Titel: | Schuilen tussen bamboe - Mijn vaders jeugd in Nederlands-Indië |
Schrijver: | Treipl, B. |
Uitgever: | HarperCollins |
Uitgebracht: | 2020 |
Pagina's: | 272 |
ISBN: | 9789402705638 |
Omschrijving: | Birgit Treipl (1965) heeft in Nederland voor verschillende reclame- en communicatiebureaus gewerkt, was directeur-oprichter van Flexconnection (bemiddeling voor interim functies in marketing en communicatie) en van het detacheringsbureau women-at-work. In 2011 emigreerde ze naar Canada. ‘Schuilen tussen bamboe’, dat ze schreef door middel van een aantal interviews via skype met haar vader die op het Franse platteland woont, is haar eerste boek. Via het boek wil ze het bijzondere levensverhaal vastleggen van haar vader Victor Treipl, meer specifiek diens eerste dertig levensjaren in voormalig Nederlands-Indië. Victor Treipl wordt in 1931 geboren. Als het verhaal begint, in november 1938, is hij dus zeven jaar oud. Hij woont dan in Grand Hotel Lembang, in een paradijselijke omgeving iets ten noorden van Bandung. Dat luxueuze hotel wordt gerund door zijn vader (‘Papi’) en tante Hilda, die begin twintiger jaren vanuit Wenen naar Nederlands-Indië zijn afgereisd in de hoop hier een goed bestaan op te bouwen. Verder zijn ‘Mami’ en tal van andere familieleden in het hotel werkzaam. Kort achter elkaar overlijden echter zijn moeder en vader, waarna tante Hilda voor de kleine Victor zorgt. Aan het vreedzame bestaan op Java komt een abrupt einde als in mei 1940 nazi-Duitsland ons land binnenvalt. Van de een op de andere dag zijn honderden Duitsers en Oostenrijkers, die vaak al tientallen jaren in de Nederlandse kolonie wonen, niet zelden in dienst van de Nederlandse staat, staatsvijanden geworden. Iedereen wordt direct bestempeld als nationaalsocialist. De mannen worden overgebracht naar een voormalige gevangenis op een eilandje voor de kust van Java, de vrouwen en kinderen worden geïsoleerd van hun voormalige vrienden, buren en collega’s. Jarenlange goede contacten zijn van de een op de andere dag verdwenen. Ze worden overgebracht naar een afgelegen bergdorp, verstoken van allerlei voorzieningen. Het allerergste is dat het hotel, dat Papi en tante Hilda met hard werken gedurende de voorgaande twee decennia hebben opgebouwd, door de Nederlandse overheid wordt geconfisqueerd en verpacht aan een voormalig medewerker. Ondanks de belofte dat het hotel zo snel mogelijk weer aan hen zal worden teruggeven, wordt het door de Nederlandse ambtenarij snel, buiten medeweten van tante Hilda, de rechtmatige eigenaar, aan de pachter verkocht. Ver beneden de waarde die het hotel had. Ook alle overige bezittingen zijn dan verdwenen. Het gezin dat in mei 1940 tot de welvarende inwoners van Lembang hoorde, is binnen enkele maanden door de handelswijze van de Nederlandse staat totaal berooid. Gedurende de daaropvolgende maanden verandert de situatie van de familie voortdurend; de enige constante is dat de situatie uitzichtloos blijft. In januari 1942 worden met drie boten veel Duitse en Oostenrijkse mannen vanuit de kolonie overgebracht naar India, maar één van die boten, het Nederlandse koopvaardijschip Van Imhoff, wordt door een Japans gevechtsvliegtuig tot zinken gebracht. De Nederlandse bemanning verlaat hals over kop het schip en laat de Duitse en Oostenrijkse gevangenen aan hun lot over. Meer dan 400 Duitse geïnterneerde burgers verdrinken, waaronder enkele leden van de familie Treipl. Amper 14 jaar oud heeft Victor bijna al zijn familieleden verloren; eigenlijk resteert slechts tante Hilda, die hem op een gegeven moment een groot familiegeheim meedeelt dat Victors leven nog verder op de kop zet. In de periode dat de Japanners de dienst uitmaken is de situatie iets beter, want Duitsland en Japan zijn immers bevriende naties. Na de oorlog volgt de Bersiapperiode, de zeer gewelddadige periode tussen oktober 1945 en begin 1946, direct na de Japanse bezetting, toen Indonesische paramilitaire organisaties en bendes dood en verderf zaaiden onder niet-inlanders en van ‘collaboratie’ met het Nederlandse gezag verdachte inlanders. De schattingen over het aantal (Indische) Nederlanders doden variëren van 20.000 tot 35.000 personen. Direct daarna volgen de ‘politionele acties’ van de Nederlandse staat, die hardnekkig weigert te geloven dat er een definitief einde is gekomen aan de tijd van koloniale overheersing. Acties die ook met veel geweld ten