In Nederland heeft ‘de oorlog’ vrijwel altijd te maken met de Duitse bezetting. Benedict Janssen schreef het boek ‘De Andere Bezetting’, over Nederlands-Indië na de Japanse inval. Wat gebeurde er in die samenleving, toen dit ‘Nederlands eigendom’ plotseling in Japanse handen overging? ‘De Andere Bezetting’ vertelt over de komst van het Japanse leger, de hoopvolle verwachtingen onder de Indonesiërs, de razzia’s in de Europese stadswijken en de beruchte kampen. Over de dwangarbeid, de Buitenkampers en de hongersnood onder het volk. En over een bevrijding zonder bevrijders. TracesOfWar recenseerde het boek, en gaf het vijf sterren. We stelden de auteur via e-mail enkele vragen over dit boek.
Feestelijke bijeenkomst van de Centrale Adviesraad (11.09.1944, Djakarta). Onder de Japanse vlag staat generaal Harada en voor hem (met de armen geheven) Soekarno – blz. 2 (© NIOD Collectie)
Uw boek gaat over de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Een onderwerp waarover in Nederland naar verhouding weinig gepubliceerd wordt. Hoe kijkt u naar dit schijnbare gebrek aan belangstelling en wanneer en waarom besloot u dit boek te schrijven?
Na ‘De weg naar Singapore’ vroeg een uitgever mij of ik interesse had om een boek te schrijven over een oorlogsonderwerp, dat meer betrekking had op Nederland. Daarbij noemde hij als voorbeeld de inval in Nederlands-Indië: “Als je schrijft over de Britten in Singapore, waarom dan niet een volgend boek over de Nederlanders in Indië?”. Ik ben mij toen gaan inlezen in dit onderwerp, en er ging een wereld voor mij open.
Waarom er minder belangstelling bestaat voor de oorlog in Indië, valt moeilijk te verklaren. Mogelijk komt het omdat er uiteindelijk geen ‘happy end’ was, en ‘we’ het liever willen hebben over iets met een goede afloop. De vele mensen die in Indië de oorlog hadden meegemaakt en hier in Nederland kwamen wonen, kregen ook weinig aandacht voor hun verhalen. Het valt mij trouwens op dat er veel (wetenschappelijke) aandacht is over de periode 1945-1949, maar veel minder voor de oorlogsjaren daarvoor. Ik kan zo een hele rij aan interessante onderwerpen noemen uit de periode ’42-’45 die een boek of proefschrift verdienen.
Eerder publiceerde u ‘De weg naar Singapore’, dat eveneens gaat over de oorlog tegen Japan. Wat is het dat u interesseert aan dit front? Heeft u er bijvoorbeeld via familiegeschiedenis een relatie mee?
Nee, ik heb geen familiegeschiedenis met het Verre Oosten. In mijn eerste boek ‘Peleliu’ beschreef ik de strijd om een minuscuul eilandje in de Stille Oceaan tussen de VS en Japan. Toen merkte ik dat er nauwelijks Nederlandse boeken voor handen zijn over die oorlog aan de kant van de wereld. Veel Nederlanders kennen het begin en het einde van die oorlog (Pearl Harbor en de twee atoombommen) maar dat is het dan wel zo’n beetje. Terwijl er zoveel meer is om over te vertellen. Neem bijvoorbeeld de val van Singapore, een variant op het David en Goliath-thema, met David nu als
bad guy, die in recordtijd het grote Britse Rijk weet te verslaan. Dat is een ongelofelijk verhaal.
Waaruit bestond uw voorbereidend onderzoek voor het schrijven van ‘De andere bezetting’ en wat waren uw belangrijkste bronnen?
Ik heb vooral geput uit bestaande literatuur. Allereerst de vijf boekdelen uit de serie van Loe de Jong, het enige overzichtswerk over de bezettingsjaren in Indië. Natuurlijk staan daarin zaken genoemd die inmiddels zijn achterhaald, maar het blijft een autoriteit over die periode. Daarnaast las ik allerlei boeken over deelonderwerpen, zoals het recente boek van Ethan Mark (‘Japan’s occupation of Java in the Second World War’) over de verstandhouding tussen de Indonesische bevolking met de Japanse bezetter, de dissertatie van Dr. van Velden over de burgerkampen, diverse kampdagboeken, maar ook van wie de oorlog buiten het kamp beleefde zoals Leo Jansen en Jan Bouwer. Zeer goed vond ik ook het fotoboek ‘Sporen van oorlog’ van Jan Banning met daarin interviews met (geportretteerde) romusha’s (dat zijn Indonesische dwangarbeiders) en Nederlandse krijgsgevangenen. Banning laat deze getuigen in hun eigen woorden hun verhaal vertellen, en weet daarmee de lezer te raken.
Propaganda-affiche van de AAA, een pro-Japanse organisatie op Java – blz. 44 (© NIOD Collectie)
In ‘De Andere Bezetting’ bent u voorzichtig met het leed van mensen te vergelijken, bijvoorbeeld als het gaat om het lot van de gevangenen van de naziconcentratiekampen en die van de Japanse kampen. Wat zijn echter in het algemeen de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen de nazibezetting en de Japanse bezetting?
Allereerst lijkt mij deze vraag meer voor een kampen-deskundige; dat ben ik niet. Maar voor wat ik er van heb gelezen lijkt mij dat de schaal en aard van de kampen verschillend zijn geweest: neem bijvoorbeeld een kampcomplex als Auschwitz. Dat was enorm in oppervlakte en in aantal gevangenen. Een groot verschil is natuurlijk ook het vernietigingsplan achter sommige Duitse kampen: meteen na aankomst vond selectie plaats en werd een deel van de groep vermoord. Zoiets bestond er niet in het Verre Oosten. Maar bedenk dat Japan ook weinig aandacht had voor de overleving van geïnterneerden, vooral bij krijgsgevangenen. In de Appendix in mijn boek staat een uitgebreid citaat uit het dagboek van de arts R. Springer tijdens zijn verblijf in het kamp op het Molukse eiland Haroekoe. De Japanse behandeling van de gevangenen daar lijkt op een soort langzame vorm van vernietiging. Hetzelfde geldt voor de Birma-spoorweg, waar (naast hoge sterfte onder de krijgsgevangenen) de romusha’s in enorme aantallen zijn omgekomen – denk voor deze laatstgenoemde categorie aan schattingspercentages van ver boven de 50% (op sommige delen van de baan wel tot 80 á 90 %).
Overigens zie ik veel overeenkomsten tussen Japan en nazi-Duitsland. De racistische staatsideologie (‘wij zijn een beter ras’), de agressieoorlogen op zoek naar meer
Lebensraum, de medische experimenten op mensen (Unit 731), de rücksichtslose onderdrukking van de bevolking, met o.a. een enorme
Arbeitseinsatz en (op Java) de dood van naar schatting 2,5 miljoen bewoners door honger en uitputting in de oorlogsjaren 44-45. Ik gebruik hier maar even wat Duitse termen, maar die concepten zie je allemaal terugkomen als het gaat over Japanse bezetting.
Afbeelding van de (roze) pendafteran (identiteitsbewijs) van Derk Willem Kappelle, werkzaam als chef aanplant in de onderneming Bendoredjo (regentschap Blitar) – blz. 96 (© NIOD Collectie)
De Indonesische onafhankelijkheidsbeweging kennen we vooral van de gebeurtenissen van na de oorlog. Welke rol speelden Indonesische nationalisten echter tijdens de Japanse bezetting?
Dat is een onderwerp dat mij heeft verbaasd. Die rol was mij niet bekend, en ik las ook her en der dat dit (zeker in Indonesië) een soort
inconvenient truth is, waar men het niet over heeft: men houdt het blazoen van Soekarno en Hatta – de
Founding Fathers van Indonesië – liever schoon.
