Titel: | Mijnenvegen tegen wil en dank |
Schrijver: | Niekerk, M. van |
Uitgever: | Eigenzinnig |
Uitgebracht: | 2021 |
Pagina's: | 80 |
ISBN: | 9789463900270 |
Omschrijving: | Het bijzonder netjes uitgevoerde boek telt 19 zwart-wit foto’s en bevat een uitgebreide bronvermelding. Mia van Niekerk heeft met groot doorzettingsvermogen, geduld en vastberadenheid de geschiedenis van haar oom Han van Niekerk uitgezocht. De plechtige uitreiking aan boord van een mijnenveger van de eerste exemplaren van het boek wordt geannuleerd door de bijzondere omstandigheden die aan de pandemie te wijten zijn. Behalve dat haar vader op 4 mei opvallend teruggetrokken was, heeft ze nooit veel over haar oom gehoord en pas na het overlijden van haar moeder in 2004 vindt ze bij het opruimen van haar huis een mapje met allerlei documenten van het ministerie van Defensie, foto’s en brieven van haar oom Han aan zijn moeder en van zijn moeder aan hem. Na een korte beschrijving van de familie, gaat het in vogelvlucht door de jeugd van Han. Die wordt op 17 jarige leeftijd in 1938 ingeschreven voor de dienstplicht. Als hij in 1939 opgeroepen wordt, wordt hij ingedeeld bij de Koninklijke Marine in Den Helder voor een eerste militaire training. Na enige maanden wordt hij overgeplaatst naar de Marine Kustwacht in West-Zeeuws-Vlaanderen. Daar wordt hij in mei 1940 door de binnenvallende Duitsers op de vlucht gejaagd. En in gezelschap van enige lotgenoten en het terugtrekkende Franse leger belandt hij uiteindelijk in Nantes in Frankrijk. Het is niet bekend hoe en met wie hij uiteindelijk in Falmouth, Zuid-Engeland terecht komt. Zijn moeder probeert via het Regelingsbureau Zeemacht in Den Haag erachter te komen wat er met haar zoon is gebeurd. Deze instantie heeft geen enkel idee. Er is geen teken van leven te ontdekken, totdat ze in december 1940 via het Londense Rode Kruis een kort berichtje krijgt dat het hem goed gaat. Daarna duurt het tot augustus 1941 voordat zijn moeder een brief van hem ontvangt. De postverbinding gaat over verschillende schijven en neemt mede door allerlei censoren weken of maanden in beslag. Het systeem werkt via Zwitserland waar een astmapatiënte voor het Internationale Rode Kruis werk verricht en die brieven doorstuurt naar Engeland en vice versa. Daardoor komt met mondjesmaat aan het licht hoe Han daar bij een afdeling van de Nederlandse Koninklijke Marine een kustwachtfunctie heeft. In West-Engeland ligt een talrijke vloot van vissersschepen die bij het uitbreken van de oorlog, terwijl ze op de Noordzee aan het vissen waren, via radio Scheveningen de opdracht kregen naar Engeland te varen en gevorderd werden door de Nederlandse regering in ballingschap. Ze worden veelal omgebouwd met mijnenveegtuig. De stalen vissersschepen vegen zeemijnen die aan een ketting met een blok beton verankerd zijn. De Nederlandse regering in ballingschap schaft ook een aantal eenvoudige houten mijnenvegers aan, de Ameland klasse. Deze worden in Engeland gebouwd voor het mijnenvrij houden van het zogenaamde War Channel, een strook water van een mijl breed langs de oostkust van Groot Brittannië die loopt van iets ten noorden van Edinburgh tot in het Engelse Kanaal. Hun hoofdkwartier bevindt zich in Harwich. De houten mijnenvegers zijn gespecialiseerd in het opsporen en tot ontploffing brengen van akoestische en magnetische mijnen. Oom Han wordt opgeleid tot seiner op mijnenveger Hr. Ms. Marken (I). Als seiner in zijn positie op de open commandobrug, beheert hij de seinvlaggenkist en ook moet hij met een geweer bovendrijvende mijnen, die niet geëxplodeerd zijn, beschieten om ze tot ontploffing te brengen. Zoals de titel van het boek suggereert, is dat voor Han van Niekerk uiteindelijk een fatale missie. Hun schip loopt op 20 mei 1944 op een mijn waarbij de gehele 17-koppige bemanning, behalve één matroos, omkomt. Een andere matroos laat verstek gaan omdat hij naar de tandarts moest. Drie lichamen worden door de twee andere schepen van het mijnenveegtrio uit het water gehaald, waarvan er een overleeft. Het stoffelijk overschot van de schipper wordt een aantal weken later op het strand bij Castricum aangespoeld teruggevonden. Het is een beknopt boek met een redelijke hoeveelheid zicht op de manier waarop mensen van de Koninklijke Marine tijdens de oorlogsjaren hun tijd doorbrachten; veel wachtlopen, lange dagen varen, maar ook met een familieleven met adoptieouders. De broer van de gesneuvelde matroos, de vader van de auteur, wordt in 1958 in staat gesteld door het British Legion, dat de kosten vergoed, om het graf van zijn broer in Engeland te bezoeken. |
Beoordeling: | Zeer goed |