Ernst Wilhelm Bernhard Busch (6 juli 1885 in Steele bij Essen – 17 juli 1945 in Aldershot, Hampshire, Engeland) was een Duitse officier en op het laatst veldmaarschalk tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was één van de trouwste aanhangers van Hitlers en medeverantwoordelijk voor de ineenstorting van Heeresgruppe Mitte tijdens het Sovjetse zomeroffensief operatie Bagration.
Jaren 30
Op 1 september 1935 werd Busch tot generaal-majoor en tegelijkertijd commandant van de 23ste infanteriedivisie benoemd. Op 1 oktober 1937 volgde de promotie tot generaal-luitenant. Tijdens de Blomberg-Fritsch-crisis aan het einde van januari en begin van februari 1938 stond hij duidelijk aan de kant van Hitler en werd hij daarom gepromoveerd tot generaal van de infanterie en als commanderende generaal van het VIIIste (achtste) Armeekorps en bevelhebber in Wehrkreis VIII in Breslau ingezet. In de zomer van 1938 keerde hij zich tijdens een ontmoeting met generaals samen met Walter von Reichenau tegen generaalstafchef Ludwig Beck toen hij de agressieve politiek van Hitler tegen Tsjechoslowakije fout presenteerde ( Sudetencrisis). Over het algemeen hoorde Busch samen met Walter von Reichenau, Wilhelm Keitel en Alfred Jodl tot de trouwste aanhangers van Hitler en hij was het dan ook volledig eens met de aanvalsplannen op Polen.
Busch was een criticus van de door Heinz Guderian ontwikkelde tankgroep als zelfstandige wapensoort. Hij erkende de mogelijkheden van de moderne techniek, maar stond toch op de bepalende rol van de infanterie en vond dat tanks tijdens slachten alleen een ondersteunende rol toekwam. Hij verbond dit aanzicht met het sociaal darwinistische gedachtegoed. Het slachtveld zou volgens hem in een werk dat door hem in 1937 geschreven werd de plek zijn waar natuurlijke selectie zou plaatsvinden.
„De oorlog van de toekomst zal een totale oorlog zijn, een oorlog die de drie dimensies – land, water en lucht zal gebruiken, een volksoorlog met alle politieke, wetenschappelijke en psychologische krachten [… Het is vanzelfsprekend] dat in de toekomst oorlog zonder medewerking van mechanische en gemotoriseerde eenheden en ook zonder gebruik van motoren ondenkbaar is. […] De plek van de aanval, waar de infanterie soldaat ook in de oorlog van de toekomst de belangrijkste last van de strijd zal dragen, is tegelijkertijd de plek van de overwinning of het sterven."
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Polenveldtocht veroverde Busch met het VIIIste (achtste) Armeekorps Krakau en stootte hij door tot Lemberg (vandaag Oekraïne, 1918-1939 Pools). Hij ontving aansluitend het opperbevel over het nieuwgevormde 16de Armee. Hiermee werd hij tijdens de Westfeldzug aan de linker vleugel van Heeresgruppe A ingezet. Vanwege zijn leiding werd hij op 26 mei 1940 met het Ritterkeuz onderscheiden. Op 19 juli 1940 werd hij gepromoveerd tot Generaloberst. Tot mei 1941 verbleef Busch met het 16de Armee in Frankrijk.
Bevelhebber van het 16de Armee tijdens de Duits-Sovjetse Oorlog.
Met het begin van de Duits-Sovjetse oorlog was Busch’ 16de Armee in het verband van Heeresgruppe Nord aan de zuidelijke vleugel. In de tweede week van augustus 1941 veroverde de 16de Armee Staraja Russa zuidelijk van het Ilmenmeer waar zij riskeerde door het 38ste Sovjetse Armee ingesloten te worden. Daarom moest het LVIste (56ste) gemotoriseerde Armeecorps dat onder leiding stond van Erich von Manstein zijn aanval op Leningrad afbreken, zodat het 38ste Sovjetse Armee verslagen kon worden.
