Titel: | Een man van weinig woorden - Het uitzonderlijke verhaal van Lorenzo Perrone, die het leven van Primo Levi redde in Auschwitz |
Schrijver: | Greppi, Carlo |
Uitgebracht: | 2024 |
Pagina's: | 368 |
ISBN: | 9789029098885 |
Omschrijving: | In februari 1944 slaagde een jongeman er in om ter hoogte van Bolzano een vodje papier uit een rijdende trein te gooien. In een slordig handschrift, dat getuigt van de haast waarmee het kattenbelletje was geschreven, gaf hij te kennen dat hij ‘op de klassieke manier’ werd weggevoerd. Hij groette de geadresseerde met een korte, maar beklemmende opdracht: A voi le fiaccola (‘Aan jullie de fakkel’). Het briefje werd op haast wonderbaarlijke wijze gered en aan de bestemmelinge bezorgd. Enkele dagen later bereikte het konvooi waar de auteur deel van uitmaakte zijn bestemming: Auschwitz-Birkenau. Slechts 96 van de 650 gedeporteerden werden tot het kamp toegelaten, de overigen werden meteen vergast. Niet meer dan 24 van hen zouden het uitroeiingscentrum overleven. De auteur van het briefje was één van die overlevenden. Zijn naam was Primo Levi, en hij zou na de oorlog één van Italiës meest gevierde romanschrijvers worden. In zijn werk, waarin zijn kampervaringen een centrale plaats innamen, reflecteerde hij over de aard van de mens en tal van filosofische thema’s, zoals het statuut van de herinnering, goed en kwaad, lijden en vergeving. Daniela Amsallem, aan wie Levi twee interviews toestond (in juli 1980 en november 1986), herinnerde zich de frêle maar hartelijke man – een scheikundige met een voorliefde voor alpinisme – als geduldig, nauwgezet en bedachtzaam. In zijn bekendste roman, ‘Is dit een mens’, beschrijft Levi een toevallige ontmoeting met een civiele arbeider in het industriële complex van Auschwitz-III (Monowitz). Daar waren niet enkel gevangenen tewerkgesteld, maar ook vrije werkkrachten die er ten gevolge van een met Duitsland onderhandeld akkoord door particuliere bedrijven tegen betaling werden ingezet. "De feiten zijn in weinig woorden verteld," schrijft Levi in zijn kenmerkende, eenvoudige stijl. "Een Italiaanse civiel-arbeider bracht me elke dag, zes maanden lang, een stuk brood en de resten van zijn eten; gaf me een trui vol gestopte gaten; schreef een kaart voor me naar Italië en bracht me het antwoord. Voor dat alles wilde hij niets terug, omdat hij een goed, eenvoudig mens was en niet geloofde dat je om goed te doen er iets voor terug moest krijgen." De rechtvaardige aan wie Levi zijn leven te danken had was Lorenzo Perrone, een zwijgzame, ietwat ruwe metselaar uit het Italiaanse Fossano. Al bij al bleven weinig sporen van hem bewaard: een enkele administratieve bron, een vergeelde foto, een overgeleverde herinnering. Maar voor de Italiaanse schrijver Carlo Greppi waren ze essentiële bouwstenen voor de prachtige biografie die hij onlangs over de rechtschapen man publiceerde. ‘Een man van weinig woorden’ is een eerlijk, bijzonder goed gedocumenteerd en diep ontroerend boek over alledaagse goedheid in een tijd waarin het absolute Kwaad de bovenhand leek te halen. Perrone was nog geen 38 jaar toen hij in april 1942 in opdracht van het bedrijf Beotti naar Auschwitz werd gestuurd. In zijn geboortedorp, in het uiterste westen van Italië, stond de jonge vrijgezel, de tweede van vier broers, bekend als een vechtersbaas en een stevige drinker. Politieke standpunten nam hij nooit in – wellicht was de wereld van maatpakken en stoofhoeden hem volkomen vreemd. Een zeldzame foto toont hem op 19-jarige leeftijd, in militaire dienst, ernstig kijkend, met twee sterren op de kraag en een weelderig gevederde helm. Perrone verdiende de kost als ongeschoold arbeider in Italië en Zuid-Frankrijk. In 1942 werd hij één van de 35.000 civiele arbeiders die in onderaanneming voor de chemiereus IG Farben in Monowitz gingen werken, waar hij 22 maanden later, in juni 1944, bij het ophogen van een muurtje, de hongerige Primo Levi voor het eerst een gamel soep aanbood. "Je krijgt gedonder als je met me praat," waarschuwde Levi. "Kan me niet schelen," antwoordde Lorenzo. Hij was werkelijk een man van weinig woorden. Met bewonderenswaardige accuratesse reconstrueerde Carlo Greppi het levensverhaal van de zwijgzame man uit Fossano. Daarbij greep hij elke anekdote, elk (apocrief) verhaal en elk schijnbaar onbetekenend detail aan om onbekende sporen na te trekken die iets nieuws zouden kunnen onthullen over zijn hoofdpersonage. In het Primo Levi Archief in Turijn vond hij drie