DOOR HAROLD MAKASKE - Voor tien cent per week was je in 1940 geabonneerd op de Libelle. Iedere week kreeg je dan zo'n 100 pagina's feitelijke informatie over het huishouden, het koninklijk huis, voeding en kleding. Het blad uit die tijd lijkt oppervlakkig gezien, qua inhoud, op de Libelle zoals wij die nu kennen. Gewoon een gezellig weekblad zonder actueel nieuws.
Deel van het voorblad van de Libelle van 10 mei 1940. Bron van deze en de andere afbeeldingen: Collectie Harold Makaske
De plank misslaan en achter de feiten aanlopen was dan ook bijna uitgesloten. Inderdaad, bijna. Eén vaste rubriek had namelijk wél een actueel karakter. Dit was het dagboekverslag, met de titel 'Libelle-Cocktail', van mevrouw Caty Verbeek. In dit artikel blikte zij terug op de week voorafgaande aan het verschijnen van het blad. Dat het nieuws zich onverwacht snel kan ontwikkelen, merkte de schrijfster in de meidagen van 1940.
Haar dagboek bleek iets minder actueel te zijn dan werd voorgehouden aan de lezers. In het nummer van 17 mei viel de schrijfster door de mand. De eerste regel van de column klopte nog wel: “Een week vol ongedurigheid”, maar direct daarna ging alles mis. “Ook al vanwege het feit, dat zoowel Den Haag als Haarlem groot-opgezette luchtbeschermings-oefeningen gehouden hebben.” Onder het motto “Nederland, dat eindelijk de noodzaak van een behoorlijk functioneerende luchtbescherming begint in te zien” volgde een boeiend verslag over ferme vrouwelijke leden van de Luchtbeschermingsdienst.
Twee pagina's lang werd beschreven hoe het dagelijks leven in Den Haag en Haarlem door de oefening was ontwricht. Zelfs het spoorverkeer bleek ontregeld te zijn.
Wie al heel gek opkeken, dat waren de passagiers van de treinen uit Amsterdam en Rotterdam die het station niet mochten verlaten. Kleine twintig minuten oponthoud en dat in deze jachtigen tijd!
Maar volgens de schrijver kon dit wachten zeer nuttig zijn, want het was:
Echter een mooie gelegenheid om eens even stil te staan bij de ontzettende gevolgen van een oorlog en niet alleen het besluit te nemen om voor honderd procent mede te werken met het streven van onze regeering om de neutraliteit te bewaren, maar tevens over de wenselijkheid om ook daadwerkelijk deel te nemen aan het werk van de organisaties, die zich ten doel stellen om in tijd van nood daadwerkelijk hulp te bieden.
In het vrouwenblad was ook in die tijd geen ruimte voor pessimisme. De proef bleek dan ook geslaagd te zijn. Na de oefening heerst “in Haarlem evenals in Den Haag een weldoend gevoel van veiligheid omdat men ziet dat de overheid niet stilzit.” De schrijfster sloot af met een positieve blik op de toekomst: Indachtig het 'Na gedanen arbeid is het goed rusten' is dat in elk geval een opwekkend vooruitzicht voor de volgende dagen.
Ook in de Libelle van 24 mei stond nog niets te lezen over de oorlogsdagen. Mevrouw Verbeek gaf in haar vaste rubriek een verslag van een interview met de chocolade-fabrikant Sickesz. Deze aflevering maakte wel héél pijnlijk duidelijk dat het dagboek niet actueel was. De geïnterviewde hield een fel betoog tegen de zuinigheid van industriëlen en consumenten. Sickesz gaf de voorkeur aan “Drie paar dunne kousen tegen de degelijke exemplaren van vroeger; een kast vol confectiejurkjes tegen de bescheiden garderobe van superieure kwaliteit!” De oplossing van de heer Sickesz was simpel. Tot drie keer toe werd het in het interview geroepen: “Vernietiging als grondslag voor grooter welvaart!” Een interessante gedachte nog geen twee weken na vijf dagen oorlogsgeweld en het bombardement op Rotterdam.
Pas in de Libelle van 31 mei constateerde Caty Verbeek, dat ze de plank volledig had misgeslagen. “De feiten volgen elkaar de laatsten tijd met zulk'n duizelingwekkende snelheid op, dat je haast bang zou zijn om iets neer te schrijven.” Ze gaf toe, dat de reportage over de luchtbeschermingsoefening een “eigenaardig figuur moeten hebben gemaakt”. Over het interview met de econoom Sickesz over “vernietiging als voorwaarde voor welvaart” schreef ze toen: “Bezien in het licht der Mei-gebeurtenissen moet een dergelijke uitspraak niet alleen onkiesch maar zelfs wreed klinken.” Bij deze constatering bleef het verder. Het hoogste doel, dat “er geen stagnaties in de aflevering van Libelle hoefde te ontstaan”, was heilig. De argumenten dat: “in elk geval de abonnés in bereikbare plaatsen geen enkel nummer hebben hoeven te missen” en dat “collega's van de dagbladpers vol bewondering zijn voor een dergelijke activiteit” werden als alibi gebruikt om deze misslag goed te praten.
Het artikel werd besloten met de merkwaardige oproep:
Laten wij ons loyaal betoonen tegenover de decreten, die uitgevaardigd worden, tegenover de manschappen, waarmee we in aanraking komen. Een verhouding van elkaar wederzijdsch begrijpen. Er loopen hier ook mannen rond, die reeds maanden en maanden onderweg zijn in dienst van hun vaderland, die vrouw en kinderen lange tijd slechts sporadisch zagen. Mannen, die hun vaderland met volledige overgave dienen en die wij daarom moeten respecteeren.
Dit laatste paste weliswaar perfect in het tijdsbeeld en de aanvankelijke wens van de Duitse bezetter om vooral het dagelijks leven doorgang te laten vinden, maar achteraf gezien kun je stellen, dat Caty Verbeek en Libelle in meerdere opzichten een valse start van de bezetting maakten.