Tijdens het Sovjetse winteroffensief dat op 8 januari 1942 begon, braken vijf legers van het Sovjetse noordwestfront de verdediging van het 16de Armee tussen het Seligermeer en het Ilmenmeer. Busch beval volgens de aanwijzingen van Adolf Hitler zijn corps-commandanten hun positie koste wat het kost te behouden, hoewel dit vanwege de ongunstige krachtverhoudingen in combinatie met de winterse omstandigheden en temperaturen van -40 graden praktisch onmogelijk was. Het resultaat van Busch’ bevel was dat 5500 Duitse soldaten op 28 januari 1942 in de stad Cholm werden ingesloten. Het tweede Armee-Korps werd op 8 februari 1942 in de omgeving van Demjansk ingesloten. De verbinding met Heeresgruppe Mitte ging volledig verloren en de 290ste infanteriedivisie werd compleet verslagen. Busch had geluk dat de Sovjetse groepen na hun doorbraak in zuidelijke richting in de rug van Heeresgruppe Mitte doorstootten alwaar zij werden opgehouden door het XXXXIste (31ste) Armeekorps onder leiding van generaal-luitenant Walter Model.
Generaloberst Georg von Küchler was ontevreden met Busch‘ leiding. von Küchler drong samen met generaalstafchef Franz Halder erop aan dat Busch uit zijn ambt ontheven zou worden. Hier werkte Busch’ trouw bij Hitler in zijn voordeel. Hitler bepaalde de strijd en Busch kon aanblijven als bevelhebber van het 16de Armee, hoewel hij niet langer zelfstandig de leiding over het commando had.
Het 16de Armee werd in de lente versterkt, zodat in april 1942 overgegaan kon worden over het in bezit brengen van Demjansk en in mei 1942 ook de opheffing van de Sovjetse bezetting van Cholm gerealiseerd kon worden. Vanaf de zomer van 1942 richtten zich de Sovjetse aanvallen tot januari 1944 op het verder noordelijk geleden 18de Armee, die de blokkade van Leningrad in stand hield. Busch’ leger concentreerde zich op afweergevechten bij Demjansk en Staraja Russa zodat de Generaloberst voorlopig geen kritische situatie te boven moest komen. Ondanks zijn middelmatige prestaties als bevelhebber van het 16de Armee werd hij als aanhanger van Adolf Hitler op 1 februari 1943 samen met Ewald von Kleist en Maximilian von Weichs gepromoveerd tot generaal veldmaarschalk. In augustus 1943 ontving Busch het Eichenlaub zum Ritterkreuz.
Nadat opperbevelhebber van Heeresgruppe Mitte Günther von Kluge op 12 oktober 1943 bij een auto ongeluk zwaar gewond raakte, droeg Hitler het commando van de Heeresgruppe over op Busch.
Bevelhebber van Heeresgruppe Mitte
De opgaves van een Heeresgruppenbevelhebber bleken teveel voor Busch. Hij was niet echt geschikt en hij was zich hiervan ook bewust, Hij neigde de bevelen van Hitler absoluut te vertrouwen. Een bevel van Hitler moest volgens Busch altijd opgevolgd werden. Volgens de Amerikaanse historicus Earl Ziemke werd het hoofdkwartier van Heeresgruppe Mitte onder leiding van Busch een "ideeëloos werktuig dat enkel bevelen van de Führer doorgaf."
Onder Busch stonden met Generaloberst Georg-Hans Reinhardt (derde Panzer-Armee), Generaloberst Gotthard Heinrici (vierde Armee) en Generaloberst Walter Weiß (tweede Armee) ervaren bevelhebbers. Daardoor lukte het in de winter van 1943/44 de positie van Heeresgruppe Mitte te behouden. De enige zware tegenslag was het verlies van spoorknooppunt Newel. Tijdens de zogenaamde "Rollbahnschlachten" bij Witebsk en Orscha die van januari 1944 tot maart 1944 duurden, kon het front van Heeresgruppe Mitte aangehouden worden. Busch droeg zelf amper aan dit succes bij. Dit succes werd door de propaganda van de NS in de lente van 1944 wel intensief uitgebuit.
Doordat er foute informatie geleverd werd door de afdeling "Fremde Heere Ost" liet Busch toe dat zijn Heeresgruppe in de lente van 1944 door bijna alle beweeglijke en gepantserde eenheden (met uitzondering van de 20ste Panzer-divisie) geëxposeerd werd. Zijn ondergeschikte Armeebevelhebbers waren zich bewust van de onhoudbaarheid van de voorsprong aan het front door de Heeresgruppe. Zij probeerden daarom Busch meerdere malen te overtuigen bij Hitler toestemming te vragen om zich terug te trekken. Eerst gaf Busch toe en hergroepeerde hij, zodat de frontlinie van de Heeresgruppe aanzienlijk korter werd. Toen hij op een bespreking op 20 mei 1944 probeerde toestemming van Hitler te krijgen om zich terug te trekken, vroeg Hitler hem of hij bij de generaals hoorde "die achterom keken". Busch was hierdoor diep geraakt en nam afstand van de terugtrekkingsplannen en zette ze ondanks felle protesten van zijn Armeebevelhebbers niet om. In plaats daarvan werden de door Hitler gedefinieerde "vaste plekken" Witebsk, Orscha, Mogilew en Bobruisk verder versterkt.
