Titel: | De voedselcommissaris |
Schrijver: | Kees Tukker |
Uitgever: | Ambo|Anthos Amsterdam |
Uitgebracht: | 2018 |
Pagina's: | 293 |
ISBN: | 9789026337659 |
Omschrijving: |
Wat Kees Tukker als kind over zijn oudoom Jan Groen Tukker wist, was dat hij in de oorlog voedselcommissaris was geweest en dat er ‘iets’ met hem was na de oorlog. Er werd hem nooit verteld wat dat ‘iets’ was. De mogelijkheid om daarachter te komen deed zich in 1990 voor toen Kees als journalist een radiodocumentaire maakte over de eerste naoorlogse landbouwminister en oud-verzetsman Sicco Mansholt. Tijdens een gezamenlijke reis met de oud-minister stelde Tukker aan Mansholt de vraag of hij misschien zijn oudoom nog kon herinneren en of hij wist wat er in de oorlog met hem was geweest. Het gesprek werd ongemakkelijk. Ja, Mansholt had ingenieur Tukker gekend, maar nee of er in en na de oorlog wat met hem was, daar was hij niet mee bekend, zei hij terwijl hij zijn hoofd wegdraaide. Na dit onbevredigende gesprek liet zijn oudoom hem niet meer los. Jarenlang zocht Tukker in archieven naar puzzelstukjes om het complete verhaal over zijn oudoom en voedselcommissaris Jan Groen Tukker boven water te krijgen. Het resultaat van dit onderzoek is een interessante reconstructie over een voedselcommissaris in oorlogstijd. Jan Groen Tukker werd geboren in 1894 in een boerengezin in de Alblasserwaard. Op zijn twaalfde ging hij naar de HBS in Gorkum. Gedurende vier jaar was Anton Mussert een van zijn klasgenoten. Na de HBS werd Groen toegelaten tot de Landbouwhogeschool in Wageningen waar hij op 20 september 1917 afstudeerde. Vrijwel direct kon hij aan de slag als landbouwdocent in Sittard. Toen dit geen succes bleek, kon hij landbouwcursussen geven op een school in Maasbracht. Hier kreeg hij een relatie met de onderdirectrice Aleida van der Maas met wie hij in augustus 1922 in het huwelijk trad. Hoewel hij geen ervaring had met de pluimveesector werd Groen in 1927 gevraagd als directeur van het Pluimvee-Instituut. Groen nam deze nieuwe functie aan. Het instituut was gevestigd op landgoed Spelderholt in Beekbergen waar Tukker samen met zijn vrouw in een kasteelachtige villa ging wonen. In die tijd was de pluimveesector kleinschalig. De nieuwe directeur van het Pluimvee-Instituut zette zich samen met zijn vrouw in om de sector te professionaliseren en te laten groeien. Hierin was hij succesvol. Door verschillende maatregelen steeg de export van eieren en loodste hij de sector door de economische crisis van de jaren ’30 heen. In 1937 was Jan Groen Tukker betrokken bij de oprichting van het Rijksbureau voor de Voorbereiding van de Voedselvoorziening in Oorlogstijd. Dit bureau doordacht hoe de voedselvoorziening van de Nederlandse bevolking veiliggesteld kon worden als tijdens een oorlog de import van graan stil zou komen te liggen. De conclusie was dat in zo’n situatie de binnenlandse landbouwsector drastisch om zou moeten schakelen. Een groot deel van de dieren die met graan gevoed werden, zouden moeten worden afgeslacht (ca. 80% van het pluimvee en 50% van de varkens). De bevolking zou minder vlees en meer groenten en plantaardige vetten moeten eten. Het Rijksbureau stelde een draaiboek op dat in het geval van een mobilisatie in werking zou treden. Per provincie werd er een voedselcommissaris aangesteld die verantwoordelijk was voor de voedselproductie en verwerking in de betreffende provincie. Begin 1940 werd Groen gevraagd om naast zijn werk voor het Pluimvee-Instituut ook voedselcommissaris te worden van de provincie Gelderland. Hij zei zonder aarzelen ja. Toen hij met deze nevenfunctie begon was er veel onvrede onder de boeren die het voedsel leverden. Tukker pakte problemen aan zoals hij dat altijd deed en binnen vier maanden waren alle klachten opgelost. Ook tijdens de Duitse bezetting bleef Groen zich onverminderd inzetten voor de voedselvoorziening in Gelderland. Daarnaast zorgde hij er voor dat de eierenexport naar Duitsland op gang bleef. Groen verkeerde als voedselcommissaris in een moeilijke positie. Hij moest op zijn post blijven om controle te kunnen houden over de voedselvoorziening in de provincie. Als Tukker te anti-Duits zou overkomen zou hij vervangen kunnen worden door een NSB-er. De provincie Gelderland was de provincie met de meeste onderduikers. Daarbij kwamen nog tal van Engelse piloten die in Gelderland terechtkwamen. Al deze mensen moesten op de een of andere manier te eten krijgen. Met medeweten en medewerking van Groen werd er door de voedselcommissie geknoeid met oogstramingen om voedsel achter te kunnen houden, werden er varkens uit de administratie gehaald waardoor er ‘spookvarkens’ ontstonden die gebruikt konden worden voor de voedselvoorziening en werd er op veel andere manieren geprobeerd voedsel achter te houden. Hierdoor konden tijdens de oorlog duizenden onderduikers van eten worden voorzien. Van binnenuit de organisatie groeide de druk op Groen. Duitsgezinde medewerkers probeerde Groen negatief af te schilderen bij de bezetter. Om een gunstige stemming te scheppen moest hij zich in allerlei bochten wringen. Hij werd zelfs lid van het Nederlands-Duits Cultuurgezelschap, een vereniging die het nationaalsocialisme in het Nederlandse Culturele leven probeerde te bevorderen. De missie van Groen was om zo lang mogelijk op zijn post te blijven. Als de voedselvoorziening in de handen van een Duitsgezinde terecht zou komen, zou dit gevolgen hebben voor de hulp aan de onderduikers in de provincie. Groen hield het tot aan de bevrijding vol. In april 1945 kon de vlag in Apeldoorn uit. De Duitsers waren zo goed als verdwenen. Vrijwel direct werd Tukker uit zijn functie als voedselcommissaris gezet. Het stille verzet waar Groen aan meewerkte en toeliet was door weinigen gezien. Daarentegen werd de ‘bevriende’ relatie met de Duitsers wel gezien. Samenwerken met de bezetter was in ogen van het verzet nooit goed, wat het doel dan ook was. Er was na de bevrijding een aanklacht tegen Tukker ingediend en daarom werd er een onderzoek gestart dat zich richtte op zijn werk in overheidsfuncties tijdens de oorlogsjaren. Groen werd beschuldigd van vier zaken die allemaal te maken hadden met zijn relatie met de bezetter. Na een grondig onderzoek van de zuiveringscommissie werd Tukker in 1946 vrijgesproken van de beschuldigingen. Een van de ontlastende verklaringen was dat ‘zonder hem het er voor het land in het algemeen en de provincie in het bijzonder veel slechter zou hebben uitgezien‘. Wel kreeg hij een berisping voor zijn houding ten opzichte van de bezetter. Groen vroeg om ontslag van zijn functie als voedselcommissaris omdat hij, ook in de laatste oorlogsmaanden al, zwaar vermoeid was van het werk. |
Conclusie: |
Het jarenlange archiefonderzoek dat Kees Tukker heeft uitgevoerd heeft geresulteerd in een bijzonder meeslepend boek over een voedselcommissaris in oorlogstijd. Zowel het verhaal als de persoon van Jan Groen Tukker zijn vrijwel onbekend. Het boek laat zien voor welke dilemma’s personen op dit soort posten in de oorlog stonden. Dat maakt dit boek zo interessant en zeer de moeite waard. |
Beoordeling: | Uitstekend |