TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Haast om te sterven

Titel: Haast om te sterven - Het korte leven van verzetsman Fritz Conijn
Schrijver: Doeko Bosscher
Uitgever: Promotheus Bert Bakker
Uitgebracht: 2015
Pagina's: 302
ISBN: 9789035142305
Omschrijving:

De Alkmaarder Fritz Conijn was een van de aanvoerders van het verzet in Noord-Holland. In eerste instantie was hij actief in Alkmaar en omgeving en nadat hem daar de grond te heet onder de voeten werd, week hij uit naar Amsterdam waar een aanvulling van de uitgedunde rijen in de illegaliteit meer dan welkom was. Begin september 1944 werd Conijn door de Duitsers doodgeschoten, volgens de officiële lezing in Vught. De auteur maakt in zijn boek echter aannemelijk dat hij waarschijnlijk ergens in de Noord-Hollandse duinen met een groep andere verzetsmensen werd geëxecuteerd.

Fritz Conijn was op dat moment slechts 21 jaar en twee maanden oud, maar hij was op die jeugdige leeftijd al een oudgediende in het verzet. Iemand ook die de leiding had gegeven aan een groot aantal gedurfde acties van de Alkmaarse en Amsterdamse knokploegen, vooral overvallen op wapen- en bonnentransporten. "Een snotneus met een groot natuurlijk gezag", noemde een van zijn kameraden uit het verzet hem. Na de oorlog werd hem postuum het Verzetskruis 1940-1945 toegekend, een Nederlandse onderscheiding die op 3 mei 1946 bij Koninklijk Besluit was ingesteld, "ter erkenning van bijzondere moed en beleid aan den dag gelegd bij het Verzet tegen de Vijanden van de Nederlandse zaak en voor behoud van de geestelijke vrijheid." De onderscheiding werd 95 keer verleend, waarvan 93 keer postuum. In Alkmaar is hij nog steeds niet vergeten, want bij een enquête een aantal jaren geleden door de Alkmaarsche Courant naar de grootste Alkmaarder aller tijden kwam Fritz Conijn als derde uit de bus. Nu valt bij de uitslagen van dergelijke enquêtes best wel een aantal kritische kanttekeningen te maken, maar geheel zonder betekenis is de uitslag toch ook weer niet. De Alkmaarse Top 40 wordt in elk geval opvallend weinig 'bevuild' door de waan van de dag.

De historicus Doeko Bosscher (1949) schetst in dit boek een portret van de jonge verzetsheld en van het Noord-Hollandse verzet. Hij doet dat mede aan de hand van veel persoonlijk bronnenmateriaal, want de hoofdpersoon was een oom van hem. Weliswaar een oom die Bosscher nooit heeft gekend, Bosscher werd in 1949 geboren, maar toch. Zoals het een goed historicus betaamt weet Bosscher dat dit vragen kan oproepen over zijn objectiviteit, alsof hij het kleine bewonderende neefje zou zijn van de onfeilbare verzetsheld uit de meedogenloze oorlog. Hij weet deze mogelijke kritiek goed de pas af te snijden, want nergens in het boek valt iets te bespeuren van bewondering of van een kritiekloze houding ten opzichte van de hoofdpersoon van het boek en/of het verzet. Getracht is de feiten zo neutraal mogelijk te presenteren en ook om fouten en onhebbelijkheden van Conijn en zijn medestrijders niet onder het vloerkleed te vegen.