kaartjes die Perrone vanuit Polen naar huis had gestuurd, met daarop het briefhoofd van het bedrijf Beotti. Na het uitvlooien van de handelsregisters van Piacenza, waar het bedrijf gevestigd was, en met de hulp van de Kamer van Koophandel ontdekte de auteur dat het bewuste bedrijf dat van Giovanni Beotti (en niet van diens vader Paolo) was. Het bleef tot 1966 in het handelsregister ingeschreven. Greppi ging in de archieven van Bad Arolsen op zoek naar ‘Peruch’, een andere, minder systematische helper in Auschwitz; hij nam telefonisch contact op met mogelijke nabestaanden, maar stootte finaal op de onmogelijk in te vullen lacunes in het overgeleverde bronnenmateriaal. In het Archivio storico della Città di Fossano ontdekte hij de overlijdensakte van Giuseppe Perrone, Lorenzo’s vader – het waren de twee jongste broers die de aangifte deden, en hun vader per vergissing inschreven als de "weduwnaar van Giovanna Tallone" (hun moeder zou pas in 1953 overlijden). In het parochiaal archief van Santa Maria della Pieve in Savigliano zag Greppi op Lorenzo’s overlijdensakte de handtekening van pastoor Francesco Marengo – een indicatie dat Lorenzo, de 48-jarige ongelovige die niet-kerkelijk was begraven, mogelijks toch het laatste oliesel had ontvangen. Even minutieus reconstrueerde Greppi de historische en algemeen-maatschappelijke context waarin Lorenzo bijna een halve eeuw functioneerde. Fossano, het plattelandsdorp waar hij opgroeide, dat geleidelijk met de metaalindustrie in aanraking kwam, vervolgens op het elektriciteits- en waternetwerk werd aangesloten, een eigen schooltje opende en zo mondjesmaat de moderniteit in werd geslingerd, met alle sociale onrust van dien. De messentrekkers, zwervers en zuipschuiten die – tot grote ontevredenheid van de fascisten – Italië verlieten om een bijkomende broodkruimel te verdienen in Frankrijk. De kampen van de dood, de haast vergeten Rechtvaardigen, Lorenzo’s voettocht naar huis, 1.412 kilometer lang, en het ontroerende weerzien met zijn moeder, die in de uitgemergelde, grijs geworden man niet langer haar zoon herkende. De auteur doorworstelde tientallen fotoboeken en lokale geschiedenissen en maakte gebruik van hypergespecialiseerde studies over zelfdoding, fascistische knokploegen, migratie, alcoholisme en vuurwapens. De vergaarde informatie balde hij samen in een prachtige, lyrische stijl, die van elke bladzijde een waar leesgenoegen maakt. Terwijl Primo Levi na 1945 al schrijvend, met horten en stoten, het leven omarmde, deed Lorenzo er net afstand van. Met gehavend lichaam en verhakkelde ziel keerde hij terug naar Fossano, waar hij zwijgend aan het werk ging, eerst als verzamelaar van schroot, later als arbeider in een verffabriek. Hij sloot zich almaar vaker van de wereld af en dronk wijn tot hij in de vroege ochtend, half bewusteloos, door dorpelingen in de sneeuw werd aangetroffen. In 1948, naar aanleiding van de geboorte van Levi’s dochter (die uit dankbaarheid naar Lorenzo werd genoemd: Lisa Lorenza) schreef hij nog een aangrijpende brief, waarin hij zijn hoop uitdrukte dat zij nooit de ellende zou kennen die hij had meegemaakt. Hij verloor zijn baan, ontwikkelde tuberculose, moest in het ziekenhuis worden opgenomen, liep er weg en stierf, berooid en eenzaam, in de late avond van 30 april 1952. "Als het enige zin heeft om naar de redenen te zoeken waarom juist mijn leven, onder duizenden net zulke levens, de proef heeft kunnen doorstaan, dan geloof ik dat ik het aan Lorenzo dank dat ik nu in leven ben," schreef Levi over zijn nobele helper, die hij in de eerste uitgave (1947) van ‘Is dit een mens’ niet bij naam noemde. "Niet zozeer om zijn materiële hulp als wel omdat hij me, met zijn aanwezigheid en zijn natuurlijke, vanzelfsprekende goedheid, voortdurend deed voelen dat er nog een rechtschapen wereld buiten de onze bestond, iemand en iets die zuiver en echt waren gebleven, niet verdorven en niet verruwd, vrij van haat en angst (…); een verre mogelijkheid van betere dingen, maar waarvoor het de moeite waard was te blijven leven." Het literair tot leven wekken van de Piëmontese muradur, die in zijn eenvoud grote dingen deed, niet omdat het hem iets opleverde, maar omdat het moest, als moreel imperatief, zonder verdere verantwoording, zonder al te veel woorden en zonder lauwerenkransen, is een ware lofzang op de onbaatzuchtigheid. Ongetwijfeld weet de auteur met zijn boek menig lezer te boeien, te ontroeren én… te inspireren. |
Beoordeling: | Zeer goed |