TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Duitsers in en rond Haarlem tijdens de bezetting

In het kielzog van de Wehrmacht kwamen in mei 1940 ook Duitse gezagsdragers naar Nederland. Van oudsher telde ons land een tamelijk grote Duitse kolonie. Opportunistische ‘Neder-Duitsers’, die hier soms al decennia woonden, zagen een kans op macht of gewin en ontpopten zich plots als nazi. Het nieuwe boek ‘Fout Volk’ laat zien hoe dit in Haarlem en omgeving gegaan is.

Generalkommissar Fritz Schmidt inspecteert leden van de NSDAP-afdeling Haarlem in aanwezigheid van onder meer WA-voorman Kees van Geelkerken en de Haarlemse NSB-burgemeester Simon Plekker, 1942. Bron: Noord-Hollands Archief


Voor de oorlog
In en rond Haarlem woonden van oudsher nogal wat Duitsers, vanwege de aanwezigheid van exporterende bedrijven en de nabijheid van Amsterdam. Na de Eerste Wereldoorlog trokken talrijke Duitsers hier naartoe op zoek naar werk. Aan de vooravond van de Bezetting waren er zeker duizend Duitsers woonachtig in Haarlem en omliggende gemeenten als Bloemendaal en Zandvoort. Daar hoorden ook politieke vluchtelingen en Joden bij, die nazi-Duitsland noodgedwongen hadden moeten verlaten.

Het naziregime probeerde greep te krijgen op de Duitse emigrantengemeenschappen via de ambassades en via de buitenlandafdeling van de NSDAP (de Auslands-Organisation). De meeste Duitsers woonden hier al jaren, waren geïntegreerd en spraken Nederlands. Ze hadden er weinig belang bij om door demonstratief optreden irritatie op te wekken. Al te veel afstand nemen van het Hitlerregime kon een Duitse emigrant echter wel in de problemen brengen.

De Duitse gemeenschap rond Haarlem werd niet alleen in de gaten gehouden door de Duitse ambassade en vanuit Berlijn, maar ook door de Haarlemse politie. De openbare orde in de stad zou immers verstoord kunnen worden door provocerende manifestaties en daaropvolgende heftige reacties van tegenstanders (bijvoorbeeld communisten).

Van de Duitse gemeenschap in Kennemerland trad de koopman Johannes Daniël Knab als voorzitter op. Regelmatig vonden er bijeenkomsten plaats in café-restaurant Dreefzicht aan de Haarlemmerhout. Daar kwamen flink wat bezoekers op af. Dergelijke bijeenkomsten droegen het karakter van ‘gezellig samenzijn’, met muziek en zang. De Haarlemse politie zag er weinig kwaad in en trok conclusies die – met de kennis van nu – wat naïef overkomen. De belangrijkste gebeurtenissen in Duitsland werden door de voorzitter Knab besproken, en “de bijeenkomsten worden gesloten met het ‘Deutschlandlied’ en ‘Heil Hitler’.” Inderdaad zijn de bezoekers pro-Hitler, maar “Duitschers die tegen het Hitler-regime zijn, worden wel toegelaten”. De politie concludeerde: “Er kan beslist niet gezegd worden dat de bijeenkomsten een politiek karakter dragen en zeker bemoeien de bezoekers zich niet met de Nederlandsche politiek. Er is nimmer gebleken, dat de Duitse Kolonie zich zou schuldig maken aan spionage.

Dit betekende natuurlijk niet dat de bijeenkomsten geen propagandistische en ook controlerende bijbedoelingen hadden richting de eigen Duitse gemeenschap. Welke Duitse socialist, die wellicht eerder naar Nederland gevlucht was, zou het trouwens in zijn hoofd halen om tijdens zo’n bijeenkomst zijn stem te verheffen tegen Hitler?

Koopman Knab was, samen met procuratiehouder Max Gerisch die voorheen in de toeristenbranche had gewerkt, een spil van de Duitse kolonie rond Haarlem. Gerisch was in 1939 ook leider van de NSDAP-Ortsgruppe Haarlem. In opdracht van de Duitse ambassade verzamelde Gerisch stiekem ook inlichtingen over in Nederland wonende Duitsers. Knab en Gerisch zaten beiden ook in het bestuur van de Deutscher Schulverein Haarlem. In dit schoolbestuur zat tevens Curt Frauendorf, een in Heemstede woonachtige vertegenwoordiger van het Duitse bedrijfsleven, die wegens de verdenking van spionage Engeland was uitgezet en die tijdens de bezetting een belangrijke rol zou gaan spelen in de regio.

