In de periode 1939-1945 werden tussen de 250.000 en 300.000 gehandicapten vermoord in zogenaamde euthanasiecentra verspreid over heel Duitsland en Oostenrijk. Met 18.000 doden was Slot Hartheim in Oostenrijk het meest "effectieve" euthanasiecentrum. Afgelopen september bezocht STIWOT-forumlid Koos het kasteel dat nu een Lern- und Gedenkort is.
Hierboven staat een foto van Anna Wödl, een verpleegster uit Wenen. Op haar arm heeft ze haar zoontje Alfred. Alfred (6 jaar) werd op 22 februari 1941 tijdens Aktion T4 vermoord in het kinderdagverblijf "Am Spiegelgrund''. Zijn moeder had alles in het werk gesteld om hem te redden: ze schreef brieven, riep andere ouders van gehandicapte kinderen op dit ook te doen, en reisde uiteindelijk naar Berlijn om daar in een persoonlijk gesprek met Herbert Linden, een hoge ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken, voor het leven van haar zoon te pleiten. Dit mocht allemaal niet baten. Wel werd haar beloofd dat de dood snel en pijnloos zou zijn. Als officiële doodsoorzaak werd longontsteking genoteerd, maar in werkelijk was dit een dodelijke injectie.
De moord op gehandicapten in het Derde Rijk startte officieel in september 1941, maar was onofficieel al eerder dat jaar begonnen. Eén van de eerste slachtoffers was Gerhard K. De moord vond plaats op verzoek van zijn ouders. Richard K. en Lina K. kregen op 20 februari 1939 een zoon die lichamelijk en geestelijk gehandicapt was. Euthanasie was in Duitsland verboden en daarom schreven de ouders een brief aan Hitler met het verzoek een einde aan het leven van hun zoon te mogen maken. Hitler stuurde zijn lijfarts Karl Brandt voor een medisch onderzoek. Brandt deed dit samen met Dr. Werner Catel en gezamenlijk kwamen ze tot de conclusie dat de kwaliteit van leven voor de baby minimaal zou worden en dat euthanasie op zijn plaats zou zijn. De euthanasie werd 25 juli 1939 uitgevoerd.
Schloss Hartheim (op de rechter foto hierboven) was al vanaf 1900 in gebruik als psychiatrisch ziekenhuis en een dependance is dat nog steeds.
Toen & nu: 1940-2013.
Vanuit inrichtingen verspreid over heel Oostenrijk werden de gehandicapten met bussen aangevoerd en werden via een aan het slot gebouwde garage naar binnen geleid. Deze garage werd gebouwd om de operatie verborgen te houden voor de dorpsbewoners. De garage is afgebroken, maar een op de plaats is een soort reconstructie gemaakt. In de glazen wanden staan de namen van de slachtoffers.
Via de garage kwamen de slachtoffers in de uitkleed ruimte. Ook hier de namen van slachtoffers.
In de kamer ernaast vond de vergassing plaats. Al in 1944 werd deze gaskamer verwijderd en de ruimte weer als kamer ingericht.
Naast de gaskamer zat het crematorium. Ook dit is in 1944 ontmanteld in een poging de sporen uit te wissen.
Het crematorium werkte dag & nacht. Hierboven een fragment van een foto, gemaakt door een dorpsbewoner, van de rokende schoorsteen. Op de rechter foto de binnenplaats van het slot.
Deze toen & nu maakte ik op de binnenplaats: een deel van het (keuken)personeel poseert voor de foto, in 1940 of 1941. De man links is Kurt Franz. Hier nog als kok, maar later werkte hij zich op in de organisatie en uiteindelijk werd hij, via diverse functies, kampcommandant in Treblinka. In 1965 kreeg hij tijdens de Treblinka-processen levenslang, maar hij werd in 1993 vrijgelaten. In 1998 overleed hij.
Op de binnenplaats diverse herdenking-maquettes.
Het slot is ingericht als museum met diverse zalen die ieder een thema behandelen. De collectie bevat onder meer boeken over rassenkunde.
Ook zijn medische instrumenten uit die periode te zien, net als brieven en foto's van het personeel.
Links: Uiteraard werd "vergassing" niet als officiële doodsoorzaak opgegeven. In de overlijdensacte stond een ziekte, bijvoorbeeld longontsteking. De ouders kregen een urn thuisgestuurd met een brief waarin een (verzonnen) ziekte werd opgegeven als verklaring voor het overlijden. Rechts: Bodemvondsten.
Links: Achtergebleven potjes, brillen e.d. Rechts: Dossiers.
In één van de zalen is een propagandafilm te zien waarin het nut van euthanasie aan de Duitse bevolking duidelijk gemaakt werd. De Duitse propaganda gebruikte kostenbesparing en rasbehoud als argumenten om de Duitse bevolking klaar te stomen voor het verwijderen van gehandicapten uit de samenleving, al werd het vermoorden natuurlijk niet openlijk genoemd.
In de tuin werden na de oorlog menselijke resten gevonden, deze zijn op deze plaats herbegraven.
Schuin tegenover de begraafplaats maakte ik deze toen & nu foto. Op de foto te zien is Christian Wirth, één van de belangrijkste uitvoerders van het euthanasieprogramma.
Het bestaan van het euthanasieprogramma lekte steeds meer uit naar de Duitse bevolking en die begon zich te verzetten, de brieven stroomden binnen bij Hitlers Rijkskanselarij. Het was uiteindelijk kardinaal August von Galen die er op 3 augustus 1941 voor zorgde dat het T4 project officieel door Hitler werd gestopt.
In de kerk van Münster vroeg Von Galen aandacht voor de moord op gehandicapten en sprak hij er zijn afschuw over uit. Zijn preek werd door heel Duitsland verspreid en later als pamflet door de RAF uitgegooid boven Duitse steden. Hitler had de bevolking hard nodig voor de inval in Rusland. Omdat hij onrust vreesde, staakte hij de euthanasie. Kardinaal Von Galen kreeg huisarrest en overleefde de oorlog, ondanks het officiële einde van Aktion T4 gingen veel artsen in het diepste geheim verder.
Een deel van de artsen werd tijdens Nürnberger Ärzteprozess veroordeeld tot straffen variërend van gevangenisstraffen tot de doodstraf. Het grootse deel van de medewerkers was onvindbaar of kon door een gebrek aan bewijs niet veroordeeld worden.
Aktion T4 heeft zijn naam te danken aan het hoofdkwartier aan de Tiergartenstraße 4 in Berlijn. Hier stond de villa van waaruit de operatie geleid werd, T4 was daar een afkorting van. De villa is verdwenen. Ik bezocht de Tiergartenstraße in 2010 en maakte deze foto's. Op de plaats van de villa staat nu dit informatiepaneel.