opzichte van de Indonesische bevolking gepaard gaan. Nadat de Indonesische onafhankelijkheid in 1949 een feit is geworden, lijkt de situatie zich langzaam te normaliseren, maar de positie van de blanken is definitief gewijzigd. Van lieverlee wordt het voor tante Hilda en Victor duidelijk dat in de vijandige sfeer voor hen geen toekomst is weggelegd. Tante Hilda vertrekt terug naar Oostenrijk en trekt in bij familie in Salzburg; Victor vestigt zich halverwege de jaren vijftig in Nederland. Het verhaal wordt door de jeugdige Victor vertelt, maar dat verhaal wisselt de schrijfster hier en daar af met een verslag van een skype-gesprek met haar vader. Dat geeft dan de gelegenheid enige informatie te geven over geschiedkundige gebeurtenissen, maar het was toch te verkiezen geweest dat de schrijfster dit in het verhaal had verwerkt. Dat had goed gekund door al deze informatie in een uitgebreid nawoord op te nemen. Nu wordt het verhaal van Victor een keer of vijf op hinderlijke wijze onderbroken. Stel je voor dat je naar een spannende film zit te kijken, die een paar keer wordt onderbroken door een korte documentaire om uit te leggen wat je net hebt gezien. Birgit Treipl heeft zeer nauwgezet allerlei historische situaties en data uitgezocht. Soms zijn die verwerkt in de genoemde ‘documentaires’, de rest zit verwerkt in het verhaal. Niet zelden in citaten van de jeugdige Victor, wat hier en daar toch wat eigenaardig overkomt. Een jong ventje dat soms erg volwassen teksten heeft en strooit met exacte data van gebeurtenissen. Vaker in citaten van tante Hilda, die bijvoorbeeld bij het uitleggen van dat familiegeheim allerlei precieze data en plaatsen noemt, die je normaliter niet zou verwachten als iemand een gigantisch lastig en pijnlijk verhaal moet vertellen aan een elfjarig kind. Het komt in die passages nogal gekunsteld over. Al lezende kwam de vraag op voor welk lezerspubliek het verhaal eigenlijk is geschreven. Door het verhaal geheel te schrijven vanuit het perspectief van Victor, aan het begin zeven jaar en in 1950 negentien jaar oud, zou je een op die leeftijd afgestemd taalgebruik mogen verwachten. Het boek zou dan een jeugdig publiek zeer aanspreken. Mocht op een volwassen publiek worden gemikt, dan zou de hij-vorm beter zijn geweest en zouden bovengenoemde bezwaren ten aanzien van data en historische gebeurtenissen makkelijk op te lossen zijn. Nu lijkt het verhaal tussen deze twee opties in te vallen. Maar anderzijds, het is een meeslepend verhaal dat vanwege de vele opeenvolgende gebeurtenissen en van de tragiek van vooral tante Hilda blijft boeien. Het boek getuigt van een geweldige liefde van de hoofdpersonen voor het voormalige Nederlands-Indië, wat in allerlei beschrijvingen en het veelvuldig gebruik van Indische termen naar voren komt. Bij de verhaalsopzet hoort ook dat zo veel mogelijk de terminologie van de dertiger en veertiger jaren wordt gebruikt, inclusief de vanzelfsprekende houding van de blanke kolonialen ten opzichte van de overheerste inlandse bevolking. Een houding die gebaseerd lijkt op een mengeling van onvoorwaardelijke liefde voor het land en haar bewoners en een flinke dosis paternalisme. Bij Victor, tante Hilda en vele duizenden anderen is de overheersende wens te kunnen blijven in dit land. Het vertrek naar Europa is bij iedereen noodgedwongen, met grote tegenzin. Dat ontheemde gevoel bij velen die lang in Nederland-Indië verbleven en er soms waren geboren, is van Nederlanders natuurlijk al langer bekend. Het bijzondere aan dit boek is echter dat het nu vanuit het perspectief van Oostenrijkers is beschreven en dan niet alleen de pijn vanwege het gedwongen vertrek uit Indonesië, maar ook het grote onrecht dat al die mensen met de Duitse of Oostenrijkse identiteit is aangedaan. Na een leven lang zwoegen om een goed lopend hotel op te bouwen, dat ook de pensioenvoorziening moest zijn, is tante Hilda op zestigjarige leeftijd totaal berooid. Nooit is de Nederlandse staat ingegaan op de terechte eis compensatie te krijgen voor alle bezit dat hun is ontnomen en aan derden voor een habbekrats is verkocht. Het is goed dat via dit boek deze enorme schanddaad van de Nederlandse staat wordt aangehaald. Kortom, de enkele schrijftechnische puntjes daargelaten, is dit een mooi verhaal over een stuk Nederlandse geschiedenis dat in ons collectieve geheugen amper een plaats heeft gekregen. |
Beoordeling: | Goed |