Het overmachtige Sovjetse zomeroffensief dat op de derde verjaardag van de Duitse aanval op 22 juni 1944 begon, kon niet tegen Heeresgruppe Mitte op en al op de tweede dag van het offensief brak de frontlinie. De door Hitler voorgegeven starre verdedigingstactiek van de "vaste plekken" hield geen rekening met de asymmetrische krachtverhouding tussen de Duitse en Sovjetse krachten. Busch informeerde het Oberkommando des Heeres onvolledig over de werkelijke positie van de Heeresgruppe en blokkeerde daarmee elke terugtrekbeweging. Pas op 26 juni vloog hij naar Hitler op de Obersalzberg om toestemming te vragen de oorlogsvoering bewegelijker te maken. Hitler wees Busch opnieuw af, maar begreep dat er voor de Heeresgruppe een catastrofe aanstond.
Busch had vanaf 27 juni geen overzicht over de werkelijke positie. In de ochtend van 28 juni 1944 vroeg hij het Oberkommando des Heeres telefonisch opnieuw om de "vaste plekken" Bobruisk en Mogilew vrij te geven. Op beide plekken was de vernietiging van de grote corpsverbanden al onafwendbaar. Busch werd als opperbevelhebber ontslagen en in de avond van 28 juni door generaal-veldmaarschalk Walter Model vervangen. Hij vatte dit ontslag persoonlijk op, omdat hij de bevelen van Hitler altijd trouw had opgevolgd. Busch verliet daarom op 29 juni zijn post zonder Model op de tegengestelde positie te wijzen waarin de troepen zich nu moesten bewegen. Model was op zijn beurt maar gedeeltelijk bekend met het gebied. Door zijn onzelfstandige handelen, droeg hij gedeeltelijk de schuld voor het ineenstorten van Heeresgruppe Mitte.
Eindfase van het Derde Rijk
Na deze nederlaag scheen de militaire carrière van Busch ten einde. Hij trok zich terug naar Silezië en later Ostbevern. Nu zorgde zijn loyaliteit tegenover Hitler ervoor dat hij niet voor een Duitse oorlogsrechtbank terecht kwam. Los daarvan knaagde de catastrofale ondergang van Heeresgruppe Mitte aan zijn geweten. In juli 1944 werd hij als "gebroken" en "depressief" omschreven. Al snel gingen verhalen rond dat hij zelfmoord gepleegd had. Op aanraden van Generaloberst Guderian die na de aanslag van 20 juli 1944 tot Chef des Generalstabes des Heeres benoemd werd, liet Hitler Busch de afscheidstoespraak voor generaal van de Infanterie Rudolf Schmundt houden. Schmundtt stierf ten gevolge van de aanslag op 22 juli 1944 op 1 oktober 1944.
In april 1945 nam Busch publiekelijk Heeresgruppe H over. Deze Heeresgruppe werd kort daarop vernoemd naar Heeresgruppe Nordwest. Als opvolger van grootadmiraal Karl Dönitz, die na Hitler zijn dood "Staatsoberhaupt" werd en als opperbevelhebber van de Wehrmacht was uitgerukt, werd Busch in de laatste dagen van de oorlog nog "Oberbefehlshaber Nord" (dat betekent dat hij bevelhebber werd van alle troepen die in Noord-Duitsland nog over waren). Busch’ hoofdkwartier bevond zich begin mei 1945 bij Flensburg in Kollerup wat ongeveer 10 kilometer van Flensburg-Mürwik was. In Flensburg-Mürwik was de laatste rijksregering onder Karl Dönitz gestationeerd. Na de gedeeltelijke capitulatie in het noordwesten op 4 mei door generaal-admiraal Hans-Georg von Friedeburg, onder autorisatie van Dönitz tegenover de Britse generaal-veldmaarschalk Barnhard Montgomery op de Lünenbergse Heide werd ondertekend, gaf Busch zich over aan de geallieerden.
Gevangenschap en dood
Na zijn gevangenname op 23 mei 1945 werd Busch naar Engeland gebracht en daar in het Lager Aldershot in het graafschap Hampshire geïnterneerd. Daar stierf hij als gebroken man op 17 juli van ditzelfde jaar aan Angina pectoris. Hij werd zonder ceremonie op de Duitse oorlogsbegraafplaats Cannock Chase begraven.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!