TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Sluis, Jan Cornelius

Geboortedatum:
22 februari 1924 (Enkhuizen, Nederland)
Overlijdensdatum:
12 september 1990 (Loma Linda/Californië, USA)
Nationaliteit:
Nederlandse

Biografie

"Mijn vader Jan Sluis was 16 jaar toen de oorlog uitbrak. Hij voltooide de HBS in 1941, ondanks dat hij aan een ernstige vorm van astma leed. Uit zijn schoolrapporten blijkt dat hij regelmatig wegens ziekte moest verzuimen", vertelt zijn zoon Paul Sluis uit Oakland in de Verenigde Staten.

"Na zijn examen ging hij in het bedrijf van zijn vader werken", vertelt zijn dochter Marianne. Zij baseert zich op aantekeningen van een gesprek dat zij in 1982 met haar vader had over zijn oorlogsjaren. "Mijn grootvader Jacob Sluis, directeur van ‘Gebroeders Sluis’, exporteerde sperziebonenzaad naar Duitsland en raapzaad naar Frankrijk. Mijn vader kon niet goed met mijn grootvader overweg".

Jan werd in het voorjaar van 1943 opgeroepen voor de verplichte dwangarbeid in Duitsland. Jacob Sluis probeerde via connecties met de Duitsers zijn zoon te werk te laten stellen in een badplaats in de Beierse Alpen. Daar zou de berglucht zijn astma goed doen. Volgens zoon Paul "koesterde mijn vader al langer ernstige bezwaren tegen het collaboreren met de Duitse bezetters, laat staan dat hij wilde meewerken aan hun oorlogsinspanningen. Hij meende dat hierdoor de kans zou toenemen dat zijn oudere halfbroer Joost, die naar Groot-Brittannië was uitgeweken, gewond zou kunnen raken of zelfs zou kunnen worden gedood". Marianne: "Mijn vader en grootvader redetwistten: opa wilde beslist dat papa naar Duitsland zou gaan, papa vond dat onethisch. Hij herinnerde zich dat er tal van jonge Nederlandse mannen in de trein zaten. Hierdoor realiseerde hij zich dat die Beierse bestemming helemaal niet zo bijzonder was. Hij stapte over op een andere trein en dook onder bij zijn andere halfbroer, Willem, in Delft. Destijds hadden Willem en zijn vrouw An een meisje in dienst, Molly Pieterse, Zij nam actief deel aan het verzet. Na enige tijd besloot mijn vader om te verhuizen, zodat hij Willem en An niet langer onnodig tot last zou zijn. Ook wilde hij hen niet in gevaar brengen. Er stond immers de doodstraf op het verbergen van illegalen".

Onderduik in de Biesbosch
In de Tweede Wereldoorlog maakte een wirwar van kreken, grienden, rietvelden en bossen de Biesbosch tot een belangrijke schuilplaats voor onderduikers. De Duitsers waren bang om het gebied te betreden, want hun patrouilleboten konden gemakkelijk vast komen te zitten. Vanuit de Biesbosch kwam al vroeg het verzet tegen de bezetter op gang. In 1943 steeg het aantal ‘illegalen’ omdat veel jonge mannen weigerden in Duitsland te gaan werken. Zij vonden onderdak bij boeren of in één van de ‘arken’, de onderkomens van de traditionele rietsnijders4 . Met Molly’s hulp vond Jan een schuiladres: een ark in de Bruine Kil aan de Krijntjes Weide. In die ark woonden verschillende verzetslieden, waaronder de 22-jarige Karel van Hartingsvelt en Huug Becker, met wie Jan bijzonder bevriend raakte. Marianne:

"Waarschijnlijk waren zijn verzetskameraden op de boot in de Biesbosch zijn beste vrienden ooit. Dick en Egbert waren in militaire dienst geweest. Vanaf eind maart 1944 was ook James McConnell, een Amerikaanse piloot uit Georgia, bij hen ondergedoken".

Elke 4 nachten lieten helpers voorraden achter. De arkbewoners beschikten over een fornuis en enig huisraad, zoals een ketel, dekens, en twee kano's. Marianne herinnert zich dat haar vader vertelde: "Gelukkig kon ik het goed met de anderen vinden. We hadden corvee, dat bestond uit het schoonmaken van de ark en het bereiden van maaltijden. Wij vulden onze tijd met spelletjes, zoals bridgen. Zelf schreef ik veel. Ook beschikten wij over een radio op batterijen. Veelal zwommen en wandelden wij in de omgeving. Bij zonsopgang stonden wij op en gingen slapen als het donker werd. Wij beschikten over een carbidlamp"

Af en toe verlieten de arkbewoners de Biesbosch om aan verzetsactiviteiten deel te nemen: "Van de organisatie kregen zij opdracht om voedselbonnen te stelen middels een overval op een distributiecentrum".

Onduidelijk is of haar vader heeft deelgenomen aan zo’n overval. Marianne meent uit haar aantekeningen op te maken dat men Jan hiervoor te jong vond:

"Mijn vader vertelde lachend dat sommige van de overvallers die hadden meegedaan, op de voedselbonnen waren gaan staan en daarna rondliepen met de bonnen aan hun schoenen geplakt".

Arrestatie van Jan Sluis en Karel van Hartingsvelt

Op 16 mei 1944 werden Jan Sluis en Karel van Hartingsvelt gearresteerd tijdens de vergeldingsrazzia in Werkendam en omgeving, waarbij 2000 tot 2500 Duitse militairen waren ingezet. Carolyn Sluis, de oudste dochter van Jan, vertelt dat Molly naar de ark was gefietst om de bewoners te waarschuwen voor de komende razzia:

"Karel en papa, Huug en Herman verstopten zich in een koolveld. De kool was doorgeschoten, omdat er niet was geoogst. Het was heet, zij verveelden zich en werden onrustig. Zij besloten tegen de schemering de weg terug naar de ark te zoeken. Zij dachten dat zij de lichten van naderende Duitse voertuigen op tijd zouden kunnen zien en zich dan weer konden verstoppen. Zij baanden zich een weg door de velden maar na enige tijd besloten zij het risico te nemen om over de dijk te lopen. Zij zagen geen lichten, totdat het te laat was. De Duitse patrouille naderde plotseling en zij werden opgemerkt. Desondanks sprongen zij in het water en probeerden zich tussen het riet te verstoppen. Helaas zorgde papa's astma ervoor dat hij luid hoestte en zo hun positie prijs gaf"¨ Paul voegt toe: "Papa’s astmatische aanval lijkt een onbelangrijk detail maar dat was voor papa zeker niet het geval. Dit was de reden waarom hij het schuldgevoel over de arrestatie van zijn vriend tot op de dag van zijn dood met zich meedroeg".

Huug en Herman ontsnapten, Karel en Jan werden in de politiegevangenis aan het Haagsche Veer te Rotterdam ingesloten. Op 1 juni werden zij naar Kamp Amersfoort getransporteerd.

"Hoewel ik Jan in de oorlog heb leren kennen en hem en zijn vriend Huug heb kunnen helpen aan een onderduikadres, was het tussen ons alleen vriendschap, tot na de oorlog", schreef zijn echtgenote Cornelia Sluis-Pieterse in 1997. "Jan heeft kans gezien om iemand om te kopen met een tabaksbon (die ik hem geven moest!) om mij een briefje te sturen (op een papiertje van een pakje van het Rode Kruis). Daarin stond, of ik Jan’s ouders en de ouders van Karel wilde bellen en zeggen, dat ze de volgende morgen om halftien van het Maasstation naar Amersfoort (concentratiekamp) zouden worden overgebracht en dat ze de gelegenheid zouden hebben, afscheid te nemen. En of ik het geld, dat nog bij mij thuis van hem lag (hij had zijn postzegelalbum verkocht) mee wilde brengen. Ik heb toen de nummers die op het briefje stonden, gebeld maar toen ik de volgende ochtend op het Maasstation kwam, waren Karel’s zus en zijn verloofde er, maar van Jan’s familie was er niemand. Ik had toen wel erg met Jan te doen, dat begrijp je. De gevangenen waren allemaal ieder aan een marechaussee geboeid". "Slechts één persoon kwam opdagen om van hem afscheid te nemen", memoreert Paul, "En dat was mijn moeder, Cor. Mijn vader was zo ontroerd, dat hij bij zichzelf dacht: ‘Daar is mijn echte familie!"

Jan Sluis in Kamp Amersfoort
Vanaf 1 juni 1944 tot september of oktober 1944 (de ontslagdatum is onbekend) verbleef Jan in Kamp Amersfoort. Iemand van zijn familie stuurde hem een Bijbel met de berijmde psalmen. Op het schutblad stond geschreven: "Psalm 38:15 berijmd". De tekst luidt: "Want, o trouw en eeuwig Wezen, In mijn vreezen, Staat mijn hoop op U alleen. Gij, mijn God, zult in ellenden, Bijstand zenden, En verhooren mijn gebeën". De met potlood geschreven inscriptie zorgde voor consternatie: het gebruik van cijfers deed de Duitsers blijkbaar speculeren dat het hier om een geheime code ging! De kwestie liep hoog op. De kampcommandant liet Jan zelf halen om uit te leggen wat de inscriptie betekende. Zo kreeg een nazi-massamoordenaar een uitleg over de Schrift door een 20-jarige gevangene. Het bijbeltje is in het kamp door Jan gebruikt voor bijbelstudie. Voor zoon Paul vormt het kleine Nederlandse bijbeltje het meest gewaardeerde aandenken aan zijn ouders. Al één week na aankomst in het kamp, op 7 juni 1944, werd Jan in de ziekenbarak opgenomen. Hij schreef:

"Geliefde ouders, broers en zusters, sinds twee weeken ben ik ziek. Hoe ik het opgeloopen heb weet ik niet. Maar mijn keelpijn werd op een kwade dag zoo hevig dat ik (ik moest toch bij den tandarts zijn vanwege een rotte kies) meteen maar even naar den dokter vroeg, die mij linea recta naar bed stuurde met als diagnose diphterie en als medicijn 6 weeken 6 rust. Maar aan gezelschap ontbreekt het me niet, ik heb in een paar weeken heel wat kennis gemaakt, aan lectuur evenmin, zodat het met vervelen best gaat. De ziekte is ook voorbij (ik heb enkele malen een flinke prik gehad en de vrees voor een volgende heeft me de ziekte glad doen vergeten). Voor de rest is alles in orde. Hartelijke groeten ook aan familie, vrienden, kennissen uw liefh. Jan"

Op 11 juni was hij koortsvrij en hij werd op 14 juni ontslagen. Tussen 24 en 27 juli 1944 verbleef hij opnieuw in de ziekenbarak met diarreeklachten en griep, waarbij hij driemaal daags 3 Aspirines kreeg. Op 28 juli 1944 schreef Jan:

"Geliefde ouders, gelukkig kan ik nu schrijven dat ik weer helemaal gezond ben. Hopelijk is dat met U allen ook zoo. ….. Schrijft u ook eens over de zaak vader. Belooft het dit jaar een goede oogst te worden? Zijn er nog veranderingen in de zaak? Kunt U nog rijden wat benzine betreft? U moet aan de kwestie tussen ons beiden niet teveel meer denken. Het buitengewoon drukke overleven brengt misschien een andere neiging tot vooroordelen met zich. We kunnen er later altijd nog eens over praten. Hoe gaat het met grootvader? Doet U hem de groeten, ook aan allen thuis, Uw liefhebbende zoon, Jan".

Het getuigt van Karels vriendschap dat hij het risico nam om naar de beruchte kampcommandant Berg te gaan en hem om toestemming te vragen zijn vriend Jan te mogen bezoeken en afscheid van hem te nemen. Dit gebeurde in de eerste week van juli 1944, vlak voordat Karel naar het concentratiekamp Vught werd getransporteerd.

Vrijlating uit Kamp Amersfoort: losgeld betaald?
Het is onbekend gebleven wanneer Jan uit Kamp Amersfoort is ontslagen. Er zijn geen andere brieven bewaard gebleven. Het medisch dossier bevat na 27 juli 1944 geen aantekeningen meer en in de kampadministratie wordt de datum van zijn ontslag niet vermeld.

"Jan is op een onbegrijpelijke manier, toen hij doodziek was, uit het conc. kamp Amersfoort gezet" schreef zijn vrouw Cornelia Sluis-Pieterse. "Hij is toen naar een vertegenwoordiger van ‘de zaak’ gegaan, zei hij, en daar is hij wat opgeknapt". De vader van Jan was vrij bemiddeld. Jan heeft zelf zijn hele leven geworsteld met de vraag of zijn vader losgeld voor hem had betaald, en zo ja, waarom hij niet tevens zijn vriend Karel van Hartingsvelt had vrijgekocht.

"Het is aannemelijk dat Jan door zijn vader is vrijgekocht", meent Paul. "Onder andere bewijzen is een indirect bewijs het gegeven dat mijn vader na het overlijden van zijn ouders een veel lager bedrag kreeg uitgekeerd, alsof het losgeld van zijn erfenis was afgetrokken. Cornelia Sluis – Pieterse: "Jan heeft mij verteld dat hij zijn vader vroeg, of dat waar was. Het was na de oorlog. Opa (Jacob) Sluis zat in zijn kantoortje, achter zijn bureau. Hij zei niets. Uiteindelijk heeft Jan zich toen omgekeerd en is weggegaan. Jan was ook nog – ja, kwaad, mag ik wel zeggen. En wel omdat Opa Sluis, als hij die arts zou hebben omgekocht, waarom hij dan ook niet zijn vriend Karel had ‘vrijgekocht’"

Na Kamp Amersfoort
"Het lijkt erop dat mijn vader na zijn vrijlating enige tijd rondzwierf", meent Paul. "Hij zou van de plek zijn gekropen waar de Duitsers hem achterlieten. Hij ging waarschijnlijk naar de eerste boerderij die hij kon bereiken en werd van daaruit naar elders gebracht". Cornelia Sluis – Pieterse: : "Ik wist daar (= de vrijlating) niets van, toen ik op verzoek van Huug, die in Zwolle ondergedoken had gezeten, (de Duitsers hadden hem bij de razzia niet gevonden), een koffer ging halen in Werkendam. Ik ging toen ook even bij Karel’s ouders aan, en daar verscheen Jan toen ook plotseling! Omdat hij toen eigenlijk niet goed wist, waar hij heen moest, heb ik hem maar meegenomen naar R’dam en een paar dagen later zat hij bij Huug op de boerderij in Nieuwerkerk".

Paul: "Ik begrijp de grote verwachting die mijn vader in september 1944 over de bevrijding koesterde, maar ook de enorme teleurstelling toen die niet uitkwam. Daarom besloten hij en Huug om naar het bevrijde deel van Nederland te reizen".

Marianne: "Op de één of andere manier kwamen zij op een dijk bij Werkendam terecht en namen de veerpont naar Drimmelen. Zij probeerden naar Eindhoven te komen, want dat was al bevrijd. Zij liepen vanaf Drimmelen door verlaten gebied, want de bewoners waren geëvacueerd. Wel werden er boten aangevallen door vliegtuigen. Ook Jan en Huug moesten dekking zoeken achter een dijk toen Amerikaanse Mustangs hen beschoten. Sint Oedenrode was door de Duitsers verlaten en de 8 bewoners waren ook weg. Zij bivakkeerden in een boerderij waarvan zij dachten dat die door de Duitsers was verlaten. Ze vonden soldatenkleding, laarzen en voedsel, zoals knäckebröd" Volgens Marianne maakte haar vader hier een grapje bij en deed alsof hij het knäckebröd aanprees: "Kamerade, kennst du Knäckebröd?". Zij aten gestampte aardappels en appels en aten er heerlijk van. Daarna sliepen zij in het hooi. Maar het bleek dat zij zich hadden vergist in de positie van de frontlinie en zagen plotseling 20 Duitse soldaten op die boerderij af komen. Eén van hen kreeg de opdracht om hen neer te schieten. Ze moesten weglopen en verwachtten dat ze ieder moment konden worden doodgeschoten. Jan voelde een tinteling tussen zijn schouderbladen toen hij wegliep en wist zeker dat hij was geraakt. Maar de Duitse soldaat schoot in de lucht of op de grond"

Na de oorlog
"Jan is in 1945 nog zéér kort thuis geweest", schreef Cor Sluis-Pieterse. "Maar het ging niet meer en hij is met Huug in Amsterdam gaan wonen, tot zij samen naar West-Indië gingen. Ik zag hem toen vrij geregeld.

In april 1948 emigreerde Jan naar Curaçao, waar hij een paspoort voor de V.S. verkreeg. In 1950 trouwde hij met Cor Pieterse, die hij tijdens zijn onderduiktijd in Delft had leren kennen. Hij trad in dienst als assistent-manager voor twee kleine winkels van de Northern Commercial Company in Tanana en daarna in McGrath in Alaska. Hierna verhuisde het gezin naar Mount Vernon in Washington en Denver in Colorado, en vervolgens naar Redlands, California. Tot zijn overlijden in 1990 woonden Jan en Cor in Loma Linda, California. Jan Cornelis Sluis is geëerd met het Herdenkingskruis.

Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!

Bronnen