S. Essex. Tijdens de Koreaanse oorlog tussen 1951 en 1952 vloog hij in totaal 80 gevechtsmissies als piloot van een Corsair jager vanaf de U.S.S. Essex.
In 1953 werd hij toegevoegd aan de Schools and Training Desk van de afdeling personeel ComAirPac op NAS North Island in San Diego, Californië en in 1954 werd hij als bevelvoerend officier twee jaar gedetacheerd bij het Basic Instrument Training Squadron op Corry Field. Tegen 1955 werd hij bevelvoerend officier van het Utility Squadron 3 in San Diego. Zijn laatste functie was Officier Luchtoperaties op NAS Miramar van 1958 tot 1961 toen hij er commandant van werd.
Na zijn ontslag uit de dienst werd hij handelaar in aandelen en dreef eindelijk zijn eigen onderneming.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!