TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    VERORDENING van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, betreffende de Nederlandse artsen (Artsenverordening).

    Op grond van par, 5 van het Decreet van de Führer over de uitoefening van de regeringsbevoegdheden in Nederland van 18 Mei 1940 (R.W.B. 1, blz. 778). bepaal ik:

    Definitielijst

    Führer
    Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.
    Rijkscommissaris
    Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.

    Hoofdstuk I: De arts.

    Artikel 1.
    Arts, in de zin van deze verodening, is hij, die bevoegd is het beroep van arts in het bezette Nederlandse gebied uit te oefenen en daar in een bevolkingsregister is opgenomen of dient te zijn opgenomen. Daarbij blijft een tijdelijk rusten van de bevoegdheid het beroep van arts uit te oefenen buiten aanmerking.

    Artikel 2.
    (1) Op de arts rust de plicht een ieder, die aan zijn zorgen is toevertrouwd. naar beste weten en kunnen met raad en daad als helper bij te staan bij het in stand houden, het bevorderen en het herstellen van diens levenskracht, lichamelijk prestatievermogen en gezondheid. Het vervullen van deze plicht is een openbare taak.

    (2) De arts dient zich door zijn gedragingen, zowel in als buiten beroep, de achting en het vertrouwen, welke voor het beroep van arts een vereiste zijn, waardig te tonen.

    Artikel 3.
    (1) De Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken kan, de President der Nederlandse Artsenkamer gehoord, een tarief voor artsen vaststellen.

    (2) Een arts mag voor zijn werkzaamheden slechts dan een hogere vergoe ding dan in het tarief is voorzien vorderen, voor zover zulks uitdrukkelijk is overeengekomen of de President zich er mede verenigt.

    (3) Wordt in een rechtsgeding betwist. dat een door een arts gevorderde vergoeding in overeenstemming is met de redelijkheid en acht de rechter het advies van een deskundige vereist, dan hoort hij in ieder geval een door de President aan te wijzen deskundige.

    Artikel 4.
    (1) Een arts, alsmede degenen, die hem bij de uitoefening van zijn beroep behulpzaam zijn of die ter voorbereiding voor een beroep aan de uitoefening van het beroep van de arts deelnemen, zijn verplicht een geheim te bewaren. hetwelk hun in verband met de uitoefening van het beroep van de arts is bekend geworden.

    (2) Een geheim, hetwelk een persoon krachtens het eerste lid verplicht is te bewaren, dient na de dood van die persoon eveneens te worden bewaard door degene, die van hem dan wel uit diens nalatenschap kennis daarvan heeft gekregen

    (3) Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing, voor zover:

    1) het geheim ter vervulling van een wettelijke plicht wordt bekendgemaakt:

    2) het geheim ter vervulling van een zedelijke plicht zbekendgemaakt en de bekendmaking bovendien noodzakelijk is ter bescherming of tot behoud van enig rechtsbelang van grotere waarde dan het rechtsbelang der geheimhouding.

    4) Hij die opzettelijk enig geheim, hetwelk hij volgens het bepaalde bij het eerste of tweede lid verplicht is te bewaren, bekendmaakt, wordt, ook wanneer slechts aan zijn schuld te wijten la, dat hij aanneemt ingevolge het bepaalde bij het derde lid tot bekendmaking van het geheim gerechtigd te zijn, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste twee duizend gulden.

    5) Het in het vorige lid strafbaar gestelde feit wordt beschouwd als misdrijf.

    6) Geen vervolging vindt plaats dan op klachten van degene, tegen wie het misdrijf is gepleegd, of of na diens overlijden op klachte van zijn bloedverwanten in de rechte lijn, zijn broeders of zusters of zijn nagelaten echtgenoot,

    Artikel 5.
    (1) Een arts kan verklaren afstand te doen van de uitoefening van het be roep van arts; hij kan deze verklaring herroepen. Daartoe behoeft hij de toestemming van de President der Nederlandse Artsenkamer. Indien deze de toestemming weigert, kan de arts de beslissing van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken inroepen. Zolang de afstand rechtsgeldig is, rust de bevoegdheid van de arts om het beroep van arts uit te oefenen,

    (2) Een arts kan verklaren afstand te doen van de bevoegdheid tot uitoefening van het beroep van arts. Hierdoor verliest hij gelijktijdig het recht de titel van arts te voeren.

