TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

De SS'er - biografie van een moordenaar

Titel: De SS’er - Josef Blösche, biografie van een moordenaar
Auteur: Heribert Schwan en Helgard Heindrichs
Uitgever: Ten Have
Uitgebracht: 2005
Pagina's: 304
ISBN: 9789025954734
Omschrijving:

Op 29 juli 1969 werd in een gevangenis in de DDR het doodvonnis over Josef Blösche voltrokken. Een nekschot maakte het einde aan het leven van een man die, afgezien van zijn misvormde gezicht veroorzaakt door een mijnongeval, niet opviel in het grauwe Oost-Duitsland. Hij stond bekend als een liefdevolle echtgenoot en vader die hard werkte om zijn gezin te onderhouden. In de kalimijn waar hij werkte kende men hem als een betrouwbaar en collegiaal werknemer. Ongeveer een kwart eeuw eerder was diezelfde doorsnee burger echter de schrik van het getto van Warschau. Hier werkte hij in de rang van SS-Unterscharführer mee aan de deportatie van meer dan 30.000 Joden en was hij persoonlijk verantwoordelijk voor het executeren van vermoedelijk meerdere honderden gettobewoners, waaronder kleine kinderen, zwangere vrouwen, zieken en bejaarden. Wanneer hij op zijn riksja door het getto reed, deed het hem genoegen om willekeurige slachtoffers neer te schieten. Op een bekende foto van de ontruiming van het getto van Warschau zien we hem een angstig klein jongetje met zijn handen omhoog onder schot houden. De rechtbank achtte hem schuldig aan de meest afschuwelijke misdaden, terwijl zijn vrouw, ongewis van het verleden van haar man waarmee ze 19 jaar getrouwd was, de hoop koesterde dat hij onbestraft vanuit de gevangenis naar huis zou terugkeren.

In “De SS’er” beschrijven historicus Heribert Schwan en psychologe Helgard Heindrichs het leven van Josef Blösche. Ze scheppen een beeld van de omgeving en omstandigheden waarin hij opgroeide en van de plek waar hij zijn misdaden pleegde. Vervolgens behandelen ze zijn naoorlogse leven en de rechtszaak tegen hem. Centraal staat de vraag hoe iemand die na de oorlog zo’n normaal leven leidde tijdens de oorlog zulke vreselijke misdaden op zijn geweten kon hebben. Om die vraag te kunnen beantwoorden riepen de auteurs de hulp in van een handschriftdeskundige en misdaadpsychologen. Rechtbankverslagen, interviews met ooggetuigen en de persoonlijke notities van Blösche hielpen hen bij het ontrafelen van zijn geest. Het is interessant om de mening te horen van deze deskundigen die niet vanuit historisch, maar vanuit psychologisch oogpunt dit intrigerende vraagstuk proberen te beantwoorden. Tegelijkertijd zien we hoe hun benadering beperkingen oplevert bij de totstandkoming van een geloofwaardige conclusie.

Terwijl historici zich doorgaans vooral richten op de vraag in hoeverre bepaald menselijk gedrag representatief is voor die tijd en dus verklaard kan worden aan de hand van brede maatschappelijke omstandigheden, zoeken psychologen naar persoonlijke factoren, zoals gebreken in de opvoeding, gedragsstoornissen of psychologische afwijkingen, om gedrag te verklaren. Met betrekking tot Blösche komen ze tot de conclusie dat hij een sadist was; zijn misdaden werden ingegeven door een ziekelijke aanleg. Aan de omstandigheden in die tijd hechten ze minder belang dan dat historici overwegend doen. Hoe het komt dat het sadisme van Blösche zowel voor als na de oorlog niet tot uiting kwam, wordt door hen niet verklaard. Ook wordt er geen aandacht besteed aan het feit dat veel kinderen indertijd onder exact dezelfde niet ideale omstandigheden opgroeiden als Blösche zonder dat ze oorlogsmisdadigers werden, terwijl andere kinderen onder veel betere omstandigheden opgroeiden en toch oorlogsmisdadigers werden. Dat zowel de opvoeding als de misdaden van Blösche niet uniek zijn, maar grote overeenkomsten vertonen met veel van zijn tijdgenoten wordt niet beschreven in dit boek en dat geeft een incompleet beeld. Er waren veel meer mensen zoals Blösche.