Na mei 1940
Vanaf mei 1940 hielden zich in en om Haarlem drie typen Duitse machthebbers op: militairen, politie-eenheden en ambtelijke functionarissen (die overigens ook vaak in uniformen gekleed waren). De Duitse troepen waren aanwezig vanwege het militaire belang van de kustregio en de nabijheid van het vliegveld Schiphol. Een uitgebreid geheel van Duitse instanties begon zich te vestigen in Haarlem. Uiteindelijk zouden niet minder dan zo’n zeventig gebouwen ten behoeve van Duitse organisaties worden gevorderd.

De leider van de NSDAP-Haarlem Max Gerisch (links) op een bijeenkomst in Haarlem, met onder meer Generalkommissar Fritz Schmidt (de vijfde van links) en Beauftragte Werner Schröder (zesde van links), 1942. Bron: Noord-Hollands Archief


De hoogste Duitse bestuurder in Haarlem, die rechtstreeks ressorteerde onder Rijkscommissaris Seyss-Inquart, was Beauftragte (gemachtigde) Martin Seidel, een veteraan uit de nazipartij. Seidel kreeg de gehele provincie Noord-Holland onder zich (met uitzondering van de stad Amsterdam). Alle burgemeesters en andere Nederlandse bestuurders in Noord-Holland waren aan hem verantwoording schuldig. Begin 1942 zou Seidel opgevolgd worden door Walter Unger, die op zijn beurt een jaar later plaatsmaakte voor dr. Werner Schröder.

‘Neder-Duitsers’ als Knab, Gerisch en Frauendorf onderhielden uitstekende contacten met deze hooggeplaatste Duitse functionarissen. Dankzij hun relaties wisten ze lucratieve klussen voor zichzelf binnen te slepen, bijvoorbeeld als beheerder (Verwalter) van vijandelijke (geallieerde) bedrijven. Curt Frauendorf had er ook geen morele bezwaren tegen om geld te verdienen aan het ‘beheer’ over – beter gezegd: de plundering van – bedrijven en onroerend goed die afgepakt werden van gedeporteerde Nederlandse Joden.

Er waren meer Duitsers (overigens ook Nederlanders) rond Haarlem die na mei 1940 kansen roken om geld te verdienen aan de ellende van anderen. Zoals bijvoorbeeld de dameskapper Herbert Böttcher. Deze getalenteerde Duitse coiffeur baatte al sinds de jaren twintig een eigen salon uit en had veel prijzen gewonnen bij internationale knipwedstrijden. Böttcher stond in Haarlem uitstekend bekend. Toch bleven na de Duitse inval steeds meer klanten weg. Zelf zag hij dat als een boycot, al kon het ook best te maken hebben met het feit dat Böttcher zich begon te manifesteren als nationaalsocialist. Böttcher wendde zich tot de Beauftragte en andere Duitse bestuurders, en slaagde erin om voorjaar ’41 het beheer in handen te krijgen van een vermaarde kapsalon nabij het Amsterdamse Leidseplein. De eigenaar en diens Joodse vrouw waren gevlucht naar Engeland. Herbert Böttcher zette zichzelf voor een prima salaris op de loonlijst, ontsloeg al het Joodse personeel en betrok de woning boven de zaak. In 1943 ontkwam de kapper niet langer aan inlijving in de Wehrmacht, al slaagde hij er wel in zijn lucratieve baan als Verwalter over te dragen aan zijn echtgenote.

Bij de bevrijding bleken Knab, Gerisch en Frauendorf naar Duitsland te zijn gevlucht. In het Heemsteedse herenhuis van Frauendorf werd grote voorraden brandstof en liefst 125 weckflessen met eten. De gure Hongerwinter was aan hem voorbijgegaan.

Dit artikel is een verkorte versie van een hoofdstuk uit het boek van Jan-Jaap van den Berg en Jan de Roos getiteld 'Fout Volk. Roof, verraad en repressie in Haarlem en omgeving 1940-1945', dat op 14 november 2023 verschijnt bij uitgeverij Loutje. 368 pag., ISBN 9789491936456. Verkoopprijs € 29,95.

Gebruikte bron(nen)

  • Bron: Jan-Jaap van den Berg & Jan de Roos
  • Gepubliceerd op: 12-11-2023 15:35:08