    (3) Een verklaring van afstand en een herroeping van een zodanige verklaring wordt afgelegd bij de President.

    Hoofdstuk II: De Nederlandse Artsenkamer

    Afdeling I. Van de taak en het doel der Nederlandse Artsenkamer.

    De Nederlandse Artsenkamer.

    Artikel 6.
    (1) Het is de taak van de gezamenlijke Nederlandse artsen werkzaam te zijn ten bate van de levenskracht, het lichamelijk prestatievermogen en de gezondheid van het Nederlandse gezin en daardoor van het Nederlandse volk.

    (2) De Nederlandse artsen worden in de Nederlandse Artsenkamer verenigd. Elke arts is lid der Kamer.

    (3) De Kamer waarborgt het vervullen van de taak der artsen en neemt hun belangen waar, in zoverre deze op hun beroepsstand betrekking hebben. Zij draagt door het treffen van daartoe geëigende maatregelen zorg voor een zowel zedelijk als wetenschappelijk hoogstaande alsmede economisch geborgen artsenstand: verder behoedt zij de arts tegen gevaren, welke afbreuk doen aan zijn aanzien of hem in de vervulling van zijn beroepsplichten belemmeren.

    (4) Meer bepaaldelijk dient de Kamer:

    1) de geneeskundige verzorging van het Nederlandse volk te waarborgen;

    2) over de behartiging van de beroepseer der artsen en over de vervulling hunner beroepsplichten te waken:

    3) de opleiding tot arts en de verdere opleiding der artsen te bevorderen:

    4) voor een vruchtbare verstandhouding der artsen onderling zorg te dragen: 5) instellingen voor de sociale verzorging van artsen en hun nagelaten betrekkingen in het leven te roepen. In geval van geschil tussen een arts en een derde tracht de Kamer op verzoek van een der betrokken partijen het geschil te beslechten.

    Artikel 7.
    (1) De Nederlandse Artsenkamer is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam in de zin van artikel 152 der Grondwet.

    (2) De zetel der Kamer wordt, haar President gehoord, door de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken aangewezen.

    Afdeling II. Van het bestuur der Nederlandse Artsenkamer.

    Artikel 8.
    (1) Aan het hoofd der Nederlandse Artsenkamer staat een arts als President der Nederlandse Artsenkamer.

    (2) De President vertegenwoordigt de Kamer zowel in als buiten rechte.

    (3) Met toestemming van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken benoemt en ontslaat de President zijn plaatsvervanger(s) en stelt de omvang van de bevoegdheid, welke deze als zodanig hebben, vast.

    Artikel 9.
    (1) De President der Nederlandse Artsenkamer wordt bijgestaan door de Raad der Nederlandse Artsenkamer, welke is samengesteld uit artsen,

    (2) Leden van de Raad uit hoofde van hun ambt zijn:

    1) de plaatsvervanger(s) van de President:

    2) de plaatsvervanger(s) van de leider der Nederlandse Vereniging van ZiekenFondsartsen:

    3) de leiders der gewestelijke bureaux van de Kamer.

    (3) Leden van de Raad uit hoofde van hun benoeming door de President onder goedkeuring van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken zijn:

    1) tien artsen:

    2) een geneeskundig ambtenaar:

    3) een hoogleraar in de medische wetenschap aan een universiteit.

    (4) De in het derde lid genoemde personen worden voor de tijd van vier jaren benoemd. Treden deze personen in de plaats van tussentijds afgetreden leden van de Raad, dan eindigt hun ambtstijd tegelijk met die der andere leden. De leden zijn terstond herbenoembaar.

    (5) De in het derde lid genoemde personen kunnen de benoeming slechts weigeren of hun ontslag uit de Raad slechts verzoeken, indien daartoe een gewichtige reden bestaat. Als gewichtige reden wordt in het bijzonder beschouwd, wanneer de betrokkene:

    1) reeds meer dan zes jaren ononderbroken een onbezoldigd openbaar ambt heeft bekleed:

    2) met meer dan twee voogdijen is belast;

    3) voortdurend ziek is of

    4) de volle ouderdom van zestig jaren heeft bereikt.

    (6) De President benoemt voor elke leider van een gewestelijk bureau der Kamer een van diens plaatsvervangers tot plaatsvervangend lid van de Raad.

