Titel: | Hierheen naar het gas, dames en heren |
Schrijver: | Borowski, Tadeusz |
Uitgever: | Querido |
Uitgebracht: | 2022 |
Pagina's: | 472 |
ISBN: | 9789021433059 |
Omschrijving: | Tadeusz Borowski (Zjytomyr, 12 november 1922 - Warschau, 3 juli 1951) werd geboren in de historische stad Zjytomyr, die toen deel uitmaakte van de Oekraïense Volksrepubliek en een grote Poolse en Joodse minderheid kende. Zijn vader Stanislaw Borowski (1890-1966) en moeder Teofila Karpińska (1897-1993) kwamen uit boerenfamilies in Oekraïne. Ze trouwden in Zjytomyr in 1917. Ze kregen twee zonen, Juliusz en Tadeusz. Stanisław werkte als accountant bij een bijenteelt- en tuinbouwcoöperatie. Sinds de Tweede Poolse Deling in 1793 maakte de stad deel uit van het Russische Rijk en was toen al een belangrijk vervoersknooppunt op een route van Kiev via Brest naar het westen. In 1861 vormden de Joden een derde van de totale bevolking en was de stad een officieel Joods centrum in het zuidelijk deel van deze streek in Oost-Europa, waar Vilnius in Litouwen indertijd dezelfde status had in het noordelijk deel. Voor de Eerste Wereldoorlog had de Joodse bevolking in Oekraïne met regelmaat te lijden onder pogroms. Dat gold zeker gedurende de korte Oekraïense onafhankelijkheid (1918-1922) toen Zjytomyr de hoofdstad van Oekraïne was. Vanaf de oprichting van de Sovjet-Unie op 28 december 1922 kwam het land onder de heerschappij van de Sovjet-Unie. Tadeusz Borowski was toen net een weekje of zes oud. Onder het regime van de Sovjets werd de situatie voor minderheden niet echt veel beter. Tadeusz’ vader werd in 1926 gedeporteerd naar Karelië aan de Fins-Russische grens, omdat hij voor de oorlog lid was geweest van de Polska Organizacja Wojskowa (Poolse Militaire Organisatie). In Karelië moest hij werken aan de aanleg van het Witte Zee-Baltische Kanaal. Zijn moeder werd hetzelfde jaar verbannen naar Siberië. De twee zoontjes woonden toen bij hun tante. In 1932 ruilden de Sovjets Stanisław in voor communisten die in Polen gevangen zaten. Het Rode Kruis regelde vervolgens de repatriëring van de twee zonen. Terug in Polen werd Stanisław bouwvakker en vervolgens winkelier in Warschau. De twee jongens brachten de eerste jaren door op een Franciscaans internaat in Nowy Korczyn, in de omgeving van Krakau. Na de vrijlating van hun moeder werd het gezin in 1934 in Warschau herenigd. In september 1939 brandde hun huis af, waarna ze hun intrek namen in een half vernield warenhuis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog studeerde Tadeusz in 1940 af aan een illegale ondergrondse middelbare school in bezet Warschau, terwijl de razzia’s op Joodse stadgenoten in volle gang waren. Hij begon vervolgens aan een studie Poolse literatuur aan de geheime ondergrondse universiteit van Warschau. De lessen werden in het geheim in privéwoningen gegeven. Daar ontmoette hij ook zijn toekomstige vrouw Maria Rundo, die keer op keer als hoofdrolspeler in zijn literaire werken verschijnt. Hij werkte ook als nachtwaker en publiceerde gedichten en korte verhalen in het linkse maandblad Droga (De Weg). Het merendeel van zijn gedichten werd in deze tijd geschreven. In 1942 publiceerde hij illegaal zijn eerste gedichtenbundel ‘Overal de aarde’, die op stencilpapier werd verspreid. Het waren apocalyptische gedichten, die opmerkelijk waren vanwege de duistere kijk op de aarde als een enorm werkkamp en de beschreven bitterheid van zijn generatie als gevolg van decennialange ervaringen met geweld en dood. Hij stelde er al vragen over de schuld en verantwoordelijkheid van het individu, een vraag die zijn naoorlogse werk zou bepalen. In februari 1943 werd Tadeusz Borowski gearresteerd. Nadat Maria Rundo niet naar huis was teruggekeerd, begon Borowski te vermoeden dat ze was gearresteerd. In plaats van uit de buurt te blijven van hun gebruikelijke ontmoetingsplaatsen, liep hij regelrecht in de val die door de Gestapo-agenten was uitgezet in het appartement van een wederzijdse goede vriend. De 21-jarige Borowski zat eerst twee maanden in de gevangenis van Pawiak en werd in april 1943 naar Auschwitz gestuurd. Na zijn arrestatie hielden zijn ouders tot het eind van de oorlog een Joodse jongen bij zich verborgen. Na de oorlog werkte vader Stanisław opnieuw als accountant, nu bij de Land- en Bosbouwarbeidersbond in Olsztyn. Tadeusz Borowski werd na zijn arrestatie overgebracht naar het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. Nadat hij als dwangarbeider een longontsteking had opgelopen, werkte hij als paramedicus in het kampziekenhuis waar medische experimenten werden uitgevoerd. Hij zag dagelijks hoe nieuwkomers hun bezittingen moesten achterlaten en vervolgens naar de gaskamers werden gestuurd. In 1944 werd Borowski overgebracht naar het concentratiekamp Dautmergen, een subkamp van het concentratiekamp Natzweiler-Struthof. Later werd hij getransporteerd naar Dachau, waar hij op 1 mei 1945 door Amerikaanse soldaten werd bevrijd. Daarna verbleef Borowski een tijdje in een ontheemdenkamp nabij München. Hij woonde een poosje in Parijs, maar keerde op 31 mei 1946 terug naar Polen. Zijn verloofde Mara Rundo had de kampen ook overleefd, was in Zweden terechtgekomen en keerde eind 1946 terug naar Polen. Tadeusz en Maria trouwden in december 1946. Na de oorlog verwerkte Borowski zijn kampervaringen in een aantal gedichten en verhalen, maar de eerdere levenservaringen hemzelf en zijn ouders zullen ongetwijfeld meegespeeld hebben. Het meest bekend werd zijn verhalenbundel ‘Pożegnanie z Marią’ (Afscheid van Maria) uit 1947. Van Borowski verscheen eerder in Nederland in 1965 bij de Wereldbibliotheek ‘Stenen Wereld’ over de ontheemdenkampen in Duitsland, in 1980 bij de Arbeiderspers ‘Hierheen naar de gaskamer, dames en heren’ en in 2005 bij Contact en 2017 bij Van Gennip weer ‘Stenen Wereld’. Deze dikke verzamelbundel (467 pagina’s) onder de cynische titel ‘Hierheen naar de gaskamer, dames en heren’ bevat verhalen uit de diverse publicaties van Borowski, met een magnifiek voorwoord van Arnon Grunberg. Bijna alle teksten en gedichten hebben hetzelfde bittere cynisme als de titel van de verhalen- en dichtbundel. In het titelverhaal ‘Afscheid van Maria’ bijvoorbeeld wacht een groep gevangenen reikhalzend op het volgende gevangenentransport, in de hoop dat het ‘uitladen’ hen extra voedsel zal opleveren. Voedsel betekende namelijk overleven. Door mee te helpen Joden uit de treinen naar de gaskamers te brengen, had je de gelegenheid jezelf voedsel en kleding toe te eigenen. Borowski is zelf de verteller, maar beschrijft alles op een emotieloze en cynische manier. Deze afstandelijke en feitelijke manier laat perfect zien hoe mensen in extreme situaties handelen, hoe iedereen in de kampen ontmenselijkt werd. Bij het uitladen van de treinen lees je weinig over wat de verteller voelt, maar door de kale beschrijving komt het des te harder over. Als iemand aan Tadeusz vraagt of er nog appels zijn, vraagt hij eerst: "Ben je nog steeds niet dood, Abram? Wat is er voor nieuws?" Het antwoord luidt: "Niets bijzonders. We hebben Tsjechen vergast." "Dat weet ik ook wel zonder jou, maar hoe gaat het met je persoonlijk?" "Persoonlijk? Wat kan er bij mij persoonlijk zijn?" Overduidelijk schetst Borowski ook dat het verschil tussen slachtoffers en daders minder duidelijk is dan men geneigd is te denken. Het verschil tussen beul en slachtoffer is vaak niet meer dan een kom soep, een extra deken, schoenen met zolen. Statussymbolen in een onmogelijk wrede wereld Om Auschwitz en soortgelijk kampen te overleven, moest je wel gedeeltelijk dader worden en jezelf ook aanleren je te verweren tegen de naoorlogse vraag hoe jij het wél hebt overleefd en al die anderen niet. Alle verhalen in het boek van Tadeusz Borowski laten zien wat mensen elkaar kunnen aandoen om te overleven of om minstens de hoop op overleven te behouden. Dit boek, dat in het Nederlands is vertaald door Karol Lesman en Charlotte Pothuizen, hoort tot de meest sinistere getuigenissen over de onvoorstelbare werkelijkheid van Auschwitz, maar Borowski werd vanwege de vervaging tussen goed en kwaad in zijn werk ook wel beschuldigd van moreel nihilisme. Zo schreef Borowski een verhaal over het pas bevrijde concentratiekamp Dachau, dat begint met een SS-officier die door een bende gevangenen een steegje wordt ingesleurd om hem daar met hun blote handen uit elkaar te rukken. Ze moeten echter halverwege terugkeren naar de kazerne. Vervolgens houden ze zich daar bezig met de gemeenschappelijke bereiding van de maaltijd. De gevangenen staan luidruchtig graan te malen, vlees te snijden, pannenkoekenbeslag te mixen en aardappelen te schillen in de smalle paden tussen hun stapelbedden. Ze gaan daarna kaarten en drinken hete soep tot er een Amerikaanse officier arriveert. Nadat hij zijn medeleven heeft betuigd met de gevangenen en heeft gerefereerd aan hun wraakgevoelens op de SS’ers, dringt hij aan op terughoudendheid en dreigt hij met bij eigenrichting passende straffen volgens de wet. Sommige gevangenen overwegen de Amerikaanse officier ook maar te vermoorden, maar de meerderheid juicht diens belofte van gerechtigheid toe. Zodra de Amerikaanse officier het kamp verlaat, keren de gevangenen terug naar de stervende SS-officier en trappen hem dood. Ondanks de kritiek op het amorele karakter van zijn verhalen, ontving Borowski in 1950 de Nationale Literatuurprijs, tweede graad, en als journalist volop opdrachten. Na de oorlog werd Borowski een aanhanger van het communisme, omdat hij meende dat dit de beste garantie bood dat de gruwelen van het naziregime nooit meer herhaald zouden worden. Hij werd in Polen een fervent pleitbezorger van het socialistisch realisme, maar raakte al snel erg gedesillusioneerd en depressief toen bleek dat ook onder het communistische regime ernstige wreedheden werden begaan. Op 3 juli 1951 maakte Tadeusz Borowski op 28-jarige leeftijd door vergassing een eind aan zijn leven. Zijn vrouw was een paar dagen voor zijn dood bevallen van hun dochter Małgorzata. Hij werd op 6 juli 1951 met alle eer begraven op de militaire afdeling van de Nationale Begraafplaats Powązki in Warschau, onder de klanken van De Internationale en kreeg postuum de hoogste onderscheiding. |
Beoordeling: | Uitstekend |