Titel: | De typiste |
Schrijver: | Kamp, Lody van de |
Uitgever: | Kokboekencentrum Fictie |
Uitgebracht: | 2024 |
Pagina's: | 272 |
ISBN: | 9789029736381 |
Omschrijving: | Samen met de hoofdpersoon, stenotypiste Lien de Vries, raak je gaandeweg in de ban van de gevolgen van de anti-Joodse maatregelen. Haar man Hartog is net overleden, de herinnering blijft haar en hun kinderen Roosje en Rubi bij. Zijn graf bezoeken is lastig omdat hun fiets ingeleverd moest worden. Aan de hand van hun lotgevallen wordt de periode vanaf 27 december 1941 ongenadig tot in het kleinste detail drastisch in beeld gebracht. Die dag krijgt Lien ontslag bij het Bevolkingsregister, er werden drie Joodse werkneemsters met elk één loonzakje op straat gezet. De onverschilligheid van collega's is stuitend. Meestal schrijft Lien om de twee weken, tot en met 28 juli 1942. Ze staat er praktisch alleen voor, financiële problemen zijn met name beschreven aan de hand van het gebrek aan brood. Het kost kracht om haar ouders om hulp te vragen, vader Salo is praktisch werkeloos. Hij is een lastige echtgenoot voor moeder Riek, die veel zorg voor de kleinkinderen overneemt als Lien weer gaat werken. Haar vader blijkt ondanks alles een leuke opa, tot hij een tijd in de gevangenis zit nadat hij zijn persoonsbewijs met de J erin had verscheurd. De auteur heeft je gewaarschuwd: Deze roman is wel geschreven tegen de achtergrond van historische gebeurtenissen, maar staat los van de werkelijkheid. Het is wel opvallend hoe allerlei ‘feiten’ het verhaal dragen en sturen. Zo is het onwaarschijnlijk dat er al in 1941 sprake was van een verzetsgroep die aanslagen pleegt zoals die in het boek voorkomen. Bertus, één van de leden en bode van het Bevolkingsregister, zorgt ervoor dat Lien aan de slag kan bij de uitgevers van het Joodse weekblad NIW. Daar komen ook de voorzitters van de Joodse Raad, in dit geval prof. dr. S. Mandel en J. Hirsch, met de Duitser Konrad Dörner langs. In het blad komt per 1 april 1941 – gedwongen - informatie van de Joodse Raad. Lien stenografeert de door ene Freddie gedicteerde bijdragen. Intussen heeft ze Gerda, met een revolver op zak, leren kennen. Die blijkt vanuit haar werk bij de SD in de Euterpestraat allang te weten dat Lien voor de Joodse Raad moet werken. Zij had toch al grote bedenkingen bij haar werk en voelde zich steeds meer een moffenmeid. Haar vader bleef schelden over de vermaledijde Raad. Gerda haalt haar over om haar typemachine als wapen te zien en neemt haar zelfs stiekem mee naar kantoor. Waarom ze dat doet blijft raadselachtig, misschien om 310 opgepakte Joodse jongemannen aan bod te laten komen. Die kwamen ten dele uit het Joodse werkdorp Wieringermeer en waren slachtoffers van de razzia op 11 juni 1942. Zij stonden kennelijk aangetreden in de Euterpestraat voor ze naar Schoorl en later Mauthausen zijn gedeporteerd. Aan de overkant was de bij de deportaties betrokken Zentralstelle für Jüdische Auswanderung gevestigd. Aan onderduiken denkt Lien niet. Ondanks waarschuwingen van Gerda, die inmiddels gezocht wordt voor een aanslag en in het Oranjehotel zit, en later via Bertus. Liens’ grootouders in Lochem blijken verdwenen, haar ouders houden het afwachten niet meer vol en nemen als de spreekwoordelijke ‘makke schapen’ de trein naar Westerbork. De kinderen gaan met hulp van buren naar een boerderij in Noord-Holland, Lien blijft achter. Dan verscheurt ze 28 juli 1942 op het balkon het bewijs dat ze niet naar Westerbork hoeft, haar Sperre. Net als haar vader eerder zijn persoonsbewijs. Met gepakte rugzak loopt ze naar het station. Een weerbarstig, maar uiteindelijk toch mak schaap. Je blijft met vragen zitten: Waarom dook ze niet onder? Waarom zou een moeder niet willen overleven, voor later, of als er in de onderduik iets misgaat? Laat ze niet tenminste een brief achter? En als je jezelf dan toch opgeeft: Waarom niet aansluiten bij een verzetsgroep, net als heel wat andere Joden? Waarom geen stampij maken met wat je allemaal weet, mensen waarschuwen, hoe dan ook? Het boek eindigt als cliffhanger: Hoe ging het verder, met kinderen en schuilplaatsverleners, kwam Lien misschien toch de oorlog door, al was daar in 1942 nauwelijks hoop op? Anders dan de voormannen van de Joodse Raad, voelt Lien zich schuldig aan de misdaden tegen haar Joodse gemeenschap. Opvallend is wel dat ze daar niet echt thuis lijkt te horen en vrijwel alleen lijkt te staan. De kritiek op die Raad is niet mals. Niet alleen de scheldwoorden van Liens’ vader, ook het hier beschreven personeel van de Raad doet onprettig aan. Net zoals in de tv-serie over de Joodse Raad, waarin professor Cohen niet wil luisteren naar de gruwelberichten van de tuinman uit de buurt van Auschwitz, luisteren de leiders in het verhaal van Van de Kamp niet naar Lien als zij hen de vertrektijden van treinen uit Westerbork voorlegt, die ze via Gerda te weten was gekomen. Deze treinen gaan naar iets wat al duidelijk Osciewim wordt genoemd. Maar men is als de dood voor gevolgen, ook voor zichzelf, als zou blijken dat dit bekend was. Gerda is inmiddels geëxecuteerd, Lien krijgt haar afscheidsbrief. Maar dan denk je dat het toch wel heel onvoorzichtig was om Liens’ adres te noemen. Opvallend is dat wie een beetje medeleven of echte hulp biedt, niet-Joods is. De bakker geeft aarzelend wat brood. Mensen begeleiden kinderen met Jodenster naar school. Onderduikmogelijkheden boden niet-Joden, het verzet lijkt uit niet-Joden te bestaan, Gerda's vader was zelfs NSB’er. Heldinnen zijn de vrouwen in dit boek, de mannen steken daar, op Bertus na, maar mager bij af. Maar dat is voornamelijk een oordeel achteraf, met de kennis van nu. De uitzichtloosheid van Lien, die haar man, de rest van haar gezin en familie, en haar bron van inkomsten kwijtraakt, wordt invoelbaar. De verdienste van dit boek is een harde confrontatie met de gevolgen van de anti-Joodse maatregelen. Je verplaatst je in Liens’ situatie, een fuik die steeds dichter sluit. Van de Kamp veroordeelt in zijn slotwoord de Joodse Raad niet, hij kiest twee motto's: De waarde van leven is geen vanzelfsprekendheid (rabbijn Hirsch) en Leven en dood leg ik voor U neer. Kies het leven, opdat u leeft, u en uw nageslacht (Deuteronomium). Je zou hem graag direct vragen waarom hij dit boek zo heeft geschreven. Maar hij biedt je de mogelijkheid om zelf na te denken: Wat had jij gedaan? Waarvoor dank. |
Beoordeling: | Zeer goed |