Vincenz Müller begon direct na school een loopbaan in het leger. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij als Leutnant aan de Duitse militaire missie in Turkije. Na de Eerste Wereldoorlog trad hij toe tot de Reichswehr en diende als Zugführer bij een Pionier-Bataillon in Ulm en bij het Werhkreiskommando in Ulm en bij het Wehrkreiskommando V in Stuttgart. In 1923 werd hij overgeplaatst naar het Reichswehrministerium te Berlijn. Tot 1933 behoorde hij daar tot de staf van Kurt von Schleicher. Müller was ondertussen bevorderd tot Hauptmann en ging via een functie als Kompaniechef 7.Pionier-Bataillon naar de staf van de Befehlshaber Wehrkreis III.
Vanaf 1933 tot 1935 trad hij op als leidinggevende bij de mobilisatiestaf binnen het Wehkreiskommando VII te München en tot 1937 als leider van de Gruppe Mobilmachung Generalstab des Heeres.*
De aanvang van de Tweede Wereldoorlog maakte Müller mee als 1. Generalstabsoffizier (Ia) van Heeresgruppe 2 te Kassel. Hier volgde zijn bevordering tot Oberst. Tot 1943 was hij Chef des Stabes bij het Armeeoberkommando (AOK) 17 te Zakopane, Tsjechoslowakije. In 1943 volgde een bevordering tot Generalleutnant en de aanstelling tot Kommandeur 56.Infanterie-Division bij het 4.Armee. Met de 4.Armee raakte hij in Sovjet krijgsgevangenschap. Hij werd hierbij veroordeeld wegens oorlogsmisdaden maar trad tot tot het Nationalkomitee Freies Deutschland en de Bund Deutscher Offiziere en volgde een heropvoedingscursus.*
Na zijn vrijlating uit gevangenschap in 1948 trad hij toe tot de National-Demokratische Partei Deutschlands (NDPD) in Oost-Duitsland en was van 1949 tot 1952 de Vice-voorzitter van deze partij en Vice-voorzitter van de Volkskammer (Oost-Duitse parlement). In 1952 werd hij als Generalleutnant geplaatst bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en werd in 1953 plaatsvervangend Chef bij de Kasernierte Volkspolizei en Stafchef. In 1956 werd hij bij de stichting van het Oost-Duitse leger, de NVA, overgeheveld naar het Ministerie van Nationale Verdediging. Via zijn contacten met veteranen in Beieren, trad hij in 1955 en 1956 in het geheim in contact met de toenmalige West-Duitse minister van Financiën, Fritz Schäffer (CSU) en voerde gesprekken over de mogelijkheden van een Duits-Duitse hereniging. Hierdoor werd hem in Oost-Duitsland steeds meer beperkingen opgelegd en werd hij in 1958 met pensioen gestuurd. In 1961 kwam hij om het leven door een val van zijn balkon. Vanwege eerdere zenuwinzinkingen en gezondheidsproblemen, wordt aangenomen dat hij zelfmoord heeft gepleegd.*
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!