Waarin dit boek tekort schiet is niet alleen dat er geen vergelijking wordt gemaakt tussen Blösche en andere oorlogsmisdadigers, maar dat ook diverse studies naar hoe gewone mensen onder bepaalde omstandigheden in staat blijken te zijn tot ernstige misdaden ongemoeid gelaten zijn. Het had interessant kunnen zijn als er bijvoorbeeld een parallel getrokken was met het boek “Doodgewone mannen” van Christopher R. Browning uit 1992. Daarin wordt beschreven hoe weinig weerstand er was binnen de gelederen van het Duitse reserve-politiebataljon 101 om deel te nemen aan massa-executies van Joden in Polen. Browning beschrijft hoe heel gewone huisvaders van middelbare leeftijd opeens in staat bleken om vrouwen, baby’s, bejaarden en zieken te executeren, enkel omdat dit hen opgedragen werd. In dit kader had een vergelijking met het experiment van Milgram uit 1963 ook interessant kunnen zijn. De Amerikaanse psycholoog Stanley Milgram liet proefpersonen gesimuleerde elektrische schokken toebrengen aan een acteur die gilde van de pijn en om hulp riep wanneer de zogenaamde schokken met een steeds hoger voltage aan hem werden toegebracht. Terwijl de proefpersonen niet wisten dat het geen echte schokken betrof, bleek tweederde van hen bereid tot het toebrengen van hevige pijnen aan het “slachtoffer” omdat een “wetenschappelijk gezagspersoon” hen dat opdroeg. De niet bepaald geruststellende conclusie van Milgram: “Het kost niet veel moeite mensen zo ver te brengen dat ze anderen doden.”

De casus Blösche is niet exact hetzelfde als die van de mannen van het 101 reserve-politiebataljon of het experiment van Milgram. Browning beschrijft dat veel mannen van het 101 bataljon hoofdzakelijk bevelen uitvoerden en zich daar soms zelfs aan probeerden te ontrekken, terwijl Schwan en Heindrichs aantonen dat Blösche ook vaak op eigen initiatief handelde en genoegen leek te hebben aan het doden. Bij het experiment van Milgram werden de proefpersonen er tevoren van op de hoogte gesteld dat ze geen blijvende schade konden toebrengen bij de persoon bij wie ze dachten stroomschokken toe te dienen. Ook zij handelden niet op eigen initiatief, maar op direct bevel van iemand met aanzien. Gezien zijn persoonlijke initiatief en schijnbare genoegen in het doden is het goed mogelijk dat Blösche inderdaad werd gedreven door een zieke geest, maar de schrijvers en de door hen geraadpleegde deskundigen weten dat niet geloofwaardig genoeg te maken. Dat had hen enkel kunnen lukken als ze hem hadden vergeleken met anderen die soortgelijke misdaden pleegden onder vergelijkbare omstandigheden. Want wanneer kun je misdaden toeschrijven aan een zieke geest en wanneer aan tijdsomstandigheden? Ondanks dat die vraag niet afdoende beantwoord wordt, is dit boek wel degelijk het lezen waard. Zelden of nooit is de geschiedenis van een dergelijk laaggeplaatste nazi-oorlogsmisdadiger zo uitvoerig beschreven. Zonder dat de auteurs erbij stil staan is zijn oorlogsverleden, maar ook zijn voor- en naoorlogse leven, vergelijkbaar met dat van veel van zijn nazi-collega’s. Het verhaal is vlot geschreven en biedt vooral veel aanleiding tot nadenken over de prangende vraag hoe mensen toch in staat kunnen zijn tot zulke gruwelijke misdaden.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Kevin Prenger
Geplaatst op:
11-07-2008
Laatst gewijzigd:
15-02-2013
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen