TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Hitlers laatste propagandafilm ging 75 jaar geleden in première

Op 30 januari 2020 is het vijfenzeventig jaar geleden dat Hitlers laatste propagandafilm in première ging. De titel van deze door de Duitse regisseur Veit Harlan geregisseerde film is ‘Kolberg’. Het onderwerp is het beleg van de gelijknamige Duitse stad aan de Oostzeekust in 1807 door troepen van Napoleon. Het Pruisische leger had toen, gesteund door een burgermilitie, maandenlang standgehouden tegen de belegeraars. Het was de bedoeling dat het filmverhaal Duitsers begin 1945 zou inspireren en aanmoedigen om de strijd vol te houden. De geallieerden hadden het Duitse Ardennenoffensief afgeslagen en bereidden zich voor op de Rijnoversteek. Het Rode Leger stond op het punt de rivier de Oder te bereiken en hoefde hemelsbreed nog maar ongeveer 60 kilometer af te leggen voordat het de buitenwijken van Berlijn bereikte. De eindstrijd voor nazi-Duitsland was begonnen.

Hitler en Goebbels bezoeken de UFA-studio in Babelsberg in 1935. Bron: Bundesarchiv, Bild 183-1990-1002-500 / CC-BY-SA 3.0


Over de film en de opkomst en ondergang van de Duitse stad Kolberg gaat het nieuwste boek van Kevin Prenger. Hieronder volgt een fragment uit zijn boek. Het gaat over de ‘making-of’ van de film.

Met de opnamen voor de film werd op 22 oktober 1943 begonnen. Niet alleen had regisseur Veit Harlan de beschikking over een topcast, maar ook wat betreft productiemiddelen ontbrak het hem aan niets. Terwijl de Duitse samenleving volledig in het teken stond van de oorlogsproductie en bijkomstige spaarzaamheid, kon Harlan beschikken over alles wat hij nodig dacht te hebben voor het maken van zijn film. Propagandaminister Joseph Goebbels had hem in een decreet van 4 juli 1943 een productiebudget van vier miljoen Rijksmark toegezegd. Dat zou ruimschoots overschreven worden, volgens sommige tellingen tot wel 8,5 miljoen RM, al publiceerde een historicus in 2011 een gedetailleerde berekening waarbij de totale kosten uitkwamen op 7,6 miljoen RM.[1] Dat is een voor die tijd nog altijd gigantisch bedrag. Ter vergelijking: ‘Jud Süß’ werd opgenomen met een budget van twee miljoen RM en ‘Der große König’ met 4,8 miljoen RM. Ervan uitgaande dat één Rijksmark het equivalent is van ongeveer vier euro in onze tijd kostte ‘Kolberg’ 30,4 miljoen euro. Voor Hollywoodbegrippen helemaal niet schrikbarend, maar bijvoorbeeld de duurste Nederlandse film, ‘Zwartboek’ (2006), werd opgenomen met een budget van bijna 18 miljoen euro.

Naast een gigantisch budget kreeg Harlan van Goebbels ook de volmacht om ‘soldaten in een gewenst aantal van hun dienst en opleiding te onttrekken’. Goebbels had hem er bovendien van verzekerd dat ‘waar nodig alle afdelingen van Wehrmacht, staat en partij’ tot zijn beschikking stonden, omdat de film ‘in dienst van onze mentale oorlogsvoering staat’. Harlan zelf zou na de oorlog pochen dat hij de macht had gekregen over generaals: ‘als ze nee zeiden, zeiden ze ja’.[2]

Niet minder dan 187.000 soldaten zouden zijn ingezet om als figurant deel te nemen, onder andere als soldaten van Napoleon, zo wordt althans vaak beweerd, bijvoorbeeld in een speciale uitgave over de film van het UFA Magazine.[3] Een deel daarvan zou zelfs speciaal voor de opname van de film aan het Oostfront zijn onttrokken. Ook zouden vierduizend marinemensen van de Torpedoschule te Kolberg ingezet zijn. Al deze cijfers zijn echter een overdrijving van jewelste. Om het aantal in perspectief te plaatsen: op 6 juni 1944, D-Day, staken 156.000 geallieerde soldaten het Kanaal over om deel te nemen aan de landing in Normandië, een immense operatie. En dan zou een nog groter aantal Duitse militairen door Harlan zijn ingezet als figurant? Hitler en de legerleiding zouden het vanzelfsprekend nooit toegestaan hebben dat een nog groter aantal militairen zou zijn weggehaald van het toch al verzwakte front, zoals de marineleiding eerder ook had geweigerd bij te dragen aan ‘Narvik’. In de film zijn weliswaar enige massascènes opgenomen van de aanval van Napoleons troepen op Kolberg, maar daarvoor waren lang niet zoveel figuranten nodig. Het buitensporige getal was niets anders dan propaganda en het door een cameraman genoemde aantal van vijfduizend is een stuk aannemelijker.[4] De Torpedoschule had slechts een opleidingscapaciteit van duizend man, dus ook het aantal van vierduizend is niet geloofwaardig.[5]

De inzet van duizenden militairen als figurant is desondanks opmerkelijk in een tijd dat eigenlijk elke gezonde volwassen man (en vrouw) ingezet moest worden ten gunste van de oorlogsinzet, ofwel de Totale Oorlog. Voor het maken van de film werden daarnaast ook vele timmerlui ingezet voor het maken van decors en dertig pyrotechnici die verantwoordelijk waren voor de speciale effecten tijdens de opnamen van de gevechtsscènes.[6] En dan waren er ook nog productieleiders, cameramensen, productieassistenten, licht- en geluidstechnici en alle andere crewleden die noodzakelijk waren voor de succesvolle totstandkoming van de film. Al deze medewerkers waren vrijgesteld van dienst in het leger of van fabrieksarbeid in de oorlogsindustrie. Meewerken aan de film was voor hen een stuk aangenamer en veiliger dan ingezet te worden als soldaat aan het steeds verder ineenstortende front of als arbeider in een wapenfabriek die elke dag gebombardeerd kon worden door geallieerde bommenwerpers.

Het Berlijnse Sportpalast tijdens Goebbels’ toespraak over de Totale Oorlog. Bron: Bundesarchiv, Bild 183-J05235 / Schwahn / CC-BY-SA 3.0


Bij mankracht alleen bleef het niet, want ook twee- tot drieduizend paarden werden gebruikt, al lijken ook deze aantallen aan de hoge kant. De dieren werden bijvoorbeeld bereden door de acteurs en figuranten die leden van Napoleons troepen naspeelden of commandant Schill en zijn cavaleristen. Onder de paardrijdende acteurs waren ook kozakken uit het leger van de naar de Duitse kant overgelopen Russische generaal Andrej Vlasov. Tijdens de opnamen van scènes met paarden lieten stuntmannen zich van galopperende paarden vallen, om vervolgens te proberen het hoefgetrappel te ontwijken. Of het nou werkelijk duizenden paarden betrof of minder, ook deze dieren konden eigenlijk niet gemist worden aan het front. Het Duitse leger was lang niet zo gemechaniseerd als de tactiek van de Blitzkrieg deed vermoeden en was logistiek gezien nog sterk afhankelijk van paardenkracht. Gemiddeld had de Wehrmacht tijdens de oorlog de beschikking over 1,1 miljoen paarden[7], die ingezet werden voor de cavalerie en om geschut, veldkeukens, bevoorradingswagens en andere voertuigen voort te trekken. Harlan gebruikte natuurlijk maar een fractie van het totale aantal, maar voor menig boer in Duitsland wiens paarden door het leger in beslag waren genomen, moet het wrang geweest zijn om te horen dat de filmmaker ongehinderd over zoveel edele dieren kon beschikken.

Harlan verklaarde na de oorlog dat hij verder met de volmacht van Goebbels zoveel hout als hij wilde kon gebruiken voor het bouwen van ‘gigantische gebouwen’, waarmee hij de decorstukken bedoelde. Hout was op dat moment een onmisbare grondstof voor de wapenindustrie en werd bijvoorbeeld gebruikt voor de productie van munitiekisten. Maar de regisseur kon zich naar eigen zeggen ‘hoe dan ook elk materiaal verschaffen’. Hij liet ‘talrijke met zout gevulde goederenwagons’ aanrukken naar Kolberg, waar hij de haven veranderde in een ‘sneeuwlandschap’. Geld speelde daarbij volgens hem geen enkele rol. Buitenopnamen vonden niet alleen in de badplaats plaats, maar ook in het dertig kilometer westelijker en iets verder landinwaarts gelegen Treptow. Daarnaast liet Harlan in Gross-Glienicke bij Berlijn een deel van de oude stad Kolberg nabouwen, om de bouwwerken vervolgens ‘met de kanonnen van Napoleon te beschieten en af te branden.’[8]

Dat kosten noch moeite werden bespaard, ervoer ook acteur Hanz Lausch tijdens de opnamen in Kolberg en omgeving. Op een gegeven moment dacht hij de stem van God te horen die hem van boven toesprak. Bij nadere inspectie bleek het Harlan te zijn die vanuit een luchtballon instructies gaf met zijn megafoon. Vanuit de ballon werden ook opnamen gemaakt, evenals vanaf een schip voor de kust. Een deel van de beelden werd geschoten met zes camera’s die op verschillende posities waren opgesteld. De pyrotechnici zorgden voor ‘zwarte en witte rookwolken’ boven de stad. ‘Ze schoten schijngranaten in de lucht, waarvan het geflitst doeltreffend tegen de zwarte en witte rook weerkaatste.’ Verder liet Harlan in het laagland rondom Kolberg kanalen graven waarmee met het water vanuit de Persante het historische inundatiegebied onder water werd gezet, zodat het leek alsof Kolberg was ingesloten door water. ‘Kolberg was dus tijdelijk een onneembare vesting’, aldus de filmmaker.[9]

Naar eigen zeggen gebruikte Harlan in een scène de originele keizerskroon van Karel de Grote en de bijbehorende scepter en rijksappel als rekwisieten voor de opnamen die plaatsvonden in de Babelsbergstudio’s. Hier was het interieur van het keizerlijke paleis nagebouwd. Het met diamanten versierde hoofddeksel zou, bewaakt door twintig rechercheurs, speciaal overgebracht zijn vanuit Neurenberg. Volgens Harlan-biograaf Franz Noack kan echter ook een replica zijn gebruikt of kan het origineel op zijn bewaarplaats gefilmd zijn.[10] Het origineel kwam de oorlog in elk geval ongeschonden door in een bunker in Neurenberg en bevindt zich tegenwoordig veilig opgeborgen in Wenen.[11] De kostuums, waaronder uniformen van Franse en Pruisische soldaten, werden uit de rekwisietenkamers van theaters in heel bezet Europa gehaald.[12]

Wie meewerkte aan de film bleef dan wel de ellende van het front of het onveilige werk in de oorlogsindustrie bespaard, maar een vakantie-uitje waren de opnamedagen niet. Voor cameraman Gerhard Huttula was het meewerken aan de film ‘de meest beschamende ervaring van mijn hele professionele carrière’. Volgens hem was het ‘pure marteling’ en was ‘deze man Harlan een fanaticus, echt. Hij gaf niets om de medewerkers.’[13] Naar verluidt zouden vijf figuranten tijdens de filmopnamen omgekomen zijn. Acteur Jaspar von Oertzen, die prins Louis Ferdinand van Pruisen speelde (maar wiens scènes uit de film werden geknipt), herinnerde zich na de oorlog dat er twee doden vielen bij het ontploffen van springladingen in het water. ‘Wat ik zo verschrikkelijk en walgelijk vond’, verklaarde hij, ‘was dat toen die twee waren overleden het filmen direct doorging. Er waren wel ambulances maar daarna werd er direct een grote scène gefilmd. Dat was verschrikkelijk. Het was nu eenmaal oorlog.’[14]

Blijkbaar was er wel beknibbeld op medische ondersteuning, want steractrice Kristina Söderbaum zou buiten de camera’s aan gewonde figuranten eerste hulp hebben verleend.[15] Veiligheidsmaatregelen waren wel getroffen bij de buitenopnamen in Gross-Glienicke, die enkele keren verstoord zouden zijn door het luchtalarm. Er waren loopgraven gegraven waarin gescholen kon worden tijdens een vijandelijk bombardement. Weliswaar was het meewerken aan de film niet vrij van risico’s, maar in oorlogstijd was dit relatief. Acteur Hanz Lausch, die eerder dienst had gedaan in het 6. Armee en gewond was geraakt, ervoer het wel als een vakantie.[16] Gezien zijn jonge leeftijd – hij was geboren in 1920 – zou hij zonder de film ongetwijfeld hebben moeten terugkeren naar het front. Volgens Kurt Meisel, die Claus Werner speelde, waren ze ‘er natuurlijk allemaal op uit niet in militaire dienst te hoeven. Als je bij de film was, werd je daarvan vrijgesteld.’[17]

Terwijl de geallieerden op 6 juni 1944 landden in Normandië en westwaarts oprukten en het Rode Leger de Wehrmacht vanuit het oosten verjoeg tot binnen de grenzen van het Duitse Rijk, gingen de opnamen ongestoord door. Söderbaum beweerde tegenover de Britse historicus Laurence Rees dat ze van Wilfred von Oven, de persoonlijke persadjudant van Goebbels, vernam dat Goebbels tegen hem had gezegd dat het ‘belangrijker was dat de acteurs acteerden in deze film dan dat ze vochten aan het front – wat niet langer zinvol was, omdat we ons middenin een totale ineenstorting bevonden.’ Zelf vond ze het ‘belachelijk om te filmen terwijl de vijand steeds verder dichterbij kwam. Je wist van de oorlog en alles wat gebeurde. Om dan voor de camera te staan, ik voelde me net een aap.’[18]

Filmposter uit 1945. Bron: IMDb

De opnamen gingen niet onopgemerkt voorbij aan de inwoners van Kolberg en het vlakbij geleden Treptow. In de badplaats werden sommige straten tijdens de opnamen afgesloten en klaagden leraren over lesuitval omdat kinderen als figuranten werden ingezet.[19] In restaurant ‘Zur Ostsee’ bij de haven kon je oog in oog komen staan met steracteurs Kristina Söderbaum en Heinrich George, die hier even ontspanden tussen de opnamen door.[20]

De toen zeventienjarige Johanna Penski zag op een ochtend in het late voorjaar van 1944 op het marktplein van haar woonplaats Treptow een aanplakbiljet met daarop het opschrift ‘Figuranten gezocht voor de film Kolberg’. Ook in de lokale krant stond een oproep. ‘Er stond dat de grote Veit Harlan een grootse historische film opneemt,’ verklaarde Penski, ‘en één van de draaioorden zou ons bescheiden stadje zijn. Natuurlijk gaf ik me op.’ Ze was gefascineerd door de filmwereld en droomde van een carrière als actrice. Kort na Pinksteren begonnen de opnamen in Treptow. Vijfhonderd figuranten verzamelden zich op het marktplein. Ook de meeste van Johanna’s vriendinnen hadden zich opgegeven als figurant. Volgens haar ‘leek het alsof de hele stad uitgelopen was’. De locatie zou uitgekozen zijn vanwege het ‘barokke raadhuis en de mooie gevelhuizen en oude marktplaats’.

Ook al was ze figurante, voor het meisje was de ervaring om als figurante bij te dragen alsof ze de hoofdrol speelde. ‘Tegenwoordig hoor ik nog altijd het levendige hoefgetrappel,’ verklaarde ze in 2015, ‘hoor ik Veit Harlans stem die door een megafoon over het hele plein schalde en voel ik de algehele spanning die me greep.’ Ze herinnerde zich hoe ze tijdens de opnamen helemaal opging in het geheel. Ze aanschouwde ‘de soldaten in hun trotse uniformen, met hun epauletten en kniebroeken’, die op haar als ‘echt’ overkwamen, ‘net als wij, het volk, dat hen toejuichte’. Terwijl de strijders door de stad marcheerden, zongen zij en hun toeschouwers het strijdlied ‘Das Volk steht auf’. Dat Johanna aan een propagandafilm van Goebbels meewerkte, daar dacht ze op dat moment helemaal niet aan. ‘De stemming op de set was uniek, wij eenvoudige meisjes waren onverwachts deel van iets groots,’ zo legde ze uit.[21]

De door Johanna beschreven beginscène van de film werd niet opgenomen in Kolberg, maar in Treptow, wat te zien is aan de Mariakerk uit deze plaats die duidelijk zichtbaar in beeld komt. Overigens moest het plaatsje niet doorgaan als Kolberg in 1807, maar als Breslau in 1813. Volgens Norbert Schultze, de componist van de filmmuziek (en ook van de bombastische marsmuziek voor de bioscoopjournalen), werd een vergelijkbare scène gefilmd in Neumünster, vermoedelijk de slotscène. In elk geval zei de filmmuziekcomponist dat hij bij de opnamen aanwezig moest zijn ter begeleiding van het gezang door de volksmassa. Het was naar zijn zeggen niet zijn eigen keus om bij te dragen aan de film. Je werd voor de film niet gevraagd, maar opgeroepen. Hoewel volgens sommige bronnen figuranten een kleine gage van 5 Rijksmark per dag kregen voor hun deelname[22], was dat bij de opnamen waar Schultze bij aanwezig was volgens hem niet het geval. Van tevoren hield Harlan een peptalk waarin hij zei dat de figuranten meewerkten aan een film die ‘bepalend zou zijn voor de uitkomst van de oorlog, in de strijd voor het lot van het Duitse volk’.[23]

Kolberg
Hitlers laatste propagandafilm en de opkomst en ondergang van een Duitse stad
ISBN: 9789402100891
Meer informatie over dit boek
Bestel nu bij Bol.com
Kolberg

Noten

  1. Noack, F., Veit Harlan: The Life & Work of a Nazi Filmmaker, p. 222.
  2. Eitner, H-J., Kolberg – Ein pruissischer Mythos 1807/1945, p. 158; Kutz, J.P., ‘Veit Harlans Kolberg: Der letzte "Großfilm" der Ufa’, 2008, p. 2.
  3. Rother, R., ‘Kolberg’, UFA Magazin, nr. 20, p. 3.
  4. Grob, N. & Beyer, F. (red.), Stilepochen des Films: Der NS-Film, p. 387.
  5. Noack, F., Veit Harlan: The Life & Work of a Nazi Filmmaker, p. 222.
  6. Maack, B., ‘Propagandawaffe Agfacolor - Goebbels' Farbenlehre’, Spiegel Online, 17-02-2011.
  7. ‘German Horse Cavalry and Transport’, Intelligence Bulletin, maart 1946, op: http://www.lonesentry.com/articles/germanhorse/index.html.
  8. Kutz, J.P., ‘Veit Harlans Kolberg: Der letzte "Großfilm" der Ufa’, 2008, p. 3.
  9. Ibid.
  10. Noack, F., Veit Harlan: The Life & Work of a Nazi Filmmaker, p. 222.
  11. Schäfer, H., Deutsche Geschichte in 100 Objekten, p. 77.
  12. ‘Vorschau für Kolberg’ (documentaire), Arte, 1998.
  13. Giesen, R., Nazi Propaganda Films: A History and Filmography, pp. 171-172.
  14. Knopp, G., De Oorlog van de eeuw (documentaire), deel 9, 2005.
  15. Noack, F., Veit Harlan: The Life & Work of a Nazi Filmmaker, p. 222.
  16. Ibid., p. 223.
  17. ‘Vorschau für Kolberg’ (documentaire), Arte, 1998.
  18. Rees, L., Their Darkest Hour, p. 243-244.
  19. Hinz, T., ‘Ohne Nettelbeck und Gneisenau’, Junge Freiheit, 18-03-2005.
  20. Jancke, P., Führer durch eine untergegangene Stadt, p. 83.
  21. Penski, J. & Huth, A., Träume altern nicht: Wie ich mit 86 Jahren auf den roten Teppich kam, pp. 14-20.
  22. Noack, F., Veit Harlan: The Life & Work of a Nazi Filmmaker, p. 222.
  23. ‘Vorschau für Kolberg’ (documentaire), Arte, 1998.

Gebruikte bron(nen)