De "Königliche Sächsische Verdienstorden" werd op 7 juni 1815 door Koning Frederik August I ingesteld als "Zivilverdienstorden".
De orde kon worden verleend aan personen die zich verdeinstelijk maakten voor het Koninkrijk Saksen.
Aanvankelijk werden in de orde vijf klassen ingesteld, het "Großkreuz", de "Komturkreuz I. Klasse", de "Komturkreuz II. Klasse, de "Ritterkreuz" en het "Kleinkreuz". Daarnaast kende de orde twee medailles, de "Goldene Verdienstmedaille" en de "Silberne Verdienstmedaille".
In 1849 werd de "Zivilverdienstorden" omgevormd tot een "Verdienstorden" en kon deze door toevoeging van gekruiste zwaarden ook voor militaire verdienste worden verleend.
Op 18 maart 1858 werd het "Kleinkreuz" omgevormd tot "Ehrenkreuz" om op 31 januari 1876 tot "Ritterkreuz II. Klasse" te worden omgevormd. Met deze wijziging werd de "Goldenen Verdienstmedaille" omgevormd tot het "Verdienstkreuz".