- Periode:
- Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
- Rang:
- Sergeant
- Eenheid:
- South African Forces
- Toegekend op:
- 24 november 1942
Aanbeveling:
Tijdens de val van Tobroek ontsnapte Sgt. Norton uit de omheining met 22 man van zijn compagnie onder Lt. L.H. (Lawrence Herbert) Baillie, No. 8872, Kaff. Rifles, U.D.F. die is voorgedragen voor een M.C.
Ze werden vanuit diverse posities beschoten en werden gedwongen terug te keren binnen de omheining waar ze zich op 21.6.42 om 13:00 uur bij de Camerons voegden (the Queen’s Own Cameron Highlanders) met wie ze tot 02:00 uur op 22.6.42 doorvochten.
Toen de Camerons het vuren staakten, braken Lt. Baillie en Sgt. Norton samen uit omdat Lt. Baillie de compagnie in groepjes van twee had gesplitst om meer kans te hebben er door te komen.
Op de eerste dag kwamen er twee Camerons bij Lt. Baillie, Cpl. S.W. Monagan, No. 2928457 (nog steeds vermist) en Pvt. Frank Jarvis, No 2928456, die is voorgedragen voor een M.M. De volgende dag kwamen twee anderen bij de groep, Pvt. H.C. (Hendrik Christiaan) van der Merwe, 214368, 7th S.A. Recce Bn. (die is voorgedragen voor een M.M.) en chauffeur R.J. (Robert Johnstone) Hossack, No 812659, R.A. (die een M.M. heeft ontvangen).
Hun route liep van Sidi Rezegh naar de kust, zuid via Sidi Azeis en Capuzzo, door het prikkeldrasad naar punt 206, oost in de richting van Mersa Matruh naar de kust, oost naar Sidi Barrani – de baai van Rakham, om Mersda Matruh heen, de weg naar Siwa oversteken, oost via de woestijnweg 24 kilometer ten westen van El Reteima, ze reden van daar in een vrachtwagen pal naar het oosten naar Abu Dweis en de Qattarra inzinking, ze liepen nadat ze een vijandelijk mijnenveld waren gepasseerd totdat ze contact maakten met de Nieuw Zeelanders.
Tijdens het eerste deel van de reis waren ze drie keer door de vijand aangevallen en hun algemene conditie was zo slecht dat ze op weg naar Mersa Matruh negen dagen in een oase moesten rusten. Om aam voedsel te komen namen ze twee Italianen en hun tank gevangen waarin 42 blikjes corned beef en koekjes zaten. Lt. Baillie liet de Italianen vrij en zij antwoordden met het nieuws dat Mersa Matruh in Duitse handen was, dus moesten ze hun route wijzigen.
Op 14.7.42 gingen vier man van de ploeg weer op weg, Cpl. Monagan en chauffeur Hossack hadden hen op respectievelijk de 6de en de 7de al verlaten en waren vooruit gegaan.
24 kilometer ten westen van El Reteima, nadat ze meer dan 480 kilometer hadden gelopen, bouwden ze een wagen van verschillende wrakken die ze vonden. Daarmee passeerden ze sterk bezette vijandelijke linies en reden de wagen zelfs langs een bewaakte wegversperring.
De reis, die grotendeels te voet werd afgelegd, duurde 38 dagen en de ploeg leed aan ernstige onderkoeling, honger, dorst en stukgelopen en opgezwollen voeten. Lt. Baillie gaf hoog op van Sgt. Norton’s moed en toewijding in zijn rol van onderbevelhebber van de ploeg.
Deze ontsnapping was een fraai staaltje van moed, uithoudingsvermogen en vastberadenheid, in het bijzonder tegen het einde toen de ploeg ondanks volledige uitputting de vijandelijke linies passeerde in een wagen die ze zelf hadden gemaakt.
LG 35794/5091