Titel: | Stalin - Aan het hof van de rode tsaar. |
Auteur: | Simon Sebag Montefiore |
Uitgever: | Het Spectrum |
Uitgebracht: | 2004 |
ISBN: | 907120605X |
Omschrijving: |
Dat een biografie van een historische figuur nooit volledig is, bewijst Simon Sebag Montefiore met een vuistdik boek over Jozef Stalin. We maken er kennis met de Georgische machtsmens vanaf de klim naar de macht begin jaren 1920 tot zijn dood in 1953. De auteur kreeg voor zijn boek toegang tot archieven die pas in 1999 werden opengesteld (o.a. de Russische staatsarchieven voor Oorlogszaken en voor Sociaal-Politieke Geschiedenis). Daarnaast herbekeek hij de berg persoonlijke brieven, documenten en memo’s van Stalin. Uitvoerige interviews met de kinderen en kleinkinderen van de toenmalige Sovjetleiders zorgden voor een interessante aanvulling. Montefiores stijl is meeslepend, zijn gegevens over het slangennest in het Kremlin werkelijk onthutsend. De lezer neemt er graag daarom enkele tekortkomingen bij. Zo komt de rivaliteit met Trotski en de opdracht tot diens moord slechts zijdelings aan bod. In zijn gedrevenheid om personen en feiten te typeren gebruikt de auteur een taal die men niet direct van een historicus verwacht. Wie heeft er bijvoorbeeld boodschap aan dat Vlasik (hoofd van Stalins lijfwacht) op een varken leek? Ook met de waarheidsgetrouwheid van de bronnen wordt soms lichtzinnig omgesprongen. Montefiore voegt achteraan het boek wel een bronnenkritiek toe, maar een meer kritische benadering bij de onthullingen zelf zou gepast geweest zijn. "Stalin. Het hof van de rode tsaar" is niettemin verfrissend. Het stelt het beeld scherper van de man die miljoenen landgenoten de dood injoeg en de wereld op de rand van een nucleaire oorlog bracht. Het boek is echter niet zo maar een biografie, de lezer wordt ook meegesleurd in de intriges aan het hof van de “bolsjewistische tsaar”. Het hofLange tijd vormde de bolsjewistische partij- en regeringstop een vriendschappelijke bende van gelijkgezinden tussen wie het er eerder gemoedelijk aan toe ging. Vrouwen en kinderen van partijbonzen leefden als één grote familie samen in het Kremlin, liepen dikwijls elkaars appartementen binnen, vierden samen uitbundig feest en gingen samen op vakantie aan de Zwarte Zee. Aanvankelijk bleven zij hun oorspronkelijke levenswijze behouden. Aan kleding en voeding werd weinig geld besteed. Regelmatig moest de ene familie van de andere geld lenen om aan de levensnoodzakelijke uitgaven te kunnen voldoen. Montefiore schrijft de onderlinge kameraadschap toe aan de moeilijke jaren waarin het bolsjewisme was ontstaan. De leiders waren samen gehard door verbanningen tijdens de tsaristische periode en de verbeten strijd tijdens de burgeroorlog. Bolsjewisme stond voor hen gelijk aan een blind geloof in de marxistisch-leninistische leer. Ze waren bijgevolg bereid om te sterven en te doden voor hun geloof in de maakbaarheid van de nieuwe marxistische wereld. Dat hierbij desnoods de eigen familieleden moesten opgeofferd worden, was ondergeschikt aan de idealen van het ware communisme. Zo werd de vrouw van Stalins privé-secretaris Poskrjobysjev vóór de oorlog wegens hoogverraad ter dood veroordeeld. Dit belette de man niet om tot het einde trouw te blijven aan zijn baas. Hetzelfde gebeurde bijna met Polina, de vrouw van buitenlandminister Molotov. Wanneer Stalin in 1949 een vervolging ontketende tegen een “joodse samenzwering” werd ook zij van medeplichtigheid beschuldigd. Zij ging vrijwillig in ballingschap naar een concentratiekamp, deels uit zelfbehoud, deels uit bezorgdheid voor de carrière van haar man, maar ook omdat ze oordeelde dat de partij altijd gelijk had. Ze nam afscheid van haar man met de woorden “Als de partij dit nodig heeft, zullen we scheiden”. De mensJozef Vissarionovitsj Stalin combineerde meedogenloosheid met een grote charme. Hij bezat een bijzondere uitstraling die mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen fascineerde en soms verlamde. Vrouwen voelden zich naar verluidt aangetrokken door zijn bruine ogen en diepe stem. Kinderen aan het “hof” aanbaden hem en kropen graag bij hem op de schoot. In de ogen van velen leek hij op een doorsnee vader en echtgenoot. Hij maakte zich zorgen over de puberale fase en de partnerkeuze van dochter Svetlana en over het losbandige gedrag van zoon Vasili. Hoewel hij ook bijzonder lomp kon zijn, komt hij naar voor als een liefhebbende echtgenoot voor zijn tweede vrouw Nadja. Haar zelfmoord in 1932 komt overigens in het boek uitgebreid aan bod. Het drama betekende een keerpunt in het leven van Stalin. In de dagen na haar dood werd hij het slachtoffer van hysterische buien. Zijn aangeboren wantrouwen werd er enkel maar door versterkt. Montefiore stelt dat Nadja’s dood in zijn leven een katalysator vormde voor zijn achtervolgingswaanzin en paranoia. We leren Stalin ook kennen als een selfmade intellectueel (hij verslond massa’s boeken over geschiedenis, politiek en literatuur) en als een liefhebber van gezellig samenzijn (de banketten ten tijde van het stalinisme zijn legendarisch) en het buitenleven (hij hield ervan om in zijn datsja’s zijn mimosa’s te snoeien). Achter dit masker van gecultiveerdheid en menselijkheid scholen echter vlagen van meedogenloosheid en pervers sadisme. Zo informeerde hij tijdens de grote zuiveringen meer dan eens gretig naar de laatste woorden van een ter dood veroordeelde en maakte er dan grapjes over. Stalin had ook een bizarre obsessie voor alles wat met gezondheid te maken had. Hij was een rusteloze hypochonder die leed aan chronische pijnen (onder andere aan zijn misvormde arm) en aan kouwelijkheid. Niet alleen beklaagde hij zichzelf hierover, maar hij was ook bekommerd om de gezondheid van zijn naaste medewerkers. Zijn eigen levenswijze blonk nochtans niet uit door ascese en ontspanning. Jarenlang legde hij zichzelf en zijn omgeving een hels werkritme op dat uitdeinde tot diep in de nacht. Dat werd afgesloten met zware diners en uit de hand lopende drinkgelagen. Van de magnaten rond hem werd dezelfde dagindeling verwacht. Niemand durfde ’s nachts als eerste naar huis te gaan, laat staan een uitnodiging van Stalin af te slaan. Om de stalinistische periode te overleven moest men niet alleen geluk hebben, maar ook een zwaar nachtleven kunnen doorstaan. De dictatorDictators spiegelen zich graag aan grote voorbeelden uit de geschiedenis. Bij Stalin was dit niet anders. Hij koesterde een grote bewondering voor de Romeinse keizers, Ivan de Verschrikkelijke en Napoleon. Tijdens de jaren 1930 nam de luxe aan het hof van de “rode tsaar” toe en vanaf de oorlog werden zonder scrupules rituelen, symbolen en de nodige luister van de tsaristische periode overgenomen. Stalin was eigenlijk gefascineerd door alle politieke leiders tijdens het interbellum. Hitler nam in deze galerij een bijzondere plaats in. Stalin bewonderde hem omwille van het snelle economische herstel en de militarisering die hij in Duitsland tot stand had gebracht. Bij de grote zuiveringen liet de dictator zich inspireren door de Nacht van de Lange Messen waarin Hitler zijn partijvijanden liet uitschakelen. Ideologische verschillen waren met andere woorden in de adoratie van de sovjetleider geen probleem. Zo had hij tijdens de grote oorlogsconferenties een goed contact met F.D. Roosevelt die hij overigens een wijze man vond. Tijdens de jaren 1930 had Stalin zich omgevormd van een gemoedelijke leider van een arbeidsstaat tot een absoluut alleenheerser. Hij straalde een macht en zelfzekerheid uit die zijn omgeving verlamde. Eén keer leek hij onder zijn taak door te gaan: onmiddellijk na de inval van Duitsland in de Sovjetunie (1941). Stalin, die zijn sympathie voor Duitsland en zijn leider nooit had verborgen, beschouwde het verbreken van het niet-aanvalspact van 1939 als een persoonlijke nederlaag. Toen het Sovjetrussische leger volledig overrompeld werd, maakte hij aan de partijtop bekend dat hij wilde aftreden. De volgende dagen was hij niet te bereiken en bevond hij zich volgens de meeste bronnen op de rand van een inzinking. De jaren twintig buiten beschouwing gelaten was dit wellicht het enige moment dat men Stalin ten val had kunnen brengen. Maar zelfs in dit ogenblik van zwakte kan men zich afvragen of het geen berekende zet van hem was. De vertwijfelde partijbonzen smeekten hem al gauw om opnieuw de leiding op zich te nemen. Hij liet zich ompraten, eiste het militaire opperbevelhebberschap op en kon zich tijdens de oorlog opwerpen als de redder des vaderlands. Heerser over leven en doodEr zijn weinig totalitaire staten waar het wantrouwen en de paranoia zoveel miljoenen slachtoffers hebben gemaakt als tijdens het stalinisme. Hoogtepunt hiervan vormde de grote terreur van 1934-38. Futiliteiten en persoonlijke overwegingen konden leiden tot een terdoodveroordeling: een vergeten kritische commentaar, wraak om een gemiste functie, afgunst op iemands huis of vrouw, of vaak gewoon toeval. Op den duur hield het systeem zichzelf in stand. Partijleden beseften dat zij in de achting van Stalin konden stijgen indien zij “verraders” konden aanbrengen. Het was niet alleen een manier om concurrenten uit te schakelen, maar ook om het eigen hachje in de toekomst veilig te stellen (wat overigens totaal geen garantie was). Het boek stelt de prangende vraag naar de verantwoordelijkheid voor deze terreur. Tot een sluitend antwoord komt Montefiore echter niet. Hij houdt het bij een gedeelde verantwoordelijkheid tussen enerzijds Stalin en anderzijds slaafse en gewetenloze partijfunctionarissen rond hem en in de provincies. Door het ogenschijnlijk middelpuntvliedend karakter van de communistische machtsstructuur waren de lokale partijsecretarissen in de praktijk de uitvoerders van de massale doodstraffen en de verbanningen naar de goelag. Deze plaatselijke functionarissen deden er alles aan om deze gevraagde quota van arrestanten te halen, zoniet werd dit gezien als een daad van weerspannigheid. Sommigen overtroffen in al hun ijver zelfs deze quota en dreven aldus de waanzin nog hoger op. Het “systeem” was dus zeker schuldig. De bloeddorstigheid van het stalinisme zat voor een deel ingebakken in het bolsjewisme. Montefiore kenmerkt de bolsjevistieken als een bijna sektarische groep waarin de jaloezie zich sinds de periode van de ballingschap en de burgeroorlog had genesteld. Het ontstaan van de nieuwe marxistische wereld ging van bij het begin gepaard met interne afrekeningen. Zo werd onmiddellijk na de revolutie door Lenin genadeloos komaf gemaakt met mensjevieken en sociaal-revolutionairen. Na diens dood zette deze terreur zich voort tegen trotskisten en koelakken. De uitroeiing van de boeren was een collectieve verantwoordelijkheid van de hele partijtop en niet alleen van Stalin. Pas vanaf 1934 nam de terreur door de achtervolgingswaanzin van één man huiveringwekkende vormen aan. Hij was de ware spin doctor die de gehaktmolen op gang bracht en regisseerde. Politieke tegenstanders waren per definitie moordenaars. Meer dan twee “terroristen” was een “samenzwering” en door het samenvoegen van meerdere moordenaars had men een “Verenigd Centrum” tegen hét communisme. Onder Stalin gold echter niet meer de communistische maar de stalinistische waarheid. Kort voor zijn dood formuleerde hij het zelf als: “Wij kunnen zelf bepalen wat waar is en wat niet waar is”. Misschien vat het mopje dat Stalin zelf graag vertelde het best het gevaarlijke surrealisme van het hele systeem samen: Stalin is zijn favoriete pijp verloren. Een paar dagen later belt Beria (hoofd van de geheime politie) naar Stalin: “Heb je de pijp al gevonden?” “Ja, hij lag onder de sofa”, antwoordt Stalin. “Dat is onmogelijk!” roept Beria uit. “Er zijn al drie mensen die de misdaad bekend hebben”. |
Beoordeling: | Zeer goed |