Titel: | Kampdokter - in dwangarbeiderskampen onder de rook van Auschwitz |
Schrijver: | Cohensius, Isaac |
Uitgever: | Verbum |
Uitgebracht: | 2024 |
Pagina's: | 192 |
Taal: | Nederlands |
ISBN: | 9789493028791 |
Omschrijving: | “Vernichtung durch Arbeit” was een van de moordmethoden die nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog toepaste bij de genocide op de Joden. Gezonde Joden in de werkzame leeftijd werden gespaard van de gaskamer en massaal tewerkgesteld binnen de Duitse industrie die als gevolg van de militaire dienstplicht kampte met personeelstekorten. Ondergebracht in kampen, waar de voedselvoorziening en verzorging ernstig tekortschoten, maakten gevangenen lange dagen gevuld met uitputtende arbeid. Sommigen hielden het slechts enkele weken vol, anderen maanden of langer, maar uiteindelijk wachtte meestal de dood. De Nederlandse Jood Isaac Cohensius (1910-1993), die kort voor zijn deportatie naar Polen in Utrecht was afgestudeerd als arts, overleefde de dwangarbeid wel. Gedurende zijn gevangenschap werd hij in minstens zeven werkkampen in de omgeving van vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau tewerkgesteld, meestal als kampdokter. In ‘Kampdokter’ is zijn verslag van die tijd opgenomen, aangevuld met biografische en historische informatie. De kampen in Opper-Silezië waar Cohensius werd tewerkgesteld, stonden bekend als ‘Cosel-kampen’, vernoemd naar de locatie waar de lijdensweg van 9.600 Joodse mannen en jongens uit Frankrijk, Nederland en België begon. “Hier hield het menselijke op”, zo citeren Annelies en Herman Rens in hun bijdrage aan dit boek een Joodse Nederlander die op 17 oktober 1942 met de trein vanuit Westerbork aankwam op het goederenstation van Cosel. Hier werden ze gescheiden van hun familieleden, wier reis werd voortgezet naar Auschwitz, waar ze vermoord zouden worden. De geselecteerde mannen van tussen de 15 en 55 jaar oud werden in de loop der tijd verspreid over tientallen werkkampen. Sommigen werden tewerkgesteld in (wapen)fabrieken, anderen werden overgebracht naar Reichsbahnlager waar ze werkzaamheden moesten verrichten om het spoorwegnetwerk geschikt te maken voor Duits materieel. Dit alles vond plaats onder aanvoering van Organisation Schmelt, vernoemd naar aanvoerder SS-Brigadeführer Albrecht Schmelt. Annelies en Herman Rens verrichtten onderzoek naar de werkkampen die in verbinding stonden met ‘tussenstation’ Cosel. In 2020 publiceerde het echtpaar het boek ‘Tussenstation Cosel. Joodse mannen uit West-Europa naar dwangarbeiderskampen in Silezië 1942-1945’. In hun bijdrage aan het boek over Cohensius schrijven ze dat van de ongeveer 3.400 mannen uit de Cosel-groep die waren vertrokken uit Westerbork, er slechts 193 de oorlog overleefden. De schrijvers benadrukken dat het merkwaardig is dat er in Nederland lange tijd zo weinig aandacht was voor de Cosel-slachtoffers en hebben hier met hun studie verandering in gebracht. Het verhaal van Cohensius vormt een indrukwekkende aanvulling op hun werk. De basis van ‘Kampdokter’ wordt gevormd door de herinneringen die Isaac Cohensius bijna meteen na de oorlog optekende. Ze zijn niet volledig, want nadat hij zijn tijd in de kampen Westerbork, Niederkirch en Seibersdorf had opgetekend, ontbrak het hem aan tijd en energie om ook zijn gevangenschap in andere kampen te beschrijven. Cohensius beschrijft hoe hij, drie dagen nadat hij op 28 augustus 1942 de eed van Hippocrates had afgelegd, in Westerbork als transportarts werd aangewezen om mee te reizen met een Jodentransport per trein naar het oosten. De bestemming was voor hem onbekend. Zijn echtgenote ging ook mee als verpleegster. In Cosel scheidden hun wegen; terwijl zij met het transport meereisde naar Auschwitz, waar ze kort na aankomst werd vermoord, werd Cohensius geselecteerd om in kamp Niederkirch als arts te gaan werken. Hij werd Krankenbehandler (ziekenbehandelaar) genoemd, want het beroep van arts was voorbehouden aan ‘Ariërs’. Zijn verslag van de twee kampen waar hij tot maart 1943 verbleef, getuigt van hoe ‘vernietiging door arbeid’ er in de praktijk uitzag. Als arts moet hij zwaar uitgeputte en ernstig zieke gevangenen in een slecht uitgeruste ziekenboeg zo snel mogelijk weer aan het werk zien te krijgen. Genazen ze niet binnen de gewenste tijd, dan werden ze afgevoerd naar speciale ziekenkampen, waarvandaan weinigen gezond terugkeerden, of naar Auschwitz om vermoord te worden. Van een onzekere, jonge arts, die beginnersfouten maakte, ontwikkelde Cohensius zich tot een geneesheer die probeerde te redden wat er te redden viel. Zijn patiënten leden vaak aan oedeem en diarree of hadden botbreuken opgelopen tijdens de zware arbeid. Drie maanden lang behandelde hij een medegevangene die leed aan een ernstige huidontsteking op een been. Elke dag was Cohensius een half uur bezig met de wond verbinden met poederverband, wat een zware aanslag was op zijn verbandvoorraad. De Duitse kampleider vond het echter te lang duren en nadat de man weer had moeten terugkeren op de bouwplaats overleed hij binnen enkele dagen van uitputting in de ziekenboeg. Het was de eerste maar zeker niet laatste patiënt van Cohensius die overleed. De jonge arts beschrijft de gebrekige hygiëne, het slechte voedsel, de lijfstraffen en andere zware beproevingen op indringende, maar tegelijkertijd afstandelijke wijze. Hij heeft gruwelen moeten doorstaan waar vele anderen lichamelijk of geestelijk aan bezweken zijn. Cohensius geeft ook een goede indruk van de ‘kampmaatschappij’ die bestond uit bewakers en gevangenen. Funktionshäftlingen, zoals de arts zelf, speelden een belangrijke rol met een leidinggevende positie in het kamp die hen meestal beschermde tegen de ergste ontberingen. Vanwege zijn relatief bevoorrechte positie werd Cohensius door sommige medegevangenen met minachting bejegend. Aanvankelijk weigerde hij zijn gezag met geweld te laten gelden, maar uiteindelijk ging hij toch overstag, omdat zijn medegevangenen lak hadden aan hygiëne en doktersadviezen en alleen met een pak slaag te corrigeren waren. “Dat is het verschrikkelijkste voor mij”, schrijft Cohensius. “Ik was altijd een idealist. Ik heb gestudeerd om andere mensen te kunnen helpen en nu in mijn ‘praktijk’ moet ik slaan. Lang heb ik geaarzeld, voor ik ertoe over ging. Bij de eerste klap ging ik zelf van nervositeit door de knieën.” Om te overleven moesten morele grenzen worden overschreden. Het lukte Cohensius echter om een gewetensconflict te voorkomen. Naar eigen zeggen werd zijn handelen bepaald door de verantwoordelijkheid die hij voelde voor zijn medegevangenen. Hij “vocht” voor hen als hun vertegenwoordiger tegenover de Duitsers. “Natuurlijk hebben weinigen dat begrepen, dat hoeft ook niet”, schreef hij. “Ook voor mij was het makkelijker geweest om de goede te spelen.” In de door Daniël van den Bos en de familie Cohensius verzorgde afsluiting van het boek wordt beschreven hoe de zionistische arts zich na de oorlog in Israël opnieuw liet leiden door zijn morele kompas. Hij zette zich onder andere in voor een ‘zuigelingenzorgplan’ in Arabische dorpen. “Al met al is hij een toegewijd arts met een warm hart voor zijn patiënten”, zo lezen we in het slothoofdstuk. Isaac Cohensius overleed in 1993 op 82-jarige leeftijd en liet een vrouw, twee kinderen en zeven kleinkinderen achter. Schrijver en rechtsgeleerde Daniël van den Bos, die een grote belangstelling heeft voor de Joodse geschiedenis, religie en cultuur, is degene die het verslag van Cohensius terugvond in het archief van het Ghetto Fighter’s House in kibboets Lochamei Hagettaot in Israël. Hij verzorgde in ‘Kampdokter’ ook de inleiding en de beschrijving van het vooroorlogse leven van de hoofdpersoon. Hannah van den Ende, zelf een arts, die in 2015 een proefschrift schreef over Joodse artsen in Nederland tijdens de Duitse bezetting, noemt Cohensius’ verslag in haar voorwoord “van grote menselijke waarde”. Het bezit volgens haar “een enorme kracht om mensen, iedereen die het wil lezen, te laten invoelen hoe het was. Voor zover dat ooit mogelijk zal zijn.” Die conclusie kunnen we hier onderschrijven. |
Beoordeling: | ![]() ![]() ![]() ![]() |