    (7) Voor elk der in het derde lid genoemde leden wordt een plaatsvervanger benoemd, waarbij de voorschriften van het derde tot en met vijfde lid van overeenkomstige toepassing zijn.

    Artikel 10.
    (1) De President der Nederlandse Artsenkamer neemt zijn beslissingen onder eigen verantwoordelijkheid.

    (2) De President kan, alvorens een beslissing te nemen, het advies van de Raad der Nederlandse Artsenkamer of van enkele zijner leden inwinnen. Tevens kan hij iedere arts uitnodigen hem in bepaalde aangelegenheden van advies te dienen.

    (3) De President is gehouden het advies van de Raad in te winnen alvorens een beslissing te nemen in alle aangelegenheden, waarvoor deze verordening zulks bepaalt of welke de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken afzonderlijk of groepsgewijze aanwijst.

    (4) Op de vergaderingen van de Raad wordt over de afzonderlijke onderwerpen der agenda beraadslaagt. Er wordt niet gestemd en er worden geen besluiten genomen. De leden van de Raad zijn verplicht aan hun mening uiting te geven, indien deze van de mening van de President afwijkt. Zodanige uiting wordt in de notulen der vergadering opgenomen

    (5) De President geeft de leden van de Raad op een daartoe geëigende wijze kennis van zijn beslissing ten aanzien van leder onderwerp, dat deel van de beraadslaging heeft uitgemaakt.

    Artikel 11.
    De President der Nederlandse Artsenkamer heeft, ter voorbereiding en uitvoering van zijn beslissingen, een secretarie tot zijn beschikking. Aan het hoofd daarvan staat een dagelijks bestuurder, die door de President wordt benoemd.

    Artikel 12.
    (1) De personen, genoemd in de artikelen 9, eerste tot en met derde lid, en 11 worden voor het aanvaarden van hun ambt beëdigd.

    (2) De eedaformule wordt bij instructie vastgesteld.

    Afdeling III. Van de inrichting der Nederlandse Artsenkamer.

    Artikel 13.
    Ter uitvoering van de taak der Nederlandse Artsenkamer korden gewestelijke bureaux ingesteld. De President der Kamer bepaalt hun zetel en bevoegdheidsgebied, na het advies van de Raad te hebben ingewonnen, onder goedkeuring van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken.

    Artikel 14.
    (1) De President der Nederlandse Artsenkamer benoemt artsen tot leiders der gewestelijke bureaux en ontslaat hen.

    (2) De Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken kan voorschrijven, dat bepaalde der in het vorig lid benoemde benoemingen zijn goedkeuring behoeven.

    Artikel 15.
    (1) Met goedkeuring van de President der Nederlandse Artsenkamer benoemen de leiders der gewestelijke bureaux artsen tot plaatsvervangers en stellen zij de omvang van de bevoegdheid, welke deze als zodanig hebben, vast.

    (2) Op de plaatsvervangers is artikel 12 van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 16.
    (1) De leiders der gewestelijke bureaux worden bijgestaan door een Raad van Bijstand. (2) De Raad van Bijstand bestaat uit ten hoogste tien artsen, die door de leider onder goedkeuring van de President der Nederlandse Artsenkamer worden benoemd.

    (3) De voorschriften van artikel 9, vierde, vijfde en zevende lid, en van de artikelen 10 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de President der Kamer in de plaats treedt van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken.

    Artikel 17. (1) De President der Nederlandse Artsenkamer kan ter vervulling van bepaalde taken bijzondere administratieve bureaux voor deze aangelegenheden instellen,

    (2) De voorschriften van de artikelen 12, 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de leiders der administratieve bureaux en hun plaatsvervangers geen artsen behoeven te zijn.

    Afdeling IV. Van de verordenende bevoegdheid der Nederlandse Artsenkamer.

    Artikel 18.
    (1) De Nederlandse Artsenkamer bezit hinnen het kader van haar taak verordenende bevoegdheid in de zin van artiwel 153 der Grondwet.

    (2) Deze verordenende bevoegdheid wordt, na het advies van de Raad te hebben ingewonnen, door de President der Kamer uitgeoefend.

    Artikel 19.
    Verordeningen, uitgevaardigd ingevolge het bepaalde bij artikel 18, worden afgekondigd in het "Nederlandse Artsenblad".

    Artikel 20.
    Bij een ingevolge het bepaalde bij artikel 18 uit te vaardigen beroepsreglement kunnen principiële vraagstukken betreffende de uitoefening van het beroep van arts geregeld worden. Het beroepsreglement kan meer in het bijzonder nader bepalen, onder welke voorwaarden een arts als specialist wordt erkend, alsmede in hoeverre overeenkomsten betreffende geneeskundige werkzaamheden de goedkeuring van enig orgaan der Nederlandse Artsenkamer behoeven.

    Artikel 21.
    Bij een ingevolge het bepaalde bij artikel 18 uit te vaardigen vestigingsreglement kan geregeld worden, onder welke voorwaarden een arts bevoegd is zich ter uitoefening van het beroep van arts in een bepaalde plaats te vestigen.

    Artikel 22.
    (1) Bij een ingevolge het bepaalde bij artikel 18 uit te vaardigen bemiddelingareglement kunnen voorschriften worden uitgevaardigd betreffende de bemiddeling in geschillen tussen artsen.

    (2) Het bemiddelingsreglement kan bepalen, dat geen arts tegen een andere arts een vordering voor de burgerlijke rechter mag instellen of een klacht wegens een slechts op klachte vervolgbaar feit mag indienen, alvorens de bemiddelings procedure is beëindigd, tenzij het verlopen van termijnen daarvan het gevolg dreigt te zijn. De rechter onderzoekt ambtshalve, of een voor hem aanhangig gemaakte procedure volgens het bemiddelingsreglement toelaatbaar is.

    (3) Het bemiddelingsreglement kan bepalen, dat op verzoek van beide partijen het eerste lid ook kan worden toegepast op, de bemiddeling in geschillen tussen een arts en een derde.

    Artikel 23.
    Bij een ingevolge het bepaalde hij artikel 18 uit te vaardigen contributie-reglement kan worden geregeld, welke contributie de artsen aan de Nederlandse Artsenkamer dienen te betalen. Het contributie-reglement voorziet in de moge lijkheid van verminderde contributie voor geneeskundige ambtenaren.

    2) De contributies worden voor zover deze niet tijdig voldaan worden, ingevorderd op grond van een beschikking van de President der Kamer. Deze is volgens de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering terstond uitvoerbaar op een grosse, welke aan het hoofd voert de woorden: "In Naam van het Recht".

    Artikel 24.
    (1) Bij een ingevolge het bepaalde bij artikel 18 uitgevaardigde verordening kunnen tuchtrechterlijke straffen tot ten hoogste een duizend gulden worden gesteld.

    (2) Een tuchtrechterlijke straf kan slechts worden opgelegd, nadat degeen die tot die oplegging bevoegd is, de verdachte arts heeft gehoord.

    (3) Een geneeskundig ambtenaar, alsmede het overig geneeskundig personeel in dienst van het Rijk, een provincie, een gemeente, dan wel een wettelijke instelling voor sociale verzekeringen of een controlerend arts ener dergelijke instelling, kan eerst gestraft worden, nadat de over hem gestelde instantie heeft beslist, dat hij niet tijdens de uitoefening van een tot de dienst behorende werkzaamheid in strijd met het in aanmerking komend voorschrift heeft gehandeld.

    (4) Een tuchtrechterlijke straf vervalt, indien over het aan haar ten grondslag liggende feit door de beroepsrechter is gevonnisd en zijn vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.

    In dat geval wordt de gestrafte terugbetaald hetgeen hij bij wijze van tuchtrechterlijke straf heeft betaald.

    (5) Het tweede lid artikel 23 is van overeenkomstige toepassing.

    (6) Overigens geschiedt de te volgen procedure bij het opleggen van tuchtrechterlijke straffen volgens een op grond van artikel 18 uitgevaardigd tuchtrechterlijke strafvorderingsreglement.

    Artikel 25.
    Een ingevolge het bepaalde bij artikel 18 uitgevaardigde verordening mag niet ingrijpen in de tot hun dienst behorende werkzaamheid van een geneeskundig ambtenaar, alsmede van het overig geneeskundig personeel in dienst van het Rijk, een provincie, een gemeente, dan wel van een wettelijke instelling voor sociale verzekeringen of van een controlerend arts ener dergelijke instelling.

    Artikel 26.

    Afdeling V. Van de beschikking gevende bevoegdheid van de Nederlandse Artsenkamer.

