Hoe kwamen de koren de Tweede Wereldoorlog door? Gerard Maassen en Frederiek Eggink hebben daar onderzoek naar gedaan, in het bijzonder naar de oorlogsgeschiedenis van de vier grote koren die destijds het Utrechtse koorleven domineerden, alsmede de koepelorganisaties waarvan zij deel uitmaakten: Toonkunst Utrecht, de Koninklijke Oratorium Vereniging (Kerkgezang), de Utrechtse Oratorium Vereniging en de Koninklijke Utrechtse Mannenzang Vereniging (opgeheven in 1962). De geschiedenissen bleken verrassend divers te zijn. Het onderzoek heeft geleid tot een boek dat in maart 2020 is gepubliceerd. Via e-mail stelden we Gerard Maassen enkele vragen hierover.
Er is al ontzettend veel geschreven over de Tweede Wereldoorlog, maar een boek over zangkoren in oorlogstijd is bijzonder. Hoe bent u op dit onderwerp gekomen en waarom gaat het specifiek over Utrechtse zangkoren?
Sinds het begin van de jaren 80 ben ik een enthousiast koorzanger, met een bijzondere interesse voor de geschiedenis van het Nederlandse koorleven. In 1997 heb ik samen met coauteur Geert van den Dungen het boek ‘Een wonder van klank. Het Nederlands Kamerkoor 1937-1997’ gepubliceerd. In 2015 verscheen van mijn hand ‘Rejoice, Rejoice greatly! Kroniek van 75 jaar Utrechtse Oratorium Vereniging’. Beide boeken besteedden ook aandacht aan de bezettingstijd, maar een aantal vragen bleef onbeantwoord. Dat was de aanleiding om samen met historica Frederiek Eggink ons onderzoek naar het koorleven in tijden van bezetting en Kultuurkamer te starten.
Het aantal koren in Nederland is grenzeloos. Koren worden opgericht en koren worden opgeheven. Het was dus noodzakelijk om het onderzoeksterrein af te bakenen. Uiteraard zijn de activiteiten van de koren tijdens de bezetting minder goed gedocumenteerd. Bij onze keuze woog de hoeveelheid beschikbare informatie daardoor zwaarder dan de (waarschijnlijk onvervulbare) wens om een representatieve steekproef te realiseren.
De keuze voor Utrecht was vooral pragmatisch. Beide auteurs wonen in Utrecht of omgeving, dat maakte het gemakkelijk om gebruik te maken van Het Utrechts Archief, dat voor drie van de vier koren een compleet en toegankelijk deelarchief bezit. Ruim voldoende materiaal voor een schets van het koorleven in bezettingstijd.
Hoe bent u te werk gegaan tijdens dit onderzoek? Wat voor bronnen had u tot uw beschikking?
Tot onze beschikking stonden de drie hierboven genoemde archieven, plus – niet minder belangrijk – die van de overkoepelende landelijke organisaties. Voor het vierde koor interviewden we nabestaanden van zangers die in oorlogstijd koorlid waren geweest.
Konden de Utrechtse zangkoren tijdens de bezetting actief blijven? Welke problemen werden daarbij ondervonden?
Blijven zingen of zwijgen? De keus was aan het koor en het koorbestuur. Eén koor was bereid om met de bezetter mee te werken, totdat het koorleven bij het begin van de Hongerwinter geheel stilviel. Een tweede koor toonde die bereidheid ook maar het is niet bekend wanneer en waarom het stopte. Een derde koor stopte nadat de repetitieruimte door de Duitsers was gevorderd. Het vierde koor ging ondergronds omdat het niets te maken wilde hebben met de Kultuurkamer.
Wat is het meest bijzondere of indrukwekkende verhaal dat u tegen bent gekomen tijdens het onderzoek?
Het is tekenend om te lezen dat koren en bonden zich aanvankelijk wel degelijk aanmeldden bij de Kultuurkamer, maar dat aan het eind van de oorlog glashard ontkenden; en om te lezen dat men eigenlijk in elk koor beducht moest zijn voor verraad; bijzonder is ook hoe de verschillende christelijke denominaties tegen de rol van de bezetter aankeken. Gehoorzamen of niet?
Is de oorlogsgeschiedenis van de Utrechtse zangkoren vergelijkbaar met die in andere Nederlandse steden of is de houding en het functioneren van deze zangkoren anders geweest dan die van andere Nederlandse verenigingen?
Koren kunnen verschillen op een aantal kenmerken: sacraal of wereldlijk, kerkelijke denominatie, a cappella of begeleid, oratoriumvereniging of kamerkoor, stedelijk of ruraal, autonoom of verbonden aan een firma. Van begin af aan was duidelijk dat representativiteit een onvervulbaar doel zou zijn. Ons onderzoek is pionierswerk, een eerste aanzet tot een schets van het koorleven in oorlogstijd. Daarover was inderdaad nog bijna niets gepubliceerd.
In hoeverre draagt dit boek bij aan onze kennis en beeldvorming van de bezetting en/of de Utrechtse geschiedenis? Is het ook interessant voor lezers die niet bekend zijn met de Utrechtse zangkoren?
Het boek documenteert een groot aantal kleine verhalen, waarbij de Utrechtse geschiedenis en de grotere geschiedenis van Nederland in bezettingstijd op de achtergrond meevibreren. De tegenwoordige lezer zal, zeker als hij zingt in een koor, Utrechts of niet, nú weer met een gevoel van herkenning, dán weer met een gevoel van verontrusting – wat zou er in mijn koor gebeurd zijn? – gemakkelijk worden verleid om die verhalen te projecteren op de eigen situatie.
U kunt het boek bestellen via g.h.maassen@hetnet.nl. Dan zal met u contact worden opgenomen om af te spreken hoe u het wilt ontvangen en hoe u kunt betalen. ISBN 9789090320625, 109 pagina’s; Prijs 15 € (19,50 € inclusief verzending)