Vóór de oorlog hebben drie nationalisten – Soekarno, Hatta en Sjahrir – zich dapper opgesteld tegenover het (Nederlandse) koloniale bestuur, dat deze ‘lastposten’ vervolgens door verbanning monddood maakte. Toen in 1941 de Japanse dreiging steeds ernstiger werd, beseften alle drie dat Indonesië onder Japan veel slechter af zou zijn, en lieten zich kritisch uit over Japan. Soekarno had het in de pers over “de hebzuchtige, inhalige, onheilbrengende draak” en Hatta riep op tot verzet: “liever staande sterven dan knielende leven”.
"Wij zijn kinderen van het nieuwe Java. Wij zweren dat wij ontwikkelde mensen willen worden tot steun van Asia Raya (Groot-Azië) onder leiding van Dai Nippon" – blz 74 van het boek (© NIOD Collectie)
Tijdens de bezetting realiseerde Japan zich hoe nuttig de charismatische Soekarno en de gedegen econoom Hatta zouden zijn om de bevolking achter zich te krijgen. Op zijn eerste verzoek gingen beide volksleiders actief met raad en daad het militaire bestuur op Java helpen (Sjahrir hield zich uitdrukkelijk afzijdig), en maakten zo een enorme draai. Het lijkt mij belangrijk om – waar het gaat om collaboratie – voorop te stellen dat Soekarno en Hatta niet loyaal hoefden te zijn aan het voormalige koloniale bestuur, maar wél (zo lijkt mij) aan hun eigen volk: als volksleiders hadden zij immers het vertrouwen van de Indonesiërs. Hier hebben Soekarno en Hatta duidelijk een grens overschreden. Daarover bestaat eigenlijk ook geen discussie: Soekarno heeft in zijn autobiografie uit 1965 ook onomwonden erkend dat hij zijn eigen volksgenoten in handen heeft gespeeld van de Japanners, en wist dat de romusha’s slavenarbeid en dood te wachten stond. Wonderlijk is dat nooit iemand (voor zover mij bekend) naar aanleiding van deze opmerkelijke schuldbekentenis eens aan Hatta heeft gevraagd hoe hij zijn eigen rol zag. Hatta was o.a. het hoofd van BP3, de organisatie voor werving en opvang van deze romusha’s.
Elk jaar op 15 augustus is de Nationale Herdenking van het einde van de Japanse bezetting. Wat gaat er op die dag door uw hoofd?
Het leed dat door zo vele mensen – in het kamp en buiten het kamp – is geleden vanwege de Japanse bezetting. En ook: de sterke wil en veerkracht (zowel tijdens als na de oorlog) om verder te leven. Overigens zijn de getuigenissen over het bekend worden van de Japanse capitulatie in de kampen prachtig: ik heb daar een apart hoofdstuk aan gewijd.
Heeft u al plannen voor een nieuw boek of bent u hier al mee begonnen? Kunt u al een tipje van de sluier oplichten?
Ik ben boeken aan het inkopen voor de research voor het volgende project: de opmars van Japan, met als werktitel ‘Van Tokio naar Batavia’. Eigenlijk was het mijn bedoeling om die veroveringsoorlog ook te behandelen in ‘De Andere Bezetting’, maar kwam er al snel achter dat de bezettingsperiode zelf al zóveel stof tot schrijven gaf, dat ik het militaire deel maar heb laten zitten. Het nieuwe boek wordt nu een soort ‘prequel’ op ‘De Andere Bezetting’: hoe kon het zover komen dat Japan in 1942 Indië bezette? En dan vooral: waarom gleed Japan (dat in de Eerste Wereldoorlog nog aan de kant van de geallieerden stond) zo snel af naar een militaristische staat?
- De Andere Bezetting
- Nederlands-Indië 1942-1945
- ISBN: 9789082830620
- Meer informatie over dit boek