Titel: | Heilige stilte - Publieke religie en de Nederlandse dodenherdinkingen sinds 1945 |
Schrijver: | De Jager K-j. (red.) & Wallet, B. |
Uitgever: | Kokboekencentrum |
Uitgebracht: | 2021 |
Pagina's: | 176 |
ISBN: | 9789043537476 |
Omschrijving: | Toen de Tweede Wereldoorlog ten einde was, klonk in Nederland het verlangen om de omgekomenen te herdenken. Hoewel de roep om te herdenken eigenlijk al tijdens de oorlog ontstond. Het was de gereformeerde oud-verzetsstrijder Jan Drop (1907-1993) die al tijdens de oorlog samen met anderen de gevallenen wilde herdenken. Door middel van ondergrondse vlugschriften riep hij in 1941 christenen op om tussen 10 en 15 mei in huiselijke kring de oorlogsslachtoffers te herdenken. Wat toen nog gold als een stil protest, zou – als het aan Drop lag – na de oorlog een blijvend eerbetoon worden aan de gevallen kameraden. Zo ontstond eind 1945 de ‘Commissie Nationale Herdenking 1940-1945’. Een jaar later volgde hieruit de nationale herdenkingsavond in heel Nederland. Het beeld van de offers die gebracht waren voor de vrijheid werd gesymboliseerd door de dood en wederopstanding van Jezus. Dit vertelt Ilse Raaijmakers in haar bijdrage ‘4 mei en religie’ dat een onderdeel is van de recentelijk verschenen bundel ‘Heilige stilte. Publieke religie en de Nederlandse dodenherdenkingen sinds 1945’. Maar ook op de Grebbeberg begon het herdenken al in 1940 blijkens de bijdrage van Jacob van der Tang die het herdenken op de Grebbeberg tot 1953 onderzocht. Op 16 mei 1940 vond daar voor het eerst een herdenking plaats bij de allereerste massabegrafenis. Deze en latere herdenkingen waren allen sterk verweven met christelijke symboliek, retoriek en rituelen. Religieuze elementen zijn overal terug te vinden. In de uitgesproken teksten, de muziek en de betrokkenheid van geestelijken bij de diensten. Vaak gaat namelijk een kerkdienst aan een herdenking vooraf en wordt het uitspreken van gebeden afgewisseld met religieuze muziek. De kruisen als monument, al dan niet op begraafplaatsen, zijn tevens een verwijzing naar het lijdensverhaal van Christus en de wederopstanding. Evenals het blazen van de reveille. Maar ook de stille tochten die gehouden worden, zijn afkomstig uit de religie. Op zich is deze benadering niet echt verbazingwekkend te noemen, als je bedenkt dat tot halverwege de vorige eeuw de Nederlandse publieke religie sterk onder invloed stond van het christelijk georiënteerd nationalisme dat nauw verbonden was met het koningshuis. Die religieuze rol bij de herdenkingen werd door historici vooral geïnterpreteerd vanuit de verzuiling. Maar dat is te eenvoudig gesteld, vinden de samenstellers van ‘Heilige stilte’. De Nederlandse religiegeschiedenis is daarvoor te complex. Daarom gaan in deze studie onder redactie van Bart Wallet, hoogleraar joodse studies voor vroegmoderne en moderne geschiedenis, en Koos-jan de Jager, promovendus en docent journalistiek en communicatie, diverse auteurs nader in op de specifieke rol van de publieke religie bij de dodenherdenkingen, zoals die gehouden werden en worden op de Dam in Amsterdam en lokaal in Nederland. Ondanks de vele overeenkomsten blijken de lokale herdenkingen onderling toch heel divers te zijn. Niet alleen in religieuze betekenis – het zuiden is meer rooms-katholiek georiënteerd, het noorden eerder protestants – maar ook als gevolg van de historische achtergrond van de lokale bevolking. Op de Grebbeberg woedde in de meidagen van 1940 een heftige strijd. De herdenkingen daar kregen duidelijk een meer militair karakter. In Rijssen daarentegen waren aanvankelijk de religieuze elementen meer ondergeschikt. Ewart Bosma legt de achtergrond van de Rijssense herdenkingscultuur uit in zijn bijdrage. De nadruk lag vooral op de rouwverwerking, zo schrijft hij. Vanaf 1942 werden de Joden in Rijssen op transport gesteld. Daardoor nam in die gemeente het verzet toe. In de laatste oorlogsjaren werden veel Rijssenaren gegijzeld als gevolg van het toenemende verzet, vonden er vele liquidaties aan beide zijden plaats, en hielden de Duitse bezetters regelmatig razzia’s om mannen op te pakken voor dwangarbeid in Duitsland. Pas na 1980 gaat de publieke religie een grotere rol spelen bij de herdenkingen. Hoe anders was de herdenkingscultuur voor de Nederlandse Joden. Daaraan besteedt Bart Wallet aandacht in zijn bijdrage. Hij stelt dat de Nederlandse bevolking de bevrijding volop vierde, maar voor de Joodse gemeenschap was er veel minder reden tot vreugde. Na de Duitse bezetting leden zij nog sterk onder de tweedeling die domineerde in de oorlogsjaren. Bovendien was er na de oorlog weinig belangstelling voor het leed van de Joden, alle aandacht ging immers uit naar het verzet en de militairen. Hierdoor ontstonden aanvankelijk drie verschillende Joodse strategieën, zodat er omgegaan kon worden met de publieke herinneringscultuur. Dat waren participatie, dubbel gedenken en afzonderlijk zionistisch denken. Vanaf 1963 kwam er meer aandacht voor het Joodse leed, een gevolg van het destijds gehouden Eichmann-proces. Sindsdien werden ook rabbijnen bij de herdenkingsdiensten betrokken. Koos-jan de Jager bestudeerde de herinneringscultuur in Indonesië van 1945 tot 1950. De herdenkingen van de Nederlandse militairen waren sterk religieus getint. De diensten werden geleid door militaire geestelijken. De religieuze elementen moesten als het ware de zinloosheid van de vele gesneuvelde militairen compenseren. De Nederlandse erebegraafplaatsen in Indonesië daarentegen waren niet specifiek christelijk, er zijn ook klassieke en spirituele symbolen terug te vinden in een poging de eenheid te benadrukken. Die sterke aanwezigheid van geloofsovertuigingen op de erevelden leidde ertoe dat de Oorlogsgravenstichting in 1969 de term ‘pelgrimsreis’ invoerde voor de reizen naar de erevelden in Indonesië. Maar de huidige samenleving is aan verandering onderhevig. Tijdens de herdenkingen worden niet meer alleen de slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog herdacht, maar ook de gesneuvelden van vredesmissies. Ook dringt steeds meer het besef door om de jeugd veel meer bij de herdenkingen te betrekken. De christelijke religie is door de jaren heen langzaamaan een verminderde rol gaan spelen. Mede door het sluiten van de kerken, maar ook door de verandering van de maatschappij in een multiculturele samenleving. Dat heeft onmiskenbaar effect op de herdenkingscultuur. Daarover gaat de bijdrage van Zohar van Tijn. Er moet opnieuw gekeken worden naar de huidige invulling van de herdenkingsdiensten om toch die Nederlandse saamhorigheid tijdens de herdenkingsdiensten meer te verbreden. Door de brede opzet is ‘Heilige Stilte’ een leerzame bundel. De helder objectief beschreven onderwerpen bieden dieper inzicht in onze herdenkingscultuur die voor menigeen rechtstreeks verbonden is met de Tweede Wereldoorlog, terwijl door velen de religieuze aspecten daarbij eigenlijk als vanzelfsprekend worden ervaren. Deze studie verandert de kijk op onze herdenkingscultuur en dat is ook tevens de opzet van de samenstellers. Zij hopen dat deze bundel uitnodigt tot verder onderzoek. In een samenleving die voortdurend transformeert, wordt de publieke religie immers ook steeds bijgesteld. ‘Heilige stilte’ is jaargang 29 van de serie ‘Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme na 1800’. |
Beoordeling: | Uitstekend |