Fritz Gerhard Marie Conijn (Alkmaar, 27 juni 1923 - Vught?, 6 september 1944) was de zoon van een gefortuneerde houthandelaar in Alkmaar. Hij was zestien jaar jong en nog gymnasiast toen de oorlog begon en vanaf het begin was hij actief in het verzet. De familie Conijn was direct na het begin van de oorlog overgestapt op de jachtbouw omdat de houthandel geheel stil kwam te liggen. Men was daardoor zeer betrokken bij het lot van 'zeevaartgezinnen', die door maatregelen van de bezetter zonder inkomen waren komen te zitten. Die had namelijk in de meidagen verordonneerd dat alle koopvaardijschepen in beslag zouden worden genomen. Toen daarop veel van de bemanningen uitweken naar geallieerde havens, gelaste de Duitsers dat de gezinnen van deze overgelopen zeelui geen recht hadden op een uitkering. Fritz Conijn richtte een geheime 'zeemanspot' op om van het ingezamelde geld deze gezinnen in hun onderhoud te kunnen voorzien. Dat geld verzamelde de jeugdige Fritz uit de recettes van zijn optreden als de goochelaar Coniglio. Met dat 'Zeeliedenfonds', zoals de deftiger naam van de 'pot' luidde, als lichtend voorbeeld werd in 1943 onder leiding van Walraven van Hall het veel grotere Nationaal Steunfonds (NSF) opgericht, waarvoor vanaf september 1943 uiteraard Fritz Conijn de regio Alkmaar-Den Helder opzette.

De dan twintigjarige was toen al lang in Alkmaar een van de belangrijkste verzetslieden van de 'Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers', kortweg de LO-Alkmaar genaamd. Een van zijn metgezellen was zijn zwager Doeko Bosscher, de vader van de auteur van dit boek. Al snel kreeg de groep contacten buiten Alkmaar en ging Fritz de zogenaamde "beurs" van de LO bezoeken, waar onderduikadressen werden uitgewisseld. De LO-Alkmaar/Heerhugowaard/Langedijk die uit de contacten ontstond, beschikte over waardevolle contacten bij zowel instellingen en instanties als kerken, politie, Arbeidsbureau Alkmaar en Distributiedienst. Veel tijd en energie werd besteed om de grote groep onderduikers te kunnen huisvesten, maar ook voor achtergebleven gezinnen moest worden gezorgd. In maart 1944 stond Fritz weer voorop bij de oprichting van de KP (Knokploeg) in Alkmaar. Hij had al elders in het land bij overvallen geassisteerd en zodoende ervaring opgedaan.

Fritz kreeg van Leendert Valstar, een KP-leider die hoog op het verlanglijstje van de Duitsers stond, de opdracht om in Alkmaar een KP-groep op te richten. De KP-Alkmaar pleegde overvallen op de distributiekantoren om bonkaarten voor levensmiddelen te bemachtigen en op een SD-flat in Amsterdam en twee politiebureaus om aan wapens te komen. Verder nam de groep op 1 mei 1944 deel aan de mislukte overval op de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam om gearresteerde verzetslui te bevrijden. In mei 1944 werd de KP-Alkmaar door de Duitsers uitgeschakeld en week Conijn uit naar Amsterdam, waar hij een nieuwe KP-groep opzette. Deze groep pleegde overvallen op het distributiekantoor in Oudorp en op bonkaarttransporten bij Schagerbrug en Spanbroek.

Op 19 augustus 1944 werd Fritz opgepakt door de beruchte SD-er Herbert Oelschläger, een van de meest beruchte SD-ers, die op 22 oktober 1944 door het verzet zou worden geliquideerd, wat weer leidde tot omvangrijke represailles van Duitse kant: 29 personen werden door hen in de duinen geëxecuteerd. Conijn werd gearresteerd toen hij, samen met twee vrienden uit het verzet, met tienduizend gulden op zak een café aan de Amstellaan in Amsterdam was binnengestapt in een poging zijn gevangen genomen vriend Henry Scharrer vrij te kopen. Een wat naïeve veronderstelling dat de Duitsers een vette vangst als Henry Scharrer zomaar zou laten lopen. Via de beruchte V-Mann Willy Pons, één van de talrijke principeloze types die als informant hand- en spandiensten voor de Duitsers verrichte, werd Conijn er ingeluisd.

Goed twee weken later werd Fritz Conijn geëxecuteerd. Hij wordt ondanks zijn jeugdige leeftijd gezien als een van de groten van het Nederlands verzet. Een vriend van hem verwoordde het als volgt: "Fritz was de ziel van de verzetsbeweging in Noord-Holland. Hij heeft daar de KP opgericht en grootgemaakt. In zijn niets ontziende wil tot het dienen van zijn land ging hij zijn makkers in de strijd voor en Fritz was voor hen alles. Hij maakte op mij soms de indruk dat hij haast had om zoveel mogelijk in zo'n kort mogelijke tijd te doen. Ik weet ook waarom: Fritz geloofde niet dat hij deze tijd zou overleven."