    (1) Binnen het kader van de taak van de Nederlandse Artsenkamer kunnen zowel de President als de organen der Kamer, welke hij daartoe machtiging heeft verleend, ten opzichte van de artsen in afzonderlijke gevallen beschikkingen geven:

    1) betreffende de uitoefening van de werkzaamheden als arts;

    2) betreffende hun deelneming aan de werkzaamheden der Kamer: 3) overigens, Indien en voor zover zulks bij een ingevolge het bepaalde bij artikel 18 uitgevaardigd voorschrift is bepaald.

    (2) De artsen dienen gevolg te geven aan de schikkingen, gegeven ingevolge het eerste lid.

    Artikel 27.
    Beschikkingen, gegeven Ingevolge het bepaalde bij artikel 26, worden aan de betrokkenen medegedeeld. Als mededeling geldt ook een afkondiging in het Nederlandse Artsenblad",

    Artikel 28.
    (1) Hij, die in strijd met een ingevolge het bepaalde bij artikel 26 gegeven beschikking handelt, kan door degeen, die de beschikking heeft gegeven, worden gestraft met een tuchtrechterlijke straf van ten hoogte een duizend gulden. indien en voor zover zulks in de beschikking uitdrukkelijk is gesteld.

    (2) Het tweede tot en met zesde lid van artikel 24 is van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 29.
    Artikel 25 is van overeenkomstige toepassing.

    Afdeling VI. Bepalingen, betrekking hebbende op de afdelingen IV en V.

    Artikel 30.
    (1) De President van de Nederlandse Artsenkamer kan, voor zover zulks ter voorbereiding van zijn beslissingen noodzakelijk is, getuigen horen of laten horen.

    (2) Ieder, die door af vanwege de President als getuige of deskundige is opgeroepen, is verplicht aan die oproeping gevolg te geven en getuigenissen af te leggen of zijn diensten als deskundige te verlenen. De artikelen 217, 218 en e 219 van het Wetboek van Strafvordering zijn toepasselijk. De getuige of deskundige. die niet verschijnt, kan op bevel van de President worden voorgeleid.

    (3) De President kan de getuigen en deskundigen onder ede horen of laten horen, mits zij de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt. Hij beëdigt de getuige, dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen, en de deskundige, dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen. De getuigen en deskundigen zijn verplicht de eed af te leggen.

    (4) De bepalingen der wetten van 17 Juli 1911 (Staatsblad No. 215) en van 28 April 1916 (Staatsblad No. 174) zijn toepasselijk.

    (5) Indien de getuige bij zijn verhoor zonder wettige grond weigert op de gestelde vragen te antwoorden of de van hem gevorderde eed, verklaring of belofte af te leggen, kan de President, zo hij dit in het belang van het onderzoek noodzakelijk acht, de getuige een geldboete opleggen van ten hoogste dui- zend gulden. Artikel 23, lid 2, geldt dienovereenkomstig.

    (6) De getuigen en deskundigen ontvangen desverkiezend schadeloosstelling van de Nederlandse Artsenkamer. door de President te begroten overeenkomstig de artikelen 61, 63, 65 en 66 van het Tarief van justitiekosen en salarissen in burgerlijke zaken,

    Afdeling VII. Van het beheer en de kosten der Nederlandse Artsenkamer.

    Artikel 31.
    (1) De Nederlandse Artsenkamer bekostigt haar werkzaamheden uit eigen Inkomsten.

    (2) De President der Kamer maakt Jaarlijks een begroting op, welke de goedkeuring behoeft van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken, die deze verleent in overeenstemming met de Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën. De President is verantwoordelijk voor een regelmatig beheer volgens de begroting.

    (3) De jaarlijkse rekening der Kamer wordt telken jare aan de verificatie door de Algemene Rekenkamer onderworpen. Op grond van het rapport der Algemene Rekenkamer verleent de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken in overeenstemming met de Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën de President décharge.

    Hoofdstuk III: Van de beroepsrechtspraak.

    Artikel 32.
    (1) Ook ten aanzien van een arts, wien ten gevolge van een lichamelijk gebrek of wegens zwakte zijner lichamelijke of geestelijke vermogens of wegens een ziekelijke neiging de voor de uitoefening van het beroep van arts vereiste geschiktheid of betrouwbaarheid ontbreekt, kunnen de maatregelen, vermeldt onder artikel 5, eerste lid, onder 4 en 5, der Wet van de 2de Juli 1928 (Staatsblad No. 222) houdende nadere voorschriften ten aanzien van de uitoefening der geneeskunst, worden toegepast.

    (2) Ook ten aanzien van een arts, die zijn plichten, hem opgelegd bij de artikelen 2 tot en met 4, bij een ingevolge het bepaalde bij artikel 18 uitgevaardigde verordening of bij een ingevolge het bepaalde bij artikel 26 gegeven beschikking, verzaakt, kunnen de maatregelen, vermeld onder het eerste lid van artikel 5 van de Wet van de 2de Juli 1928 worden toegepast.

    (3) Ook de President der Nederlandse Artsenkamer kan een verzoek krachtens het eerste lid van artikel 10 van de Wet van de 2de Juli 1928 indienen.

    Artikel 33.
    De Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken kan, de President der Nederlandse Artsenkamer gehoord, in overeenstemming met de Secretaris-Generaal van het Departement van Justitie de bepalingen betreffende de beroepsrechtspraak voor artsen wijzigen.

    Hoofdstuk IV: De Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen.

    Afdeling I. Van de taak en het doel der Vereniging.
    De Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen.

    Artikel 34.
    (1) De Nederlandse artsen vervullen hun taak mede, doordat zij in samenwerking met de wettelijke instellingen voor sociale verzekering en de openbare en particuliere instellingen van weldadigheid de geneeskundige verzorging waarborgen. De uitvoering van deze taak is opgedragen aan de Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen (in dit Hoofdstuk verder Vereniging" genoemd).

    (2) Leden der Vereniging zijn de artsen,

    1) die in het jaar 1941 als ziekenfondsarts werkzaam zijn geweest: 2) die op hun verzoek door de Vereniging als lid zijn toegelaten:

    3) die doar de President van de Nederlandse Artsenkamer tot deelneming aan de vervulling van de taak der Vereniging zijn verplicht.

    (3) Het lidmaatschap eindigt:

    1) door het verlies van de hoedanigheid van arts, als bedoeld in artikel 1;

    2) Door de verklaring van afstand, door het lid overeenkomstig ht eerste lid van artikel 5 afgelegd:

    3) op verzoek van het lid met toestemming van de leider der Vereniging.

    Artikel 35.
    (1) De Vereniging heeft tot taak, de geneeskundige behandeling, welke wettelijke instellingen voor sociale verzekering en openbare en particuliere instellingen van weldadigheid verlenen, te waarborgen.

    Overeenkomsten met deze instellingen betreffende geneeskundige behandeling door leden der Vereniging sluit de Vereniging op eigen naam af.

    (2) Leden der Vereniging kunnen zich door overeenkomsten, welker afslulting binnen het kader van de taak der Vereniging valt, slechts met toestemming van deze rechtsgeldig verbinden.

    (3) Zijn vergoedingen voor geneeskundige verrichtingen krachtens de wet of op grond ener overeenkomst aan de Vereniging uit te betalen, dan kan slechts deze de aanspraak op de vergoeding geldend maken. Door de betaling der vegoeding aan de Vereniging worden de schuldenaren van hun verplichting tot betaling bevrijd. Het lid kan zijn aanspraak op vergoeding tegenover de Vereniging geldend maken.

    Artikel 36.
    (1) De Vereniging is een rechtspersoonlijkheid, bezittend openbaar lichaam in de zin van artikel 152 der Grondwet.

    (2) De zetel der Vereniging wordt, haar leider gehoord, door de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken aangewezen.

    Afdeling II. Van het bestuur der Vereniging.

    Artikel 37.
    (1) Leider der Vereniging is de President der Nederlandse Artsenkamer.

    (2) De leider vertegenwoordigt de Vereniging zowel in als buiten rechte.

    (3) Met toestemming van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken benoemt en ontslaat de leider zijn plaatsvervanger (s) en stelt de omvang van de bevoegdheid, welke deze als zodanig hebben, vast.

    Artikel 38.
    (1) De leider der Vereniging wordt bijgestaan door een Raad van Bijstand. Leden van de Raad van Bijstand uit hoofde van hun ambt zijn:

    1) de plaatsvervanger(s) van de leider.

    2) de leiders van de Districtsbureaux der Vereniging.

    (3) Leden van de Raad van Bijstand uit hoofde van hun benoeming door de leider, onder goedkeuring van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken, zijn vijf leden der Vereniging. Artikel 9, 4de. 5de en 7de lid, is van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 39.
    De artikelen 10 tot en met 12 zijn van overeenkomstige toepassing.

    Afdeling III. Van de inrichting der Vereniging.

    Artikel 40.
    Ter uitvoering van de taak der Vereniging worden gewestelijke bureaux ingesteld. De leider der Vereniging bepaalt hun zetel en bevoegdheidsgebied, na het advies van de Raad van Bijstand te hebben ingewonnen, onder goedkeuring van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken.

    Artikel 41.
    De artikelen 14 tot en met 17 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat de leider der Vereniging in de plaats treedt van de President der Nederlandse Artsenkamer en dat de in artikel 16 genogmde Raad van Bijstand bestaat uit ten hoogste vijf leden der Vereniging.

    Afdeling IV. Van de verordenende en de beschikking gevende bevoegdheid der Vereniging.

    Artikel 42.
    (1) De Vereniging bezit binnen het kader van haar taak overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling verordenende bevoegdheid in de zin van artikel 153 der Grondwet.

    (2) Deze verordenende bevoegdheid wordt, na het advies van de Raad van Bijstand te hebben ingewonnen, door de leider der Vereniging uitgeoefend.

    (3) De verordeningen worden afgekondigd in het Nederlandse Artsenblad".

    Artikel 43.
    Bij een ingevolge het bepaalde bij artikel 42 uit te vaardigen toelatingsreglement kan worden geregeld, onder welke voorwaarden een lid der Vereniging wordt toegelaten tot de geneeskundige behandeling zoals de Vereniging die ingevolge de eerste zinsnede van het eerste lid van artikel 35 waarborgt.

    Artikel 44.
    (1) Bij een ingevolge het bepaalde bij artikel 42 uit te vaardigen contributie-reglement kan worden geregeld, welke bijdragen de leden aan de Vereniging dienen te betalen.

    (2) Artikel 23, eerste lid, tweede zinsnede, en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 45.
    Bij een ingevolge artikel 42 uit te vaardigen verordening kan de wijze van verdeling der gezamenlijke vergoedingen en overige honoraria, welke de Vereniging ontvangt, worden geregeld. Daarbij kan een meer gelijkmatige verdeling van de vergoedingen der artsen in het bezette Nederlandse gebied of in delen van dit gebied tot stand worden gebracht, kunnen middelen worden aangewend ter waarborging van de geneeskundige verzorging en maatregelen worden getroffen, welke aan de instandhouding van de werkkracht der artsen en aan hun economische geborgenheid ten goede komen, en met de gezinsomstandigheden der artsen rekening te houden.

    Artikel 46.
    Da artikelen 24 en 25 vinden overeenkomstige toepassing.

    Artikel 47.
    (1) Binnen het kader van de taak der Vereniging kunnen zowel de leider als de organen der Vereniging, welke hij daartoe machtiging heeft verleend, ten opzichte van de leden in afzonderlijke gevallen beschikkingen geven omtrent de wijze, waarop zij de geneeskundige verzorging moeten uitvoeren.

    (2) De artikelen 26, tweede lid, en 27 tot en met 29 zijn van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 48.
    Artikel 30 is van overeenkomstige toepassing.

    Afdeling V. Van het beheer en de kosten der Vereniging.

    Artikel 49.
    Artikel 41 is van overeenkomstige toepassing.

    Hoofdstuk V: Van het toezicht van Staatswege

    Artikel 50.
    De Nederlandse Artsenkamer en de Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen zijn aan het toezicht van de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken onderworpen.

    Artikel 51.
    (1) De Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken kan op verzoek van een belanghebbende, dan wel uit hoofde van zijn ambt, een ingevolge het bepaalde bij de artikelen 18 of 42 uitgevaardigde verordening. een ingevolge het bepaalde bij de artikelen 26 of 27 gegeven beschikking, dan wel enig ander besluit van de President of een orgaan der Nederlandse Artsenkamer of van de Leider of een orgaan der Nederlandse Vereniging van Zieken-Fondsartsen nietig verklaren, indien deze strijdig is met enige bepalingen dezer verordening of met een ander wettelijk voorschrift, dan wel het algemeen belang in gevaar brengt. Om dezelfde reden kan de Secretaris-Generaal, op verzoek van een belanghebbende, of uit hoofde van zijn ambt, een beslissing van de President of een orgaan der Kamer of van de Leider of een orgaan der Vereniging tijdelijk schorsen, doch niet vaker dan éénmaal en slechts voor een bepaalde tijd, welke niet langer mag zijn dan een jaar.

    (2) Een verklaring ingevolge het vorig lid dient met redenen te worden omkleed en op dezelfde wijze te worden afgekondigd als het betreffende besluit.

    Artikel 52.
    (1) De Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken kan zich door de President der Nederlandse Artsenkamer en door de leider der Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen te allen tijde doen inlichten en hen op de voor het besturen deze lichamen belangrijke gezichtspunten opmerkzaam maken.

    (2) De President is verplicht de Secretaris-Generaal tot de vergaderingen van de Raad der Kamer en de leiders der gewestelijke bureaux zijn verplicht de Secretaris-Generaal tot de vergaderingen van de Raden van Bijstand der gewestelijke bureaux uit te nodigen. Zulks geldt op overeenkomstige wijze voor de leider der Vereniging en de leiders van de gewestelijke bureaux der Vereniging. Bij de deelneming aan deze vergaderingen kan de Secretaris-Generaal zich doen vertegenwoordigen.

    (3) De Secretaris-Generaal of zijn vertegenwoordigers kunnen op de vergaderingen te allen tijden ook buiten de agenda om het woord nemen, De Secretaris-Generaal kan te allen tijde eisen, dat vergaderingen worden gehouden: deze worden daarna door het daartoe bevoegde orgaan zijeen geroepen.

    Artikel 53.
    De ingevolge dit hoofdstuk de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale toekomende bevoegdheden komen tevens toe aan Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, voor zover het belangen betreft, welker handhaving volgens de bestaande bepalingen bij het Departement van Binnenlandse Zaken berust.

    Hoofdstuk VI: Bijzondere bepalingen betreffende het Verenigingswezen der artsen

    Artikel 54.
    (1) Zolang de herordening van het verenigings- en stichtingswezen niet is voltooid, beslist de in het eerste lid van artikel 1 der Verordeningen Nr. 41-1941, teneinde te komen tot een herordening op het gebied van de niet commerciële verenigingen en stichtingen, genoemde Commissaris slechts na verkregen overeenstemming met de President der Nederlandse Artsenkamer, indien en in zoverre deze beslissingen betrekking hebben op verenigingen van personen of stichtingen, welke het behartigen van de beroeps-aangelegenheden of de economische of collegiale belangen van artsen dan wel de beoefening en bevordering der medische wetenschap tot taak hebben.

    (2) De President is bevoegd desbetreffende voorstellen in te dienen.

    Hoofdstuk VII: Overgangs- en slotbepalingen

    Artikel 55.
    (1) De Nederlandse Maatschappij tot bevordering der geneeskunst is ontbonden. Haar rechten, goederen en verplichtingen gaan over op de Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen.

    (2) De Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken kan, de leider der Vereniging gehoord, de rechten, goederen en verplichtingen, welke aan het doel van de ziekenfondsen der Maatschappij ten goede komen, binnen een jaar na het in werking treden van deze verordening bij een beschikking, welke in de Nederlandse Staatscourant wordt bekendgemaakt, geheel of gedeel- telijk doen overgaan op instellingen, welke aan de uitvoering der Ziekteverzekering deelnemen.

    (3) Op de op grond van het eerste of tweede lid vereiste inschrijvingen van wijzigingen in de rechtstoestand in openbare registers, evenals op de hiermede in verband staande rechtshandelingen en gerechtelijke verrichtingen, worden geen rechten en belastingen geheven.

    Artikel 56.
    Artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht treedt ten aanzien van het beroep van arts buiten werking.

    Artikel 57.
    (1) Deze verordening treedt in werking op de dag harer afkondiging.

    (2) Zij wordt aangehaald als "Artsen-Verordening".

    's-Gravenhage. 19 December 1941.
    De Rijkscommissaris voor het bezette
    Nederlandse Gebied:
    SEYSS-INQUART

    Definitielijst

    Rijkscommissaris
    Titel van onder andere Arthur Seyss-Inquart, de hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting in Nederland.