TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Lieve allemaal

Titel: “Lieve allemaal” - Op zoek naar mijn ouders in hun Indische jaren
Schrijver: Jet Smalbraak
Uitgever: Walburg pers
Uitgebracht: 2012
Pagina's: 289
ISBN: 9789057308321
Omschrijving:

Jet Smalbraak is de dochter van een zendingsarts die zijn familie en schoonfamilie door middel van de correspondentie van hemzelf en zijn echtgenote op de hoogte hield van hun wederwaardigheden in Nederlands Oost Indië. Bij het leegruimen van haar ouderlijk huis na het overlijden van haar vader vindt zij op zolder een hutkoffer met daarin de vrijwel complete verzameling brieven die haar ouders naar hun familie in Nederland stuurden. Deze brieven werden bewaard door haar grootouders en kwamen na hun overlijden blijkbaar weer terug bij haar ouders.

Hun verblijf in Indonesië vanaf 1939 wordt uit de doeken gedaan in deze briefwisseling die zij ordent, ontcijfert en overneemt in een computerbestand. Aldus verzameld, besluit Jet Smalbraak deze uit te geven in boekvorm hetgeen een zeer leesbaar en interessant verslag is geworden van een uitermate roerige periode in de Nederlandse koloniale geschiedenis, van 1939 tot de repatriëring van haar familie in 1946.

Haar vader, Jan Smalbraak, is arts en boerenzoon uit de omgeving van Winterswijk. Hij trouwt met de onderwijzeres Marie Kruidenier uit de Zuidhoek, een wijk van Rotterdam, en besluit om namens de Samenwerkende Zendingsorganisaties als zendingsarts naar “den Oost” te vertrekken. Vooral Marie, maar ook Jan, houden met een bijna wekelijkse correspondentie hun beider families op de hoogte van hun belevenissen. In die tijd was dit de gebruikelijke manier van communiceren. Er wordt melding gemaakt van een sporadisch telefonisch contact wegens een verjaardag en dat wordt dan weken van tevoren per brief afgesproken en geregeld en de gehele familie komt dan aan het woord. Karakteristiek is de meest voorkomende aanhef “Lieve allemaal”.

De auteur, die in 1945 geboren wordt, verneemt via deze verzameling brieven een aspect van haar ouders en hun gezinsleven in de tropen, dat ze nooit heeft vermoed. Veel wordt haar duidelijk over hun karakters, zoals bijvoorbeeld de bijna manische neiging om maar nooit iets weg te gooien of de soms onverklaarbare driftbuien van haar vader. Ook wordt om de letterlijke aanhalingen van deze correspondentie heen, een heel duidelijk inzicht gegeven van de situatie van een naar onafhankelijkheid snakkende kolonie vóór de inval van de Japanners en een chronologisch verslag van de gebeurtenissen na de “bevrijding” op met name Sumatra waar de familie zich toen bevond.

Het lijkt erop dat het merendeel van de briefwisseling aan de familie in Rotterdam is gericht, maar vaak komt er het verzoek in voor om ook de familie in Winschoten een kopie te sturen zodat die ook op de hoogte blijft van de belevenissen. Blijkbaar werd een aantal van de brieven overgetypt of overgeschreven en aldus verspreid, zodat het achtergelaten archief redelijk compleet teruggevonden wordt.

Het eerste deel van het boek begint met brieven over de zeereis die het echtpaar maakt in 1939 en de aankomst in de plaats Poerwakarta op Java. Jan maakt de reis als scheepsarts en dus als bemanningslid terwijl Marie oogluikend wordt toegestaan (gratis) mee te reizen. Dit licht al een tipje op van een sluier die de uitgesproken “zunigheid” van de zendelingenorganisatie kenmerkt. Uit de briefwisseling blijkt onder meer dat een zendingsarts het beslist niet breed heeft. Daarenboven wordt deze niet geacht er naast zijn ziekenhuisfunctie een particuliere patiëntenpraktijk erop na te houden, wat Jan wel ambieerde om zijn studieschuld af te kunnen lossen. De huisvesting door de organisatie bij het hospitaal in het stadje halverwege Bandoeng en Batavia ( het huidige Djakarta) is navenant en elk dubbeltje moet wel drie maal omgedraaid worden alvorens het uitgegeven kan worden.