Dat laatste citaat heeft Bosscher ongetwijfeld geïnspireerd tot de titel van zijn boek. Een pakkende titel, maar ook een die de lezer een beetje op het verkeerde been zet. Conijn was geen kamikazepiloot, hij had een verloofde en hij had plannen voor na de oorlog. Hij was zich bewust van de gevaren, maar toch ook zeker van plan te overleven. De auteur weet over de persoon en verzetsman Fritz Conijn een grote hoeveelheid lofuitingen te verzamelen en slechts een paar wat mindere punten: jeugdige overmoed en gebrek aan ervaring. Het zijn deze eigenschappen die hem uiteindelijk noodlottig werden, in een wanhopige poging zijn vriend Scharrer uit de Duitse klauwen te halen.

In zijn speech bij de presentatie van het boek is Bosscher ingegaan op het taboe op heldendom in Nederland, een taboe dat ontstond omdat (terecht) het idee postvatte dat het onderscheid 'goed/wit' en 'fout/zwart' de werkelijkheid geweld aandoet en er toch voornamelijk 'grijs' te ontdekken is. Een waarheid als een koe, maar steeds meer werden daarmee ook de daden van de personen uit het verzet naar de grijstinten getrokken. Een rehabilitatie richting 'goed/wit' is voor mensen als Fritz Conijn meer dan terecht. En met hem de talrijke anderen die jarenlang leven en welzijn van zichzelf en hun naasten in de waagschaal legden. Onlangs werden in het concentratiekamp Westerbork één voor één de namen voorgelezen van de 102.000 vermoorde Joden, Roma en Sinti, die in de periode 1942-1944 via het Durchgangslager Westerbork naar de Duitse vernietigingskampen werden weggevoerd. Elke twee seconden een naam, dagenlang aan een stuk. Zou het geen aardig idee en waardige geste zijn één keer per jaar de namen van alle Nederlandse verzetsmensen die hun leven verloren in de jaren 1940-1945 ook voor te lezen?

Bosscher heeft een mooi eerbetoon over één van die helden geschreven, talrijke anderen wachten daar nog steeds op en te vrezen is dat slechts weinigen ooit daadwerkelijk aan de vergetelheid zullen worden ontrukt. Wie kent nog de personen die net als Conijn het Verzetskruis 1940-1945 ontvingen, laat staan de honderden en honderden die om duistere reden niet bij dat lijstje uitverkorenen hoorden? Bosscher maakt daarover in het boek een aantal scherpe opmerkingen. Wie dit boek leest, bemerkt op een gegeven moment dat de namen van verzetsmensen over elkaar heen buitelen. Dan gaat dan bijna geheel over verzetslui uit de regio Alkmaar-Amsterdam, het werkterrein van Fritz Conijn. Het boek had dan ook evengoed een andere titel kunnen hebben, want het valt evengoed te lezen als een geschiedenis van het verzet in die hoek van Nederland. Dat is zeker een sterke toegevoegde waarde van het boek.

Een boek dat zich verder kenmerkt door het fraaie Nederlands. Bijvoorbeeld als Bosscher de laatste weken van de oorlog beschrijft, waarin zowel Duitsers als KP zich steeds meer voorbereiden op de ongewisse toekomst als de oorlog weldra zal zijn afgelopen en niemand op de valreep nog wil sneuvelen. Want niemand had haast om te sterven: "Het doel heiligt de middelen: de nazi die de illegalen helpt het einde te halen, wordt zelf ook geholpen. Een hellend vlak natuurlijk, maar in 1944-1945 is alles vals plat. De oorlog mag dan spoedig voorbij zijn, de verdere toekomst is totaal ongewis. De Bie en consorten navigeren zonder kompas vanachter een beslagen ruit in een vliegende storm."

Beoordeling: Zeer goed

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
26-04-2015
Laatst gewijzigd:
27-04-2015
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen