In dit artikel vindt u de nota die Anton Mussert als bijlage in zijn brief aan Adolf Hitler op 27 augustus 1940 meezond. In deze nota zet Mussert zijn opinie uiteen omtrent de wijze waarop Nederlanders en Duitsers in een nieuw Europa kunnen samenwerken. Deze nota beschouwt Mussert als zijn "politieke geloofsbelijdenis". Uiteindelijk schreef Mussert binner dit kader vijf nota's. De nota's waren bestemd om vóór Mussert’s bezoeken aan Hitler voorgelegd te worden; deze bezoeken vonden plaats op 23 September 1940, 12 December 1941, 10 December 1942 en 6 December 1943.
NOTA OVER DEN BOND DER GERMAANSCHE VOLKEREN
1. De wereldontwikkeling.
In de 16de en de 17de eeuw werd de wereld ontdekt door de toenmaals zeevarende natiën van Europa. De binnenlanden der werelddeelen Amerika,
Afrika, Azië en Australië bleven nog onbekend, m aar de kusten werden verkend en in ieder werelddeel koloniën en volksplantingen gesticht. Was aanvankelijk de leiding bij Spanje en Portugal, reeds vrij spoedig werd zij overgenomen door Nederland en Engeland. Nimmer zijn daarbij Nederland en
Engeland hand in hand gegaan, in besef van hun Germaansche bloedverbondheid. Engeland heeft Nederland verdreven uit de wereld, waar het dit maar kon
in vijf bloedige oorlogen, die met afwisselend succes werden gevoerd, doch met
het uiteindelijk resultaat dat de Nederlandsche driekleur bijna overal moest
wijken voor het kruis van Sint George. Daarenboven werd de Nederlandsche
volksplanting in Zuid-Afrika overmeesterd en vervolgd door Engeland, totdat
de
Maar ook Engeland is op zijn beurt verdreven uit w at nu heeten de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en wordt in dezen tijd uit China verdreven door Japan.
Men kan zeggen, dat de beide continenten van Noord- en Zuid-Amerika practisch onafhankelijk zijn van Europa. Anders gezegd: Europa is reeds verdreven uit Noord- en Zuid-Amerika.
Noord-Amerika is het continent waar de leiding en de macht onbedreigd worden uitgeoefend door het Angelsaksisch ras, wanneer men de aldaar toenemende Joodsche machtsconcentratie een oogenblik buiten beschouwing laat. Zuid-Amerika is het continent waar de leiding en de macht in handen is van de nakomelingen van de Spanjaarden en de Portugeezen.
Australië, slechts uiterst dun bevolkt, is Angelsaksisch, voert een bestaan staatkundig practisch onafhankelijk van Europa, wenscht alleen den band met Engeland uit economische overwegingen en uit bezorgdheid tegen de dreiging van een overstrooming door het gele ras.
Als directe invloedsspheren van Europa zijn in onzen tijd nog slechts aanwezig de beide aan Europa grenzende continenten Azië en Afrika. In Azië vormen zich drie enorme blokken. In het Noorden het blok van de Unie der Sovjet Republieken met 200 millioen zielen. In het Oosten het blok Japan-China met 500 millioen. In het Zuiden Britsch-Indië met 300 millioen. Als overgang (step-stones) van Azië naar Australië ligt over een lengte van 5000 K. M. Insulinde (Nederlandsch-Oost Indië) met 60 millioen zielen.
Door de onderlinge kapitalistische concurentie der Europeesche staten, door de nederlaag van Rusland tegen Japan, door de onvergefelijke fout om tijdens en na den wereldoorlog van 1914-1918 Duitschland te verdrijven uit Oost-Azië, is het aan Japan mogelijk geworden om Oost-Azië definitief te ontrukken aan Europa’s macht.
Europa heeft nu nog slechts invloed in Zuid-Azië door het Engelsche gezag
over Britsch-Indië en het Nederlandsche gezag over Nederlandsch-Indië. Het
Britsche gezag wordt bedreigd van binnen uit,
Het Nederlandsche gezag in Insulinde is van binnen uit onbedreigd, daar Nederlandsch-Indië mede zoodanig in het belang van de Indische volkeren wordt geregeerd, dat zij zeker niet wenschen te komen onder het gezag van Engeland, Amerika of Japan. Nederlandsch-Indië gevoelt zich uitsluitend bedreigd door de toenemende macht van Japan.
Zou Nederlandsch-Indië onder de heerschappij van Japan komen, dan gaat na korten of langeren tijd ook Australië onherroepelijk voor het blanke ras verloren.
Alleen het werelddeel Afrika is onbedreigd onder Europeesch gezag. Het
is de wereldtaak van het Europa van heden om zich
2. De ontwikkeling van Europa.
Wanneer men op de wereldkaart de omvang beziet van de blokken NoordAmerika; Zuid-Amerika; Sovjet Unie; Japan-Mansjoerije-China; BritschIndië; Nederlandsch-Oost Indië; Australië, Afrika, dan verbaast men zich over het feit, dat het kleine Westelijke schiereiland van Azië, dat den naam Europa draagt, het hart der wereld is — en eens de geheele wereld beheerschte.
Des te erger is het dat deze kleine dichtbevolkte oppervlakte, die, met 300 millioen inwoners, in aantal bewoners op gelijken voet zou kunnen staan met de andere groote wereldblokken, in zich zelve verdeeld is en de deelen onderling bij voortduring oorlog voeren. Het is de superioriteit van de Europeesche volkeren, die desniettegenstaande het mogelijk m aakte, dat Europa eens de wereld veroverde en zich nu nog staande houdt.
Maar de gekleurde volkeren nemen in zielenaantal sterk toe en hebben de
techniek van Europa geleerd. Wanneer Europa zich niet spoedig bezint, is het verloren. Welk een sterkte zou Europa hebben, indien het bevolkt zou
worden door één superieur volk van 300 millioen zielen. Al ware het slechts
mogelijk om de Yereenigde Staten van Europa te stichten,
De verscheidenheid van rassen en volkeren maken dit in het huidige tijdsgewricht onmogelijk. Beteekent dit, dat de huidige verdeeldheid het einde is van Europa’s ontwikkelingsgang ?
Geenszins. Uit de talrijke tegen elkander voortdurend oorlogvoerende staatjes op het Italiaansche schiereiland, is het koninkrijk Italië ontstaan. Uit de talrijke elkander bestrijdende Duitsche staten is de Duitsche Statenbond voortgekomen, daarna het Duitsche Keizerrijk, daarna het Groot-Duitsche Rijk. Uit de elkander bestrijdende graafschappen en hertogdommen in de Nederlanden zijn de vereenigde 17 gewesten voortgekomen, die helaas door Franschen drang zijn gesplitst in een Noordelijke Unie van Utrecht en een Zuidelijke Unie van Atrecht. In 1815 eindelijk vereenigd, werden zij wederom in 1830 door het binnentrekkende Fransche leger gedwongen om in twee Staten uiteen te leven.
Niettemin blijkt uit dit alles de groei naar eenheid, die zich reeds over een
tijdperk van honderden jaren uitstrekt. In dezen geweldigen tijd is de huidige
Europeesche oorlog het middel tot doorzetting van de Europeesche revolutie,
die tot grootere samenbinding der Europeesche volkeren moet l
Het nieuwe Europa zal zijn een „volksch" Europa, bestaande uit staten, die in zich bergen allen die van eenzelfde volk zijn.
Alle Duitschers in één Rijk, alle Italianen in één Rijk, alle Franschen in één Rijk, alle Nederlanders in één Rijk, zooveel mogelijk met uitleiding of zoo noodig uitstooting van degenen, die niet tot het volk behooren. Dit beteekent volksverhuizingen op een schaal als in geen eeuwen is voorgekomen.
Daar boven uit groeit het besef van de rasgemeenschap; het besef dat het Nederlandsche volk zeer na staat aan het Duitsche volk, omdat zij beiden zijn van Germaansch ras; het besef dat het Spaansche volk zeer na staat tot het Italiaansche volk, omdat ook hun rasgemeenschap niet te ontkennen valt. Zoo zal er orde komen in Europa, een orde gegrondvest op het volksche beginsel en het rasbeginsel.
3. De
De stap van elkander bestrijdende volkeren in Europa, naar de Vereenigde
Staten van Europa, is te groot om gedaan te kunnen worden. De Volkerenbond
van Genève was een onding tot mislukking voorbestemd, omdat zij ontstaan
is uit haat en hebzucht en in een tijd, dat het individualisme en het kapitalisme
hoogtij
enkeling, gezin, volk, ras, Europeaan, wereldburger.
Het volk werd ondermijnd en uiteengeslagen door den klassenstrijd, de vernieling van het gezin en ondermijning van de persoonlijkheid. Het nationaalsocialisme plaatst alles weer in de juiste volgorde en probeert alles te schatten naar de juiste waarde:
ras, volk, gezin, enkeling.
Zoo ligt het in de ontwikkelingsgang van Europa, dat op den grondslag van nationaal-socialisme en fascisme de ordening zich in dezen tijd voltrekt in dezen zin:
in Noordelijk Europa ontstaat een Bond der Germaansche volkeren onder leiding van het krachtigste Germaansche volk, het Duitsche;
in Zuidelijk Europa ontstaat een
Het ligt niet op mijn weg, noch beschik ik over voldoende kennis van zaken, om mij een oordeel te vormen over Zuidelijk en Oostelijk Europa. Ik bepaal mij dus tot den Bond der Germaansche volkeren.
De volkeren, die voor de vorming van dezen bond in aanmerking komen zijn: het Duitsche, het Nederlandsche, het Zweedsche, het Noorsche, het Deensche en het Zwitsersche, allen grenzende aan elkander op het Noordelijk deel van het Europeesche continent.
Gescheiden daarvan door de Noordzee staat het Engelsche volk, dat principieel recht heeft op toegang tot den Bond en een ontzaggelijke versterking van den Bond zou beteekenen, indien het om toelating zou willen vragen en toegelaten zou kunnen worden. Een verloren oorlog is voor een volk, dat dacht de wereld te beheerschen, niet het zuiverste motief om toelating tot een Bond te verzoeken, die door zijn overwinnaar wordt geleid. Het Engelsche volk zal in dit tijdsgewricht en in de komende decenniën zich zoo na verbonden gevoelen met het Noord-Amerikaansche continent, dat de innerlijke sterkte van den Bond, vooral tijdens een conflict met een buiten den Bond staande macht, door opname van het Engelsche volk meer geschaad dan gebaat zou kunnen worden. Dit is echter geen aangelegenheid waarover ik nu een beslissend oordeel kan hebben, afgezien nog van het feit, dat van een beslissenden invloed in het geheel geen sprake is
Wel voert het bovenstaande tot de rechtvaardiging van de opvatting, dat de Bond zich zal hebben te bepalen tot de Germaansche volkeren rondom Duitschland gelegen op het Continent van Europa, met wellicht nog één uitzondering: het volk van Zuid-Afrika.
Wil de Bond krachtig zijn en van blijvenden aard,dan zal er een gemeenschappelijk fundament moeten zijn zuiver genoeg en stevig genoeg om goede samenwerking tot in verre toekomst te waarborgen.
De grondslag van den Bond zij:
a. De bloedsverbondenheid (Blutsverbundenheit) b. De gemeenschappelijke wereldbeschouwing (het nationaal-socialisme) c. De gemeenschappelijke weermacht d. De gemeenschappelijke economie (lebensraumwirtschaft).
Op dit gemeenschappelijk fundament staan de gebouwen, die de leden van den Bond optrekken, naast en tegen elkander ieder naar eigen tran ten onder eigen dak, totdat wellicht eens en dan vermoedelijk na een gemeenschappelijk gewonnen oorlog, de aaneensluiting nog dichter zal zijn, omdat de Germaansche volkeren naar elkander zullen zijn toegegroeid. Een verdere phase in de ontwikkeling van Europa.
Het is vanzelfsprekend, dat het gemeenschappelijk fundament wordt bepaald door het centraal gelegen zware Duitsche gebouw. In het Westen grenst daaraan het typisch Nederlandsche baksteenen heerenhuis naar den trant van het Amsterdamsche grachtenhuis en de gildenhuizen rondom de groote markt te Brussel; in het Noorden de van natuursteen en hout opgetrokken Noordsche woningen; in het Zuiden het Zwitsersch chalet.
Zijn de voorwaarden voor dit gemeenschappelijk fundam ent aanwezig bij de genoemde volkeren? Dat zij allen Germaansch zijn, staat vast, met uitzondering van kleinere deelen in Zwitserland. Door de gemeenschappelijke taal is Zwitserland het nauwst verbonden met Duitschland.
Ik acht mij bevoegd, noch geroepen om voor het Zweedsche, het Noorsche, het Deensche en het Zwitsersche volk te beoordeelen in welke mate de gemeenschappelijke grondslag aanwezig is. Liever beperk ik mij tot het volk waartoe ik behoor, dat ik ken, dat ik liefheb en in de eerste plaats wil dienen: het Nederlandsche.
De vraag, die nu om beantwoording vraagt is deze: zal het Nederlandsche volk kunnen voldoen aan de eischen, die gesteld moeten worden aan een goed lid van den Bond der Germaansche volkeren ?
Alvorens deze vraag te beantwoorden is het noodig iets naders over het Nederlandsche volk mede te deelen.
4. Het Nederlandsche volk.
Eens waren de Nederlanden een deel van het Duitsche Rijk, met uitzondering van Vlaanderen, dat onder de Fransche koningen ressorteerde. Maar ook toen reeds hadden de landen, die de delta (A) vormden van Rijn, Maas en Schelde een eigen karakter.
Sinds de Pragmatieke Sanctie in 15.... gingen de Nederlanden hun eigen
weg, bijna vierhonderd jaren dus. Gaan wij deze vier eeuwen, waarin de Nederlanders met hun rug naar Duitschland gekeerd staan, na, dan kan het niet
anders of men moet bewondering hebben over de wijze waarop zij zich in de
wereld hebben staande gehouden en zich hebben geweerd. Niettegenstaande
zelfs de eenheid de Nederlanden niet bewaard bleef door fatalen Franschen en
Engelschen invloed, werd in de 17de eeuw door de Noordelijke Nederlanden
alleen een wereldrijk gesticht, waarvan de overblijfselen in Azië, Afrika en
Amerika nog van zeer groote beteekenis zijn. Eenmaal, in 1672, werden aan de
Zeven Provinciën door Engeland en Frankrijk te samen den oorlog verklaard
en moesten de aanvallers ter zee zoowel als te land afdeinzen, na bloedig geslagen te zijn, niettegenstaande de bisschoppen van Keulen en Münster hen
nog in den rug aanvielen op den koop toe. De Zuidelijke Nederlanden hebben
meer dan honderd malen gewapende Fransche invallen te verduren gehad en
altijd weer konden zij ten slotte standhouden. Vechtend tegen Engeland in
het Westen en Frankrijk in het Zuiden zijn de Nederlanden eeuwen lang
de Westelijke voorpost geweest van de Germanen, een voorpost, die Duitschland
in het Noordwesten tegen vele invallen beschermd heeft, toen
Nu zijn de rollen omgekeerd, nu beschermt het Duitsche volk het Nederlandsche tegen aanvallen van Frankrijk en Engeland in deze laatste phase vóór het samengaan.
Het Nederlandsche volk is sinds 1839 weer verdeeld over twee Rijken, het Koninkrijk Nederland en het Koninkrijk België. Uit een volksch oogpunt is deze verdeeling onzinnig en ieder volksch voelende Noord-Nederlander en Vlaming heeft zich daartegen verzet en zal zich daartegen altijd blijven verzetten. Evenzeer als de verdeeling van het Duitsche volk over twee staten:
Duitschland en Oostenrijk ieder volksch voelenden Duitscher een doorn in het vleesch was, is dit het geval met den volksch voelenden Nederlander ten aanzien van de verdeeling van het Nederlandsche volk over twee staten. Het was de Duitsche prins Willem van Oranje, die tot zijn dood toe streefde naar de hereeniging der Nederlanden; het was de Oostenrijker graaf Metternich die in 1815 in Weenen de hereeniging mede tot stand bracht. Altijd waren het weer Frankrijk en Engeland, die de verdeeling bevorderden.
De juiste verdeeling van het Nederlandsche volk is in zessen.
1. De Hollanders en Zeeuwen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. 2. De Brabanders in Noord-Brabant en Belgisch Brabant 3. De Vlamingen in Vlaanderen 4. De Friezen, Groningen en Drenthenaren in het Noord-Oosten 5. De Gelderschen in het Oosten 6. De Limburgers in Nederlandsch en Belgisch Limburg.
De staatkundige grenzen van heden loopen dwars door deze volksdeelen heen. Deze volksdeelen zijn verscheiden, zeker. Maar niet meer, zeker niet meer, dan Oostenrijkers verscheiden zijn van Pruissen zooals men ze vroeger noemden.
Dit Nederlandsche volk bezat op 10 Mei 1940:
a. Nederlandsch-Oost-Indië, waarvan de groote beteekenis op economisch gebied uitstekend is geschetst in het rapport dat het Ministerie van Koloniën op verzoek van den Rijkscommissaris heeft samengesteld; b. Nederlandsch-West-Indië (Guyana, Curacao enz.) c. Belgisch- Congo.
Voorts nauwe vriendschapsbetrekkingen met het stam verwante ZuidAfrika ontstaan uit de Kaapkolonie door Nederlanders gesticht en gedurende anderhalve eeuw voorbeeldig geleid. De onwrikbare, koppige Germaansche geest deed de Afrikaners niet berusten in de overweldiging door Engeland in den tijd toen Napoleon ons volk machteloos m aakte, m aar deed hen uittrekken naar het Noorden om nieuwe staten te stichten Transvaal en Oranje-Vrijstaat. Hoezeer ook in de laatste eeuw geïnfiltreerd door Engelschen en Joden, niettemin is het Zuiden van Afrika een volk ontstaan, dat zijn Germaanschen aard nimmer heeft verloochend. Een volk ontstaan uit Nederlandsche en Duitsche mannen en Nederlandsche vrouwen, waarop het Calvinisme en de Nederlandsche taal voor altijd haar stempel hebben gedrukt.
Tenslotte heeft het Nederlandsche volk overal ter wereld een groote m ate
van „goodwill" door de goede eigenschappen,
Wat zal er van dit alles worden ?
Noch Nederland, noch België zijn met Duitschland ten strijde getrokken
tegen Frankrijk en Engeland. Integendeel stonden zij als vijand tegenover
Duitschland. W at zal de overwinnaar met den overwonnene doen? Het is mijn
onwrikbaar vertrouwen in de zuiverheid van de nationaal-socialistische wereldbeschouwing en de grootheid van den Führer, die mij het geloof schenken, dat
wanneer het mogelijk is de Führer ingevolge zijn roeping als Germaansch
Führer ook de belangen van het Nederlandsche volk zal willen behartigen.
Voor zoover ik dit kan zien, zal dit daarin kunnen bestaan dat voor het
Nederlandsche volk expansie naar het Zuiden mogelijk gemaakt wordt, daar
dit in het Oosten niet mogelijk is, de Nederlanden een bevolkingsdichtheid
hebben van ongeveer 300
Het behoud van Indië is voor het Nederlandsche volk in het bizonder en voor het Germaansche ras in het algemeen van de grootste beteekenis.
Het Nederlandsche volk, noch in Rijks Nederland, noch in België heeft zijn
hart verpand aan de Congo. België bezit de Congo slechts enkele tientallen jaren.
Vergeleken met de drie eeuwen, waarin ongetelde duizenden Nederlanders
hun beste krachten, ja hun leven gegeven hebben in dienst van den opbouw van
Oost-Indië, is de Congo een nieuweling, die men nauwelijks kent. Toch kan de
Congo voor het Nederlandsche volk van de grootste beteekenis zijn, omdat het
een stuk van Afrika is en Afrika het koloniale werelddeel der toekomst is
voor Europa. De herverdeeling van Afrika is een taak, die door Hitler en
Mussolini aan het einde van den oorlog ter hand genomen zal moeten worden.
Mede op grond van het bovenstaande meen ik gerechtigd te zijn, te mogen
zeggen, dat het Nederlandsche volk, niettegenstaande het zoo beperkte grondgebied in Europa,
Zooals onder 3 is uiteengezet, zal de grondslag van den Bond moeten zijn, de bloedsverbondenheid, de gemeenschappelijke wereldbeschouwing, de gemeenschappelijke weermacht en de gemeenschappelijke economie. Voldoet het Nederlandsche volk aan deze eischen, of zal het hieraan binnenkort kunnen voldoen? Zie daar de vraag, die nu beantwoord dient te worden.
a. De bloedsverbondenheid. Dat het Nederlandsche volk een
Germaansch volk is, behoef ik niet uiteen te zetten. Een klein deel is in den
loop der jaren gemengd met Joden, personen uit de Oost-Indische
Wat de Walen
De invloed van de Indische volkeren op het Nederlandsche volk is in Indië zeer groot, in Nederland beperkt. Maatregelen zullen genomen moeten worden om verdere verbastering te voorkomen, zoowel in het belang van het Nederlandsche volk, als van de Indo-Europeanen. De Indo-Europeanen zijn het cement van het Nederlandsche imperium in Azië; zij hebben onnoemelijk groote diensten bewezen aan den opbouw en zullen in de toekomst ten volle kunnen medewerken. Het ontwaakte rasbewustzijn, zoowel in Nederland als in Indië zal aangevuld met daartoe geschikte maatregelen, dienen om verdere vermenging te voorkomen.
Ik meen te mogen constateeren, dat de eerste voorwaarde voor opname in den Bond, nl. de bloedsverbondenheid, aanwezig is.
b. De gemeenschappelijke wereldbeschouwing (het nationaal-socialisme).
Onder den grootsten druk van de gebeurtenissen en de toestanden van het voorjaar van 1939, bekende het Nederlandsche volk zich voor 4% tot het nationaal-socialisme door op de N. S. B. te stemmen. Hoe het nu staat is niet met zekerheid te peilen, m aar aangenomen kan worden, dat het percentage nationaal-socialisten beneden de tien ligt.
Het Nederlandsche volk, en nu spreek ik nog alleen m aar over het Nederlandsche volk binnen het Rijk der Nederlanden, is dus bij lange na nog niet nationaal-socialistisch.
In Duitschland heeft de N S D A P veertien jaren noodig gehad om het te brengen tot ruim 40%. De N S B is in haar negende jaar. Vergelijken wij hiermede het negende jaar der N S D A P., dan is zelfs voor de zeer gedrukte verkiezingsuitslag van 1939 het cijfer der N S B het dubbele. Zeker kon de N S B zich spiegelen aan het voorbeeld der N S D A P. Zeker hebben wij zeer veel geleerd van het Duitsche voorbeeld. Maar onze tegenstanders hebben nog veel meer geleerd, zij verlieten de democratie bijtijds om de plutocratie te redden. Na 1933 heeft de N S B niet meer gestreden tegen een democratie, m aar tegen een plutocratie, die geen enkel middel schuwde om zich te handhaven en daarbij eiken vorm van democratie met voeten trad. Na Januari 1933 is het in geen enkel land meer mogelijk om de democratie te verslaan, zonder ingrijpen van buiten af. Ook Oostenrijk heeft dit bewezen.
Wat er wel in Nederland is, d.i. een kern van tienduizenden door jarenlangen strijd geharde nationaal-socialisten, die trouw zijn aan het nationaal-socialisme, de N S B en haar Leider.
Met deze kern als uitgangspunt is het mogelijk om het Nederlandsche volk in korten tijd tot het nationaal-socialisme te brengen m its aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
De eerste en belangrijkste voorwaarde is, dat het odium van landverraad, dat volkomen ten onrechte op ons is gelegd, radicaal van ons wordt afgenomen. De democratie heeft dit op ons kunnen leggen, door jaren achtereen in kranten, tijdschriften, scholen en kerken te verkondigen, dat het doel van het nationaal-socialistisch Derde Rijk is ons in te lijven en van ons land te maken de koolplanterij en de melkboerderij in de Westmark. Daar wij ons solidair verklaard hadden met het nationaal-socialistisch Duitschland en het fascistisch Italië, werd iedere overwinning van Duitschland en Italië een nieuw wapen tegen ons.
Van 10-15 Mei 1940 werden deze wapens gebruikt tegen ons en ware het Duitsche leger niet zoo snel tot overwinning gekomen, Poolsche moordpartijen zouden het gevolg geweest zijn.
Nog immer gelooft ons Volk, dat wij het zijn, die het groote gevaar vormen
voor de onafhankelijkheid van ons land. W anneer dit voorstel tot opname van
het Nederlandsche volk in den Bond der Germaansche volkeren door den
Führer wordt aanvaard in zoodanigen vorm en onder zoodanige bewoordingen,
dat daarin duidelijk tot uiting komt, dat het alleen mogelijk is om aan overheersching of inlijving te voorkomen, dank zij het feit dat er een N. S. B. is
en dank zij het feit, dat de Führer het vertrouwen heeft dat de N S B onder
mijn leiding het Nederlandsche volk tot het nationaal-socialisme zal brengen,
dan wordt de N S B van verraadster van land en volk tot
Wordt daarenboven de m acht in de handen der N S B gelegd, zoodat het feit voltrokken is, dan zullen vele machten zich onmiddelijk aanpassen, de Kerken zullen volgen en de weg komt vrij.
Het is dan slechts zaak de propaganda op verstandige voor het Nederlandsche volk geschikte wijze te voeren om in korten tijd de groote meerderheid van het Nederlandsche volk en vooral de boeren en de arbeiders tot het nationaal-socialisme te brengen.
In den aanvang zal volgens deze gang van zaken dus alleen de leiding van het Nederlandsche volk omgeven door een kern van tienduizenden getrouwen nationaal-socialist zijn; de massa van het volk zal spoedig volgen, waartoe scherpe maatregelen tegen de werkloosheid, invoering van arbeidsdienst, opvoeding in de Nationale Jeugdstorm, opleiding in de Weerbaarheidsafdeeling ieder het hunne zullen bijdragen.
Tenslotte is ook de tegenstander vermoeid na negen jaren harden strijd en heeft zijn geloof dan in een toekomstige overwinning verloren.
Dit is voldoende om te kunnen zeggen dat het Nederlandsche volk weliswaar nog niet nationaal-socialistisch is, m aar dat ik er voor kan instaan, dat het dit in korten tijd kan worden, waarmede voldaan zal zijn aan den tweeden grondslag voor het lidm aatschap van den Bond.
c. De gemeenschappelijke weermacht.
Een volk zonder weermacht is een man zonder vuist, een invalide, die een kwijnend bestaan moet voeren.
De Nederlandsche weermacht heeft van 10-15 Mei 1940 bewezen in het geheel niet voor haar taak berekend te zijn. Dit ligt niet aan den enkeling, den soldaat. De Nederlandsche soldaat is als man niet den mindere van den man van welk Germaansch volk dan ook; m aar als soldaat was hij verre de mindere van den Duitschen soldaat, omdat zijn geestesgesteldheid verkeerd was, zijn leiding beneden peil en de materiëele uitrusting onvoldoende.
Het Nederlandsch-Indisch leger heeft bewezen, dat het anders kan. Het is niet juist te zeggen, dat in Nederlandsch-Indië het voor den Nederlandschen soldaat gemakkelijk was, omdat hij tegenover inlanders staat. In Atjeh en Lombok draaide het gevecht ten slotte altijd neer op een gevecht van man tegen man met gelijkwaardige wapens. Atjeher’s en Lombokkers behooren tot de dapperste mannen ter wereld, die daarenboven voor een in hun oogen heilige zaak vochten. De Nederlandsche soldaat overwon. Het geheele imperium met 60 millioen inwoners, telde een legermacht van slechts 30.000 man.
Het Nederlandsche volk is in staat een millioen mannen op de been te brengen, die voor de weermacht zeer geschikt zijn.
Wat de vloot betreft, het Nederlandsche volk is van ouds een zeevarend
volk. Wanneer het er op aankomt om een werk te verrichten van bizonder
zeemansschap, zooals het vervoeren van dokken en baggermolens over de
Oceanen naar Zuid-Amerika of Australië, < was> is zelfs Engeland gedwongen om
de hulp van de Nederlanders in te roepen. De groote militaire dokken van Engeland zijn eenige jaren geleden door Nederlandsche zeelieden met Nederlandsche
sleepbooten onder Nederlandsch commando naar het verre Oosten
Wat de luchtmacht betreft, de K. L. M < (Koninklijke Luchtvaart) > nationale luchtvaartmaatschappij,
Onze mannen zijn geschikt voor een belangrijke weermacht.
Voorwaarden voor een werkelijk krachtigen weermacht zijn, dat den mannen
het doel klaar voor oogen staat, dat dit doel hun bezielt en dat zij gelooven,
dat dit doel bereikbaar is. Aan deze voorwaarden voldeed de weermacht in
Indië, aan deze voorwaarden voldeed de Nederlandsche weermacht in geen
enkel opzicht. Wanneer de Führer optredend als Germaansch Führer, de nationale aspiraties van Nederland en Vlaanderen zou kunnen en willen vervullen, wanneer
het Nederlandsche volk dus ergens in Noord-Frankrijk zou komen te grenzen aan het Fransche volk, dan is het vaststellen van een doel voor de weermacht
lste zich handhaven in het Zuiden zoo, dat Frankrijk nooit meer kan opdringen naar het Noorden; Nederland is dan grensgebied van den Bond;
2de zich handhaven in Indië en Afrika;
3de gereed zijn om de bloedschuld aan Duitschland af te betalen; Wat dit laatste betreft, zie ik de zaak zoo. Het Nederlandsche volk put uit
dezen oorlog Zou dit niet vervuld worden, zou Nederland noch in Europa, noch in Azië,
noch in Afrika meer voorpost zijn, dan is een ideëele grondslag voor den opbouw
van een weermacht veel moeilijker te vinden. H et eenige waarop een beroep
gedaan zou kunnen worden, zou de noodzakelijkheid van kustverdediging zijn.