Marie blijkt slecht tegen het Midden-Javaanse klimaat te kunnen en, hoewel niet nadrukkelijk omschreven, lijdt ze aan een onuitsprekelijk gevoel van heimwee. Na een jaar ongeveer worden zij overgeplaatst naar Bandoeng en weer later naar een buitenpost op Sumatra (Sibolangit).

Inmiddels is de Tweede Wereldoorlog uitgebroken en daarmee wordt het contact verbroken met de familie in Nederland. Als de Japanse bezetting in maart 1942 ook Sumatra treft, blijft het echtpaar Smalbraak, werkzaam in een klein lokaal hospitaal, in functie. Interessant is dat blijkbaar een Japanner die “al meer dan 25 jaar aan de Sumatraanse oostkust woont” het lokale gezag vormt en deze ziet het belang in van de aanwezige gezondheidszorg. Dit is mede debet aan het feit dat de arts en zijn familie pas in maart 1945 worden geïnterneerd door de Japanse militaire politie. En dan breekt een periode van verschrikking, kampleven en ontbering aan, die wordt beschreven in brieven vanaf september 1945 “wanneer toestemming tot schrijven naar Nederland wordt gegeven”. Alle perikelen van de slechts moeizaam op gang komende communicatie met het vaderland door niet ontvangen brieven of elkaar kruisende berichten vergroten het verlangen naar repatriëring.

De briefwisseling verschaft een interessante inkijk in de situatie op Sumatra (en Indonesië) na de capitulatie van Japan en nadat Soekarno en Hatta in Augustus 1945 de onafhankelijkheid uitroepen. De voorlopige Engelse bezetter voelt zich absoluut niet verantwoordelijk voor het welzijn van de geïnterneerde blanke bevolking en de Japanners verzamelen de kampbewoners in een soort compounds waarbij de familie Smalbraak met andere Nederlandse overlevenden in de wijk Polonia in Medan wordt opgesloten.

Onzekere tijden en benarde omstandigheden, waarin gebrek bestaat aan vrijwel alles (inclusief basis behoeften als water) terwijl om hen heen de Bersiap-beweging de omgeving terroriseert met roof, moord en doodslag. De schrijfster beschrijft tussen de aanhalingen uit de brieven door op een heldere manier de politieke situatie van die dagen. Interessant is het bijvoorbeeld te lezen hoe Lord Mountbatten de eerste scheepslading Nederlandse militairen vasthoudt in Singapore als drukmiddel om de onderhandeling van de Nederlandse regering (Van Mook) met de “opstandelingen” af te dwingen.

Dan ontstaat er een noodzaak om een keuring te ondergaan teneinde een prioriteit te verkrijgen om in aanmerking te komen voor repatriëring op een Nederlands schip. De repatriëringsprocedure, ook nog eens vertraagd door een havenstaking in Nederland in het voorjaar van 1946, moet een onvermoed tergend proces geweest zijn. Om maar niet te spreken van de omstandigheden van een meer dan drie weken durende zeereis in het ruim van een vrachtschip. Ontroerend is de beschrijving van onder andere de kledingverstrekking die voor de repatrianten werd georganiseerd bij het passeren van Port Said. Winterjassen, truien en wollen ondergoed bijvoorbeeld.

Het boek verschaft een inkijk in de belevenissen van een familie, die niet eens in de slechtst denkbare omstandigheden verkeert, maar toch een lijdensweg aflegt die maar weinigen beseffen omdat er in de naoorlogse jaren in Nederland zo weinig aandacht aan kon worden geschonken. Alleen al daarom is het een boek dat zeer de moeite waard is om kennis van te nemen. Veel lezers met familieleden of ervaringen in de voormalige Nederlandse kolonie zullen facetten herkennen, maar ook kennis nemen van details die vrijwel nooit zo helder en persoonlijk aan de oppervlakte zijn gekomen.

Beoordeling: Zeer goed

Informatie

Artikel door:
Fred Bolle
Geplaatst op:
02-05-2012
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen