In januari 2021 verschijnt het boek 'Bomhond, showhond of poulet' van André Heuzer. Een tijdsdocument over de rol van honden in de Tweede Wereldoorlog, van militair gebruik tot showhond. De schrijver is journalist en communicatieadviseur en schrijft al een aantal jaren voor Dogzine en daarvoor voor De Hondenwereld. Buiten het schrijven om zijn zijn vier honden en het rondtrekken in Europa met zijn echtgenote en honden zijn grote liefhebberij. 'Bomhond, showhond of poulet' is het eerste deel in de serie 'Honden in de geschiedenis' waarin de hond en zijn rol in de cultuurgeschiedenis centraal staat. We stelden hem via e-mail enkele vragen over dit boek.
Bekendmaking van 5 januari 1943 van de Duitse bezetter voor hondenbezitters.
Over de Tweede Wereldoorlog is al veel geschreven, maar een boek over honden in deze periode was er nog niet. Hoe kwam u op het idee om hierover te schrijven en hoelang werkte u aan deze publicatie? Wat voor bronnen heeft u gebruikt?
Het idee over honden en de Tweede wereldoorlog te schrijven is enigermate toevallig ontstaan. Voor de website van Dogzine en voor ons tijdschrift schrijf ik met regelmaat artikelen met een historische blik op honden en de mensen eromheen. Drie jaar geleden, rondom Bevrijdingsdag, wilde ik eigenlijk een kort artikeltje over honden in de oorlog schrijven, maar toen ik naar wat informatie zocht, bleek er vrijwel niets te zijn, niemand had zich blijkbaar ooit aan het onderwerp gewaagd, in ieder geval niet in Nederland. En juist dat triggerde me, dus begon ik te spitten – toen nog voor een uitgebreider artikel in het tijdschrift. Uiteindelijk kwam ik in de krantenarchieven terecht en ontstonden er twee artikelen: een over daadwerkelijke ‘werkende’ honden, vooral in het buitenland, een ander over de honden in Nederland. Daarop kwamen veel reacties, bovendien had ik het idee dat er pas een minimaal laagje aan informatie naar boven was gekomen. Twee jaar lang, met wisselende intensiteit, bleef ik spitten in archieven van kranten en in tijdschriften en boeken, vrijwel allemaal buiten het Nederlandse taalgebied. Ook bezocht ik websites, die ook wereldwijd. Websites waren soms lokale historische sites, fora, ongeveer alles wat ik tegenkwam en wat enigermate betrouwbaar was. Vanaf begin 2020 kwam ik toe aan het uiteindelijk sorteren en schrijven en ontstond dit boek.
Hoe breed is het boek opgezet? Gaat het alleen over honden in Nederland of ook daarbuiten? En zo ja, constateerde u opvallende verschillen tussen hoe honden werden behandeld in verschillende aan de oorlog deelnemende landen?
Het boek kent feitelijk twee onderscheiden delen. Het ‘dagelijks’ hondenleven, de kynologie (sportwedstrijden, hondenshows, het kynologisch verenigingsleven), de politiek rondom honden, de voedselsituatie, maar ook de vrij massale euthanasie van honden, dat wordt in acht hoofdstukken die elk een jaar behandelen weergegeven, chronologisch dus, waarin kort de hoofdpunten uit de oorlog in dat jaar als ‘achtergrond’ beschreven staan. Elk hoofdstuk licht ook een speciaal onderwerp uit, zoals de inzet van honden in (de legers van) Duitsland, Frankrijk, de VS, Engeland, Rusland, maar ook zaken als ‘The Great Pet Massacre’ in Engeland, de honden die in de concentratiekampen werkten, de honden van (enkele) wereldleiders, de dan spelende trekhondenproblematiek, de windhondensport die destijds bijzonder populair was, etc.
Nederland en België kenden nauwelijks ‘legerhonden’. Duitsland was al jaren bezig met het gebruik van honden voor militaire doelstellingen. Alle geallieerde landen begonnen eigenlijk pas ofwel vlak voor het uitbreken van de vijandelijkheden of ruim daarna met de inzet van honden, ‘geïnspireerd’ door de Duitse successen. Elk land kende zijn eigen methodes en eigen vorm van inzet. De inzet bleek zo waardevol, dat alle landen de inzet van honden hebben gecontinueerd of opnieuw hebben opgezet.
Hoe verging het honden in Nederland tijdens de Duitse bezetting? U schrijft over showhonden die nog altijd streden voor kampioenschappen, maar ook over honden die letterlijk in de pot belandden. Was het contrast al die jaren zo groot?
Het onderscheid in de behandeling van honden in de bezettingsjaren was groot. Wat me opviel was de gelijkenis – hoe scheef die vergelijking verder ook is – met de Covid-situatie nu. Het lijkt dat mensen ook toen vooral zo snel mogelijk terug wilden gaan naar het ‘oude normaal’. Ter illustratie: zes weken nadat Nederland capituleerde en de bezetting begon, werd de eerste hondenshow alweer gehouden. Shows, wedstrijden en het kynologisch verenigingsleven gingen tot aan juli 1944 bijna onveranderd door, al waren de wedstrijden en shows wat kleiner en aan meer restricties onderworpen. Toen de Hongerwinter voorbij was en de bevrijding een feit, bleef het veel langer stil op het wedstrijd- en kynologisch front.
Aan de ene kant waren de hondenliefhebbers dus gewoon bezig met hun hobby, werden de honden blijkens de krantenverslagen goed verzorgd ondanks de voedselschaarste, maar aan de andere kant ging het er duisterder aan toe. Asielen konden de toestroom aan honden die geëuthanaseerd moesten worden bijna niet aan, tegelijkertijd werden vele honden door de Duitsers gevorderd om te dienen als mijnenopruimer, al was dat destijds nog niet duidelijk voor diegenen die hun hond afstonden (liever gezegd; af moesten geven). En al vrij snel bleken honden ook eetbaar, ‘poulet’ was de naam waaronder honden- en kattenvlees verhandeld werd, al was het maar ten dele toegestaan dit – niet gerantsoeneerde – vlees te verkopen. Kortom, het onderscheid tussen de vrolijk showende hond op een van de vele shows en de huishond in vooral de grote steden, waar voedsel schaars was, was groot. Tegelijkertijd ontstond er een vorm van hulpverlening, de hondendistributie, zodat mensen vooral op het platteland honden overnamen van mensen in de steden waar geen voedsel meer was. Dit is natuurlijk een heel korte samenvatting van alles wat er gebeurde, want er gebeurde nog veel meer.
Advertentie uit de Haagsche Courant in augustus 1941.
De titel van uw boek begint met het begrip ‘bomhond’, waarmee u doelt op honden die tanks moesten opblazen. Door welk leger of welke legers werden honden hiervoor ingezet en hoe ging dit precies in zijn werk?
‘Bomhonden’ zijn feitelijk alleen ongezet door het Rode Leger, dat als enige op vrij grote schaal van deze antitankwapens gebruik heeft gemaakt, met wisselend succes. Er is wel kort sprake geweest dat ook de Duitse troepen dit soort honden wilden inzetten, maar dat is nooit in de praktijk gebracht. Rondom de ‘bomhonden’ heerste lang een tegenstelling tussen enkele zeer patriottische mythes en een totaal ongeloof in de inzet. De waarheid ligt ergens in het midden, een aantal mythes zijn inderdaad niets meer dan dat. De werking was relatief eenvoudig: een hond, voorzien van een bepakking met springstof en een hendel die tot ontsteking zou leiden, werd op vijandelijke tanks afgestuurd en kroop dan onder de tank. Daarvoor waren ze met beloningen getraind. Alleen bleek, zeker in het begin, de training weinig overeenkomst te hebben met de realiteit. Ter illustratie, Russische tanks, waarmee geoefend werd, reden op diesel, de Duitse tanks op benzine. En zelfs mensen ruiken het verschil, dus de honden ‘herkenden’ de Duitse tanks aanvankelijk niet eens als doel…
Op welke wijze werden honden nog meer ingezet voor militaire doeleinden? Zijn er honden die heldendaden hebben verricht?
De bomhonden zijn feitelijk de enige honden die ook daadwerkelijk offensief zijn ingezet, een experiment met ‘hondensoldaten’ van de Amerikanen mislukte, ook dat verhaal staat in het boek. Honden bleken echter vooral affectief als ‘hospik’, de Rode Kruishond of de Sanitätshund, afhankelijk van aan welke kant je stond als soldaat. Verder waren het – en zijn het nog steeds – goede hulpen bij het opsporen van mijnen, een van de redenen dat de metalen landmijn al snel door mijnen van ander materiaal werd opgevolgd, dan was de geur tenminste niet bekend bij de honden. Ook voor de communicatie tussen de troepen – op korte afstand – werden honden gebruikt, zowel met kokers waarin het bericht werd gedaan, als honden die letterlijk de communicatielijnen, de bedrading, van de ene post naar de andere uitrolden. Iets meer civiel werden honden ook gebruikt om slachtoffers op te sporen na bombardementen, vooral in Engeland tijdens de periode van de Duitse luchtaanvallen. Van toevallige zwerfhonden die zo een carrière en beroemdheid kregen, tot daadwerkelijk daarvoor opgeleide honden.
]In Nederland is het fenomeen onbekend, maar in veel landen werden de honden daadwerkelijk onderscheiden voor uitzonderlijke prestaties en met eer begraven. Engeland, Duitsland, Frankrijk; ze kennen monumenten voor de gevallen honden. Nederland niet, vandaar dat ik het boek ook – in het nawoord – een beetje als monument zie voor alle honden. Want naast de heldendaden – en daar komt mijn eigen liefde voor honden in terug – zijn honden ook in Nederland ‘redders’ geweest, simpelweg door er te zijn, soms wellicht door nog als voedsel te dienen voor hun baasjes. Er zijn overigens geen Nederlandse honden onderscheiden voor heldendaden in de oorlog of net daarna, wel twee honden die hun heldendaden in Nederland hebben verricht: Ricky, een mijndetectiehond, en Rifleman Khan, die zijn begeleider wist te redden van de verdrinking bij de slag om de Schelde. Ik ben benieuwd of dat in de film die er dadelijk aankomt nog wordt vertoond. De enige dieren die een medaille hebben ontvangen en van Nederlandse oorsprong zijn, zijn postduiven, die onder vuur toch hun berichten wisten over te brengen. Die staan overigens niet in het boek, wellicht voor duivenliefhebbers een reden om ook dat eens te onderzoeken?
Rifleman Khan met zijn begeleider Lance Corporal Jimmy Muldoon. De Duitse herder wist zijn begeleider te redden van verdrinking gedurende de Slag om de Schelde. Hij werd hiervoor onderscheiden met de Dickin Medal. Bron: PDSA Uitleg over de bomhond zoals die door het Rode Leger werd ingezet.
In de beschrijving van uw boek wordt aangehaald dat rassen opkwamen, bekend werden of juist vergeten worden. Kunt u dit toelichten?
Of het een soort van opkomend nationalisme was, een vasthouden aan het mooie van de Hollandse Herder. Gedurende de oorlog kwamen daar de Friese Wetterhoun, de Friese Stabijhoun en de Drentsche Patrijshond bij. De Hollandse Keeshond en Saarloos wolfhond werden ook bekend, alleen kregen deze pas na de oorlog hun erkenning als ras. De Keeshond is die overigens alweer kwijt. Anderzijds zien we het verdwijnen van de Friese windhond, wat meer aan veranderende economische omstandigheden lag dan aan de oorlog, en – in België – verdween de Belgische Mastiff, omdat trekhonden niet langer gewenst waren, ook niet in de burgermaatschappij. Wellicht ook opvallend, is de introductie op shows van heel nieuwe rassen, althans voor Nederland, zoals de eerste Mexicaanse naakthond, en nog enkele rassen die hun eerste opwachting maakten juist tijdens de oorlog. Honden, geïmporteerd uit het buitenland, en dat in die omstandigheden. De kynologie was zeker destijds ook wel iets van de beter gesitueerde mensen, wie elke dag hard moest werken voor zijn brood had weinig tijd voor een ras- en showhond.
U bent zelf een groot hondenliefhebber. Welk verhaal of onderwerp in uw boek maakte op u het meeste indruk?
Ik ben van na de oorlog, dus is het moeilijk om me echt te verplaatsen in het leven in die tijd. Tijdens het onderzoek en het schrijven kwam maar al te vaak de vraag op hoe ikzelf zou hebben gehandeld. Hoe erg moet je honger zijn voordat je wellicht besluit je hond weg te doen of zelfs op te eten, hoe groot je angst om je hond ‘preventief’ te laten inslapen, hoe groot je moed om je hond te laten ‘onderduiken’ om deze niet in beslag te laten nemen? En wat te denken van je verdriet als je hond wel in beslag genomen wordt? Al weet ik dat een hond destijds wel meer als ‘dier’ werd gezien, en minder ‘als mens’ zoals we nu vaak doen. Maar ook, hoe kun je als militair hondentrainer je hond, waarmee je lang geoefend hebt, wegsturen naar die oprukkende tanks? Dergelijke, bijna onmogelijke, keuzes hebben de meeste indruk op me gemaakt en staan me nog steeds bij. Keuzes die we gelukkig nu niet hoeven te maken, en wellicht voor niet-hondenliefhebbers niet eens aan de orde zijn.
Djuhlbars met majoor Mazover, één van zijn begeleiders. De hond spoorde in dienst van het Rode Leger mijnen en granaten op en werd hiervoor onderscheiden.
Is uw boek speciaal geschreven voor hondenliefhebbers of hoopt u ook een bredere doelgroep te bereiken? Valt er iets specifieks uit te leren?
Alhoewel sommige passages vooral mensen met (ras)honden als hobby zullen aanspreken, gaat het boek verder. Het gaat vooral over een bepaalde groep mensen in de oorlog, hondenmensen, en hoe zij de oorlog doorkwamen. Een – ik zei het al eerder – poging om toch vooral aan het ‘oude normaal’ vast te houden. Daarmee geeft het boek een inzicht in het leven in de oorlog, meer dan alleen verhalen over heldhaftige of zielige honden. Wat dat betreft is het wellicht veel meer een tijdsbeeld waarin juist niet de heldendaden van verzetsmensen en militairen, de schanddaden van de bezetter of van collaborateurs centraal staan, maar het heel gewone leven. Vanaf het begin van het schrijven viel dat me namelijk het meeste op, de hondenmens leefde vooral om zo min mogelijk van de oorlog en bezetting mee te krijgen, en ik denk dat het verhaal niet heel veel anders zou zijn als het over de voetbalfan of de liefhebber van natuurwandelingen zou gaan. In die zin geeft het boek juist een beeld, wat door alle ‘heldenfilms’ en spannende romans anders wordt neergezet. Een groot deel van de Nederlanders leefde een zo ‘normaal’ mogelijk leven.
Wellicht bijkomend, maar enkele historische omissies (kleine weliswaar) worden ook rechtgezet. De deportatie van een bekend kynoloog bleek bijvoorbeeld niet gebeurd te zijn, de man was ondergedoken. Ook iets waar recent nog aandacht voor was, de behandeling van teruggekeerde Joden uit de kampen welke nogal onfatsoenlijk was, wordt – anekdotisch – ook in een verhaal weergegeven. Kortom, er staan zeker veel dingen in die ‘nieuw’ zijn en hopelijk bijdragen aan een verder beeld van het leven in die tijd, voor hondenliefhebbers en liefhebbers van geschiedenis. Wellicht zelfs voer voor psychologen.
- Bomhond, showhond of poulet
- Honden en kynologie tijdens de Tweede Wereldoorlog
- ISBN: 9789493060036
- Meer informatie over dit boek