- Periode:
- Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
- Toegekend op:
- 8 augustus 1951
Heeft zich onderscheiden door daden van uitzonderlijke moed, en buitengewone aanhankelijkheid aan de Nederlandse zaak, door, hoewel van Zwitserse nationaliteit zijnde, zich na de capitulatie van het Kon. Nederlandsch Indisch Leger in April 1942 geheel vrijwillig onmiddellijk aan te sluiten bij een afdeling Engels-Australische guerrilla's te Tjikotok in Zuid-Bantam (West-Java), de z.g. Mission no.43 onder commando van de Engelse luitenant-kolonel L.J. VAN DER POST.
Genoemde troepen werden door hem in het bergcomplex Djajasempoer in veiligheid gebracht, teneinde de strijd tegen Japan te kunnen voortzetten en tevens zoveel mogelijk Japanse troepen te binden.
Hr. VOGT organiseerde o.a. de gehele verplaatsing evenals de opvoer van wapens, kleding, levensmiddelen, medicijnen a.a. Een en ander moest met grote omzichtigheid plaats vinden, aangezien de Japanse troepen reeds in de nabijheid waren en een deel van de bevolking der meer bewoonde streken niet geheel te vertrouwen was.
Na enige dagen op de Djajasempoer te hebben doorgebracht, bleek, dat deze schuilplaats was verraden en besloot de commandant Lt.Col. VAN DER POST, in verband met een Japanse eis tot overgave na een gehouden krijgsraad, zichzelf met alleen de zieke militairen bij de Japanse insluitingslinie te melden, in de hoop door deze "schijnovergave" te bereiken, dat de hoofdmacht zelf vrij zou blijven.
De avond tevoren werd de Hr. VOGT in verband met zijn grote terreinkennis en kennis van land en volk en eveneens terzake van zijn leiderseigenschappen, door de Lt.Col. VAN DER POST, ondanks het feit, dat zich meerdere Engelse en Australische officieren onder guerrilla-troepen bevonden, officieel aangesteld tot "Lieutenant" acting-captain" en verzocht de leiding op zich te nemen.
In deze functie verplaatste toen de Hr. VOGT zijn troep met alle voorraden op kundige en energieke wijze naar het nog woestere terrein van de Goenoeng Halimoen en ontkwam hierdoor met zijn afdeling voorlopig aan de greep van de vijand.
De opdracht van Missie 43 was:
Verbinding onderhouden met Australië. Contact maken met bestaande guerrilla-afn. op Java. Zoveel mogelijk Japanse troepen binden. Wachten op uit Australië verwachte versterkingen.
Aan deze opdracht kon nu wederom worden voorgewerkt. Uiteindelijk echter moest de Hr. VOGT zich met zijn troep - waaronder weer veel zieken waren - overgeven, teneinde te voorkomen, dat de Japanner represailles tegen de goedwillende, met de guerrilla's samenwerkende bergbevolking zouden nemen. De Jap.Cmdt. had namelijk gedreigd alle bewoners van de kampongs rondom de G.Halimoen aan bomen vast te binden en daarna de kampongs in brand te steken. Dit offer werd te zwaar geacht.
Gedurende zijn Japanse gevangenschap heeft Hr. VOGT vreemdeling zijnde en partij gekozen hebbende tegen Japan, zware mishandelingen ondergaan; zijn verdere behandeling was zeer slecht, tot de tijd, dat het Japan reeds minder goed ging, waarop hij - juist omdat hij Zwitser was - op last van Tokio werd vrijgelaten; dit redde hem van een zekere dood. Nimmer, zelfs niet onder de hevigste martelingen, heeft hij zijn commandant (Lt.Col. v.d. POST) omtrent wiens aandeel in de guerrillastrijd de Japanners geen gegevens bekend waren, verraden.
Betrokkene heeft zich gedurende deze gehele periode doen kennen als een geboren leider en overtuigd strijder, moedig en voortvarend en onder aanvaarding van alle verantwoordelijkheid, leiding gevende aan een uiterst belangrijke zending. Aan hem is het ook dan te danken, dat Mission nr. 43 gedurende zes maanden haar taak heeft kunnen vervullen tegenover een overmachtigen vijand, daardoor een aanzienlijke Japanse troepenmacht bindend.
Grote lof wordt de Hr. VOGT dan ook toegekend door zijn voormalige commandant, Lt.Col. L.J. VAN DER POST en door zijn chef de administrateur van het mijnbedrijf Tjikotok (voorm.comdt. landwacht aldaar) de Hr. D.W.V. KRIEK.
Na de capitulatie van Japan werd de Hr. VOGT gezien zijne antecedenten, door Afnei H.Q. dadelijk ingedeeld te Soerabaja, waar hij, na de moord op de Brig. MALLABY, in handen viel van de extremisten, die hem zodanig mishandelden, dat zijn gehoor steeds meer achteruit gaat.
Ook de Nederlandse zaak is de Hr. VOGT zeer veel dank verschuldigd daar hij, zonder zich een ogenblik te bedenken - met opoffering van al zijn persoonlijke belangen en onder voortdurende doodsbedreiging deze zaak, met inzet van zijn gehele persoon, op uitmuntende wijze heeft gediend."
K.B. nr. 8