Zeer poover. Laten wij aannemen, dat de bovenbedoelde ideëele grondslag voor een weerm acht er is. Hoe zal zij worden gevormd? Het is niet mijn taak, noch mijn
bevoegdheid, om militair-technische beschouwingen ten beste te geven. Alleen dit: de bondsweermacht zal als één geheel geleid en voorbereid worden.
Dat de Führer op zal treden als hoogste bevelhebber over de bondsweerm acht is van zelf sprekend. Anderzijds is het vanzelfsprekend, al was het
alleen m aar wegens de taalverscheidenheid tusschen de Germaansche volkeren,
dat ieder regiment als eenheid tot en met den regimentscommandant Het spreekt vanzelf, dat hoezeer dit apparaat het eigen karakter van ieder
Germaansch volk zal willen eerbiedigen, de paraatheid, de doeltreffendheid
van het geheel als leidend motief zal moeten vooropstaan. Zoo stel ik mij voor, dat de Nederlandsche soldaat deel zal kunnen uitmaken
van de Germaansche weermacht. Bij de vorming van het Nederlandsche deel
van de Germaansche weermacht zal van onder af aan moeten worden begonnen;
de leiding zal — zeker in den aanvang — geheel moeten liggen in de Duitsche
handen, die bewezen hebben tot groote militaire prestaties in staat te zijn. Dat ieder bondslid zijn gerechtvaardigd aandeel draagt in de totale kosten
der Germaansche weermacht is zonder meer als van zelf sprekend te beschouwen. d. De gemeenschappelijke economie (lebensraumwirtschaft) De economische samenwerking tusschen de Germaansche volkeren opent in
Europa groote perspectieven. Hoe deze samenwerking zal moeten worden ingericht, kan eerst worden vastgesteld, wanneer vaststaat over welke gebieden
buiten Europa, Duitschland en Nederland zeggenschap hebben in Afrika en
Azië. Enkele principiëele opmerkingen mogen hier dienstig zijn. Daar is in de
eerste plaats in Europa, in de gebieden welke door de leden van den Bond
worden beheerscht (de Germaansche levensruimte) groote verscheidenheid
in bevolkingsdichtheid en verscheidenheid in levensstandaard. Het dichtstbevolkt zijn wel de Nederlanden; ook de levensstandaard is daar hoog. Het
is voor mij van zelfsprekend dat de gemeenschappelijke economie niet bevorderen mag de aantasting van het volks Voorts ligt het in de rede, dat ieder volk in de eerste plaats die bijdrage tot
de algemeene huishouding levert, die het meest in zijn aard ligt. Zoo zijn de
Nederlanders, landbouwers, visschers, zeelieden, kooplieden en hebben zij groote
ervaring in de veredelingsindustrie. De mijnbouw met de aanverwante bedrijven beperkt zich tot kolen en zout. Maar het grootst zijn de Nederlanders in hun koloniseeren en in het opbouwen en handhaven van overzeesche verbindingen. Dat is om zoo te zeggen een vak, waarin zij zich vier honderd jaren lang bekwaamd hebben en dat zij tot
op den huidigen dag met groot succes uitoefenen. De Nederlandsche vlag heeft drie honderd jaren met eere alle Oceanen bevaren. Het is niet alleen uit nationale trotsch, dat ieder Nederlander Het is mede uit gehechtheid aan een oude eervolle traditie; eens streden de
Ruyter en Tromp onder deze vlag. Het is echter ook uit economische overwegingen, dat het wegnemen van de vlag, van gezantschappen en consulaten
moet worden voorkomen. Dit zou beteekenen de vernietiging van een enorme
„goodwill" over de geheele wereld, dit zou schade berokkenen aan de economische positie van de Germaansche volkeren in het algemeen. Nederland is voor de Germaansche volkeren de deur
6. Slotbeschouwingen.
Het voorgaande voert tot de conclusie, dat het mogelijk en wenschelijk is,
dat het in de ontwikkelingsgang van Europa ligt, den Bond van Germaansche
volkeren op te richten en dat Nederland
Hiermede zou deze nota beeindigd kunnen worden, ware het niet dat nog op twee punten eenige opheldering gewenscht is.
Het eerste is of ik het recht heb om de Nederlandsche volksche wenschen naar voren te brengen.
Het tweede is of en in hoeverre ik het recht heb zoo te spreken namens het Nederlandsche volk.
Wat de eerste vraag betreft, diene het volgende.
Als ik niet star vasthield aan mijn volksche overtuiging, was ik een slecht nationaal-socialist.
Bij negen jaren sta ik in het gevecht voorop in het nationaal-socialistische politieke Narwik van het Westen.
Al deze jaren heb ik mijn strijd gebaseerd op de noodzakelijkheid van de volkomen doorwerking van het volksche beginsel.
Maar daarenboven is het voor de toekomstige verhoudingen van zoo ontzaggelijk groot belang dat het Nederlandsche volk zoo sterk mogelijk tot den Bond toetreedt. Vier eeuwen is het Nederlandsche volk zijn eigen weg gegaan. Het Duitsche volk heeft ver achtergelegen en heeft die achterstand in een snel groei-tempo ingehaald en ligt nu ver vóór.
Welnu, het Nederlandsche volk meldt zich voor samenwerking bij het Duitsche broedervolk, het is begrijpelijk dat het zich dan wil melden zoo sterk mogelijk, niet berooid en gedecimeerd, m aar als éénheid, met groote bezittingen in
de wereld en een goeden naam. Dit is een uiting van den Germaanschen trotsch
en.... van koopmanschap. Daarenboven is daarin gelegen de eenvoudigste en
de doelmatigste weg voor den Führer naar het hart van het Nederlandsche
volk. Tenslotte is het
Wat de tweede vraag betreft of en in hoeverre ik het recht heb zoo te spreken namens het Nederlandsche volk, diene het volgende.
Het is de gewoonte van velen om den huik naar den wind te hangen of anders gezegd: fairebonne mine a mauvais jeu’. De gedachten, die ik in deze nota heb neergelegd zijn natuurlijk het resultaat van een ontwikkelingsgang. Deze ontwikkelingsgang is niet begonnen 15 Mei 1940, m aar in 1925 toen ik mij inzette in den strijd tegen de Fransche expansie naar het Noorden en heeft vasteren vorm aangenomen door de oprichting van de N. S. B. in 1931.
In de hierbij gaande bijlage No. 1 zijn enkele uitingen verzameld uit vroegere jaren, waaruit de beproefde trouw blijkt aan de beginselen, die deze nota beheerschen. In bijlage No. 2 heeft de plaatsvervangend leider der Beweging, met wien ik de N S B in 1931 heb aangevangen een kort overzicht gegeven van den strijd der N S B van 1931-1940.
Wat tenslotte de vraag betreft of ik het recht heb uit naam van het Nederlandsche volk te spreken, zoo moet ik erkennen er niet in geslaagd te zijn het Nederlandsche volk om mij te verzamelen. Ik geloof dat niet mogelijk geweest is. W t mogelijk was, is gedaan, nl. een hechte kern vormen die gelooft in het nationaal-socialisme, die gelooft in de N. S. B. als de draagster van het nationaal-socialisme in Nederland, die gelooft in mij als Leider der N S B Deze kern van tienduizenden, gereed, geschikt en bekwaam om leiding te geven, is gebouwd in negen jaren harden strijd tegen een democratie, die in Januari 1933 door het Duitsche voorbeeld gewaarschuwd, geen middel heeft geschroomd om de N S B te vernietigen. Letterlijk luidde het bevel: „bestrijding met terzijde stelling van eiken norm van fatsoen" . Deze kern in het Nederlandsche volk met haar aanhang van enkele honderdduizenden, zal mij volgen ook bij het doen van dezen stap.
Namens deze leidende kern in het Nederlandsche volk spreek ik
Namens de millioenen andere Nederlanders binnen het huidige Nederlandsche Rijksverband spreek ik als zoon van mijn volk, die het beste voor zijn volk wil en de in deze nota weergegeven ontwikkelingsgang de beste waarborg ziet voor een gelukkige toekomst.
Voor de Vlamingen spreek ik, om dat ik weet dat zij, die van 1914-1918 in Vlaanderen met de toenmalige Duitsche bezetting hebben medegewerkt tot verheffing van Vlaanderen uit zijn hoorigheid aan Frankrijk en die na het gedwongen vertrek der Duitschers in 1918 alleen bleven als slachtoffers van de wraakzucht van Walen en Franschen, zij die ter dood veroordeeld werden, zij die van alles berooid naar Nederland moesten vluchten, zij die jaren lang in de gevangenis zuchten, dat zij het zijn, wier wenschen ik mede vertolkt heb en die nu hun hoop op den Führer gevestigd hebben, dat hij het zal zijn, die hun niet in den steek zal laten. Velen van hen zijn lid der N. S. B.
Zoo is dan het bovenstaande mijne politieke geloofsbelijdenis, die naar ik hoop door den Führer waardig gekeurd zal worden als grondslag te dienen voor den opbouw van een vruchtbare samenwerking van het Nederlandsche volk met het groote Duitsche broedervolk en daaroverheen met de andere volkeren van het Germaansche ras, dat ons aller Moeder is.
Utrecht 27 Augustus 1940. MUSSERT.