Titel: | From Incarceration to Repatriation - German Prisoners of War in the Soviet Union |
Schrijver: | Grunewald, Susan C. I. |
Uitgever: | Cornell University Press |
Uitgebracht: | 2024 |
Pagina's: | 258 |
Taal: | Engels |
ISBN: | 9781501776021 |
Omschrijving: | Adolf Hitlers 'Derde Rijk' is kapot gegaan door de strijd aan het Oostfront. Daar hebben de divisies van de Wehrmacht en de SS de zwaarste verliezen geleden, daar is de militaire kracht van nazi-Duitsland gebroken. In Oost-Europa hebben de nazi's ook de grootste misdaden begaan, niet alleen tegenover Joden, maar ook tegenover andere burgers van Polen en de Sovjet-Unie. In het eerste jaar na de Duitse inval in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941, toen 'operatie Barbarossa' nog op een grandioos succes leek uit te draaien, nam de Wehrmacht enorme aantallen Sovjetsoldaten gevangen (naar schatting zo'n vijf miljoen). Ook tegenover deze krijgsgevangenen zijn gruwelijke misdaden begaan – zo'n drie miljoen van hen zijn door moord, moedwillige verwaarlozing en honger om het leven gekomen. Naarmate de krijgskansen keerden, raakten echter ook steeds meer Duitse soldaten in handen van het Rode Leger. Bij de Duitse capitulatie in mei 1945 waren dat er zo'n 3,2 miljoen. Van massamoord op hen was geen sprake, al zijn veel Duitse soldaten door ondervoeding, ziekte en uitputting in gevangenschap gestorven. De gevangen Duitsers werden hard aangepakt, werden structureel als dwangarbeiders ingezet (behalve officieren) en brachten vaak lange tijd in krijgsgevangenschap door – de allerlaatste krijgsgevangenen keerden pas begin 1956 (!) naar de Duitse Bondsrepubliek (en de DDR) terug. De jonge Amerikaanse historica Susan Grunewald heeft een belangwekkend boek geschreven over Duitse soldaten in Sovjet-krijgsgevangenschap, gebruikmakend van zowel Duits als Russisch archiefmateriaal (de begaafde Grunewald beheerst zowel het Duits als het Russisch). De relevantie van deze studie ligt in de gedetailleerde reconstructie van het door de Sovjet- Unie opgetuigde systeem van opvang en de achterliggende beleidsdoelstellingen. In de eerste maanden na de Duitse capitulatie werden grote aantallen krijgsgevangenen vrijgelaten, waarna in 1946 en 1947 een tweede golf van vrijlating volgde. De vrijlating van de overgebleven krijgsgevangenen werd vanaf het voorjaar van 1947 op de lange baan geschoven. Grunewald betoogt dat het (lange) vasthouden van de Duitse krijgsgevangenen niet primair voortvloeide uit een motief van wraak voor wat nazi-Duitsland de Sovjet-Unie had aangedaan, maar vooral samenhing met de alles overheersende noodzaak om het verwoeste land weer op te bouwen, waarbij de mankracht van de vele krijgsgevangenen hard nodig was. Dit uitgangspunt leidde er – enigszins verrassend – ook toe dat de Duitse soldaten in het algemeen adequaat gevoed werden. Grunewald schrijft dat veel Duitse krijgsgevangenen in sommige perioden (bijvoorbeeld ten tijde van de hongersnood in 1946) zelfs betere voeding ontvingen dan de doorsnee Sovjetburger. Zij laat tevens zien dat dat beleid door de tijd heen aan diverse wijzigingen onderhevig is geweest – niet alleen vanwege veranderingen in het Sovjet-leiderschap (na de dood van Stalin) maar vanaf 1948/1949 in toenemende mate ook door het uitbreken van de 'Koude Oorlog'. Het lot van de Duitse krijgsgevangenen werd onderdeel van de internationale politiek. Grunewald merkt terecht op dat dat in feite tot op de dag van vandaag zo is gebleven in de relatie tussen Duitsland en Rusland, al richt dit vraagstuk zich anno 2024 logischerwijs op informatie over de talloze Duitse vermisten en de locaties waar zij begraven liggen. Voor de Sovjetleiding werden de laatste Duitse krijgsgevangenen eind jaren veertig een ruilobject in het streven naar een Duitsland dat op den duur wellicht weer verenigd zou worden, maar dan in elk geval geen deel zou moeten uitmaken van een tegen de Sovjet-Unie gericht Westers blok onder leiding van de Verenigde Staten. De Sovjet-Unie is daarin niet geslaagd (de Bondsrepubliek trad toe tot de NAVO) en dat leidde ertoe dat de vrijlating en repatriëring van de Duitse krijgsgevangenen in een vertraging terechtkwam. In een zeer interessant deel van haar boek reconstrueert Grunewald hoe het onzekere lot van de Duitse krijgsgevangenen ook de maatschappelijke en politieke verhoudingen in de DDR beïnvloedde en de verhouding met de Sovjet-Unie compliceerde. Als trouw vazal van de Sovjet-Unie die zich nadrukkelijk als ‘antifascistisch alternatief’ voor de Bondsrepubliek wilde profileren, was het voor de DDR-regering zeer moeilijk om openlijk te pleiten voor vrijlating van Duitse krijgsgevangenen, zeker toen degenen die begin jaren vijftig nog steeds vastzaten door de Sovjetautoriteiten werden omschreven als ‘oorlogsmisdadigers’. De DDR- leiding kreeg echter ook te maken met druk vanuit de eigen bevolking, die bleef informeren naar het lot van zonen of echtgenoten, die nog steeds gevangen werden gehouden in de Sovjet-Unie of daar vermist waren geraakt. Daarbij speelde een rol dat praktisch elke DDR- burger in staat was om zich op de hoogte te stellen van het nieuws uit de Bondsrepubliek. De door de Bondsrepubliek ontplooide initiatieven bleven bij de DDR-burgers dus niet onopgemerkt. Het kwam voor de DDR-leiding als een koude douche dat men niet betrokken werd bij de afspraken die Sovjetleider Chroesjtsjov met bondskanselier Adenauer maakte over de vrijlating van de laatste Duitse krijgsgevangenen tijdens diens bezoek aan Moskou in 1955. De internationaal-politieke aspecten behoren tot de meest interessante delen van deze zeer goed gedocumenteerde studie van Grunewald die primair een beleidsreconstructie is die zich in hoofdzaak richt op het zeer uitgebreide stelsel van locaties en betrokken organisatieonderdelen in de Sovjet-Unie. Het boek is minder een verhaal over personen en de individuele belevenissen van Duitse krijgsgevangenen. |
Beoordeling: | Zeer goed |