Een barak die heeft toebehoord aan het concentratiekamp Auschwitz-Monowitz in Polen dreigt afgebroken te worden. Het bouwwerk werd na de oorlog door lokale bewoners verplaatst en in gebruik genomen als schuur. De huidige eigenaar schijnt het erg vervallen houten gebouw nu af te willen breken.
Auschwitz-Monowitz, ook wel Auschwitz III genoemd, bevond zich op zes kilometer afstand van het hoofdkamp Auschwitz (Auschwitz I in Oświęcim). Het werkkamp werd in oktober 1942 gevestigd in de directe periferie van het dorpje Monowice en bood plaats aan ruim tienduizend gevangenen. De gevangenen, voornamelijk Joden, werden door de SS ingezet als dwangarbeiders voor het nabijgelegen industriecomplex van het Duitse chemieconcern IG Farben.
Een belangrijk onderdeel van het complex was een door gevangenen gebouwde fabriek voor de productie van Buna, synthetische rubber die het tekort aan natuurlijke rubber moest oplossen. De productie zou echter nooit van de grond komen. Wel werden er op het industriecomplex synthetische benzine en andersoortige kunststoffen geproduceerd.
Ruim 20.000 gevangenen stierven in Monowitz als gevolg van de erbarmelijke omstandigheden in het kamp en de zware dwangarbeid. In tegenstelling tot het hoofdkamp en het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau (Auschwitz II), waarvan de restanten tegenwoordig te bezichtigen zijn, resteert van Monowitz vrijwel niets. De fabrieken werden na de oorlog door de Polen overgenomen en het kamp werd afgebroken. Het dorp is na 1945 op de plattegrond van het kamp gebouwd, voornamelijk met materiaal van het kamp.
De barak waarvoor nu sloop dreigt was oorspronkelijk een wasruimte voor gevangenen in de ziekenafdeling van Monowitz. De oorspronkelijke Duitse teksten ("So wirst Du rein!") zijn nog duidelijk leesbaar op de balken. Het gebouwtje wordt behandeld in het boek "
Auschwitz-Oświęcim, Oświęcim-Auschwitz" van Hans Citroen en Barbara Starzyñska. Het echtpaar bezocht gezamenlijk vele malen het Poolse plaatsje Oświęcim om op zoek te gaan naar sporen van Auschwitz buiten de museumterreinen.
De wasbarak is volgens Hans Citroen niet enkel een oorlogserfstuk, maar ook literair erfgoed, omdat Monowitz-overlevende Primo Levi in het slot van zijn wereldwijd gepubliceerde boek "
Is dit een mens" enige passages wijdt aan de teksten zoals die in de barak zijn geschilderd.
Een lid van het
STIWOT-forum besloot aan de hand van het boek van Hans Citroen en Barbara Starzyñska de barak zelf te bezichtigen. De eigenaar stond hem toe foto's te maken en het interieur te bezichtigen. De man zou hem verteld hebben dat de barak spoedig gesloopt gaat worden. Het Auschwitz Museum is hierover geïnformeerd, maar een reactie is tot dusver uitgebleven. Hoewel het bouwwerk in zeer slechte staat verkeerd, zou het een indrukwekkend en authentiek museumstuk kunnen zijn. De houten barakken in Auschwitz-Birkenau zijn grotendeels reconstructies.
Eerder al, in augustus 2011, werd de zogenoemde Solahütte afgebroken. De rustiek gelegen houten hut was tijdens de oorlog een vakantieoord voor kamppersoneel van de SS op ongeveer 30 kilometer afstand van Auschwitz. In 2007 kwam het United States Holocaust Museum in het bezit van
foto's die genomen waren op deze locatie. Behalve kampcommandant Rudolf Höss zijn op de foto's ook de beruchte kamparts Josef Mengele en Josef Kramer, de latere commandant van Bergen-Belsen, te zien. Andere voorbeelden van de onachtzaamheid waarmee omgegaan wordt met onderdelen van het Auschwitzcomplex zijn te vinden in het boek van Hans Citroen en Barbara Starzyñska.
Foto's Solahütte: USHMM (boven) en Hans Citroen (onder)
In Nederland houdt men zich sinds 2009 bezig met het opsporen en terughalen van barakken van kamp Westerbork, die na de oorlog elders andere bestemmingen kregen. In 2011 werd ook besloten tot de renovatie van de in slechte staat verkerende
woning van de kampcommandant. In het Nationaal Monument kamp Vught wordt momenteel een
stenen barak in oorspronkelijke staat teruggebracht. Een dergelijk gevoel voor urgentie lijkt in Polen te ontbreken. Met de mogelijke sloop van de Monowitz-barak zou opnieuw een fysieke herinnering aan een tragisch onderdeel van de Europese geschiedenis verdwijnen.