Job Wilhelm Georg Erwin Erdmann von Witzleben (4 december 1881 in Breslau – 8 augustus 1944 in Berlijn-Plötzensee) was een Duitse officier en op het laatst generaal-veldmaarschalk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij opperbevelshebber van het leger en verzetsstrijder die betrokken was bij de aanslag op 20 juli 1944. Als de aanslag op Hitler zou lukken, dan zou hij volgens de gezworenen de opperbevelshebber van de gehele Wehrmacht worden.
Westfeldzug
In september 1939 nam hij toen hij net als Generaloberst gepromoveerd was het opperbevel van het in het westen gestationeerde eerste leger over. Bij de aanval op Frankrijk op 10 mei 1940 hoorde Witzleben bij Heeresgruppe C onder het bevel van Generaloberst Wilhelm Ritter von Leeb. Dit legeronderdeel doorbrak op 14 juni de Maginot-Linie en dwong op 17 juni meerdere Franse divisies te capituleren. Hiervoor kreeg Witzleben, samen met elf andere generaals het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes op 19 juli 1940. Hij werd toen ook gepromoveerd tot generaal-veldmaarschalk. In 1941 werd hij benoemd tot opperbevelshebber West als opvolger van generaal-veldmaarschalk Gerd von Rundstedt, maar hij werd midden maart 1942 naar de Führerreserve verplaatst en opnieuw door Rundstedt vervangen. Men zei dat hij verplaatst werd vanwege zijn slechte gezondheid, maar het is waarschijnlijker dat hij verdacht werd deel uit te maken van het militaire verzet dat onder leiding van Franz Halder stond. Halder had zich inmiddels van het verzet gedistantieerd.
20 juli 1944
In 1944 had Erwin von Witzleben een sleutelpositie in de staatsinrichtingsplannen van de gezworenen rondom Claus Schenk Graaf van Stauffenberg. Terwijl Generaloberst Ludwig Beck als tijdelijk staatshoofd en Generaloberst Erich Hoepner als bevelshebber van het vervangende leger ingezet zou worden, zou generaal-veldmaarschalk von Witzleben na de dood van Hitler als soldaat met de hoogste rang het opperbevel over de gezamenlijke Wehrmacht overnemen. Witzleben had zich op 20 juli eerst in de Bendlerstraße opgehouden en werd op de dag erop door zijn adjudant Wilhelm Graf zu Lynar gevangen genomen en later op het zogenaamde "Ehrenhof" onder leiding van generaal-veldmaarschalk Gerd von Rundsted "eerloos buiten de Wehrmacht uitgestoten", zodat de Rijksoorlogsrechtbank niet meer voor zijn veroordeling verantwoordelijk was.
Volkrechtsbank en dood
Witzleben hoorde samen met Hoepner en zes andere kameraden tot de eerste groep aangeklaagden die zich op 7 en 8 augustus voor de volksrechtsbank vanwege hoogverraad moesten verantwoorden. De leiding werd gegeven door president Roland Freisler. Aan het begin van de verhandelingen toonde von Witzleben de Hitlergroet. Dit verbood Freisler, omdat de aangeklaagde in zijn ogen geen eer zou hebben en volgens hem alleen "eervolle volksgenoten" toestemming hadden de groet te gebruiken.
Tijdens het schouwproces moest hij constant zijn broek omhooghouden, omdat de geheime staatspolitie zijn bretels hadden ingenomen en hij tijdens zijn gevangenschap ernstig vermagerd was. Freisler reageerde daarop met de vraag "Waarom houd je constant je broek vast, oude vieze man?"
Hij werd op 8 augustus 1944 ter dood veroordeeld. De laatste woorden van Witzleben waren aan Freisler gericht en zouden de volgende geweest zijn: "U kunt ons overleveren aan de beul. Over drie maanden zal het uitgeputte en gekwelde volk u tot verantwoording roepen en zal zij zich in levende lijven door de uitwerpselen van de straat slepen."
Nog op de dag van het oordeel werd Erwin von Witzleben in de strafgevangenis Berlijn-Plötzensee op uitdrukkelijk bevel van Hitler opgehangen.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!