Hieronder volgen de aantekeningen van Hitlers tolk Paul Schmidt over de ontmoeting tussen Adolf Hitler en de grootmoefti van Jeruzalem Mohammed Amin al-Hoesseini op 28 november 1941. De Arabisch-islamitische leider wenste van de Duitse dictator een publieke verklaring ten gunste van de Duitse steun aan de Arabische strijd tegen de Britten en Joden in het Midden-Oosten. Hitler wilde met zijn steun echter wachten totdat zijn troepen de Kaukasus veroverd hadden.
Uit het bericht van de gezand Schmidt over het overleg tussen Adolf Hitler en de grootmoefti van Jeruzalem Hadji Mohammed Amin el Hussein.
De grootmoefti bedankte eerst de Führer voor de grote eer die deze hem door zijn ontvangst bewees. Hij maakte van de gelegenheid gebruik, om de Führer van het Groot Duitse Rijk, die door de gehele Arabische wereld bewonderd wordt, voor zijn sympathie te bedanken. Hij heeft zich bijzonder voor de Palestijnse zaak ingezet en heeft dit tijdens publieke toespraken vaak bevestigd. De Arabische landen zijn ervan overtuigd dat Duitsland de oorlog zal winnen en dat de Arabische landen hiervan profiteren zouden. De Arabieren zouden de natuurlijke vrienden van Duitsland zijn, omdat zij gelijke vijanden zouden hebben: De Britten, de Joden en de communisten. Ze zouden daarom ook bereid zijn om vol overtuiging met Duitsland samen te werken. Zij zijn bereid om aan de oorlog deel te nemen. Dit doen zij niet alleen in negatieve vorm, zoals door het organiseren van sabotagepogingen en het veroorzaken van revoluties, maar ook positief door het vormen van een Arabisch leger.
De Arabieren zouden als bondgenoot misschien nuttiger zijn dan het op het eerste gezicht lijkt, vanwege de geografische positie, maar ook vanwege het lijden dat hen door de Britten en de Joden aangedaan zou zijn. Daarbij zouden zij nauwe banden met alle Islamitische landen bezitten die zij voor het gemeenschappelijke doel zouden kunnen gebruiken. Een Arabisch leger zou eenvoudig gevormd kunnen worden. Een oproep van de moefti aan de Arabische landen evenals aan de gevangenen met Arabische, Algerijnse, Tunesische en Marokkaanse nationaliteit in Duitsland zou een groot aantal soldaten kunnen opleveren. De Arabische wereld is ervan overtuigd dat Duitsland zal winnen. Dit is niet alleen omdat het rijk een groot leger dappere soldaten en geniale militaire leiders zou bezitten, maar ook omdat de Almachtige nooit een onterechte partij de zegen zou kunnen verlenen.
De Arabieren streefden in deze strijd naar de onafhankelijkheid en eenheid van Palestina, Syrië en Irak. Zij hebben het volste vertrouwen in de Führer en verwachten een zalf voor de wonden die de vijanden van Duitsland hen veroorzaakt zouden hebben.
De moefti lichtte het schrijven toe dat hij van Duitsland gekregen zou hebben. Hierin zou zijn geschreven dat Duitsland geen Arabische landen bezet houdt en de onafhankelijkheid en het streven naar vrijheid van de Arabieren zou begrijpen en erkennen. Daarnaast zou Duitsland voor het bestrijden van een nationaal-Joodse staat instaan.
Op dit moment zou de inwerking van propaganda op de Arabische volken door middel van een openbare uitleg erg nuttig zijn. Dit zou de Arabieren alarmeren en hen nieuwe moed geven. Bovendien zou het werk van de moefti met betrekking tot de geheime organisatie van de Arabieren vergemakkelijkt worden op het moment van losbreken van de oorlog. Tegelijkertijd zou hij toegezegd hebben dat de Arabieren vol discipline het goede moment geduldig afwachten en op bevel van Berlijn zouden toeslaan.
Over de operaties in Irak merkte de moefti op dat de Arabieren daar op geen enkele manier door Duitsland tot een aanval op Engeland opgeroepen zouden zijn. Zij zouden enkel opgeroepen zijn om de eer van Engeland aan te vallen.
De Turken zouden naar zijn mening het oprichten van een Arabische regering in de buurtgebieden begroeten, omdat ze daar liever een zwakkere Arabische regering dan een sterke Europese regering zouden zien. Van de overige 1,7 miljoen Arabieren die in Syrië, Transjordanië, Irak en Palestina woonden zouden ze niks te vrezen hebben, omdat ze zelf een volk van 17 miljoen zouden zijn.
Ook Frankrijk zou tegen de vereniging niks kunnen inbrengen, omdat ze al in 1936 Syrië onafhankelijk verklaard zouden hebben. Zij zouden in het jaar 1933 onder leiding van koning Feisal met de vereniging van Irak en Syrië ingestemd hebben.
Onder deze omstandigheden vroeg hij opnieuw of de Führer een nieuwe toespraak kon geven, zodat de Arabieren niet de hoop verloren die hen zoveel kracht in het leven gaf. Met deze hoop in hun hart zouden de Arabieren, zoals gezegd, bereid zijn te wachten. Wanneer door zo'n soort verklaring hen geen hoop gegeven zou worden, dan is te verwachten dat de Britten daarvan zouden profiteren.
De Führer antwoordde dat de instelling van Duitsland tegenover deze posities, zoals die eerder door de moefti besproken zouden zijn, duidelijk was. Duitsland zou aan een compromisloze strijd tegen Joden deelnemen. Daarbij zou natuurlijk ook de strijd tegen het Joodse vaderland in Palestina horen. Deze zou niks anders zijn, dan het centrum van de vernietigende invloed van het Joodse belang.
Duitsland zou ook weten dat de aanname dat het Jodendom een rol van een zakelijke pionier in Palestina zou innemen een leugen zou zijn. Daar werkten alleen de Arabieren en geen Joden. Duitsland zou vastbesloten zijn, om Europese naties stap voor stap een oplossing van het Joden-probleem te vragen en zich op een gegeven moment met dezelfde oproep ook naar volken buiten Europa te wenden.
Op dit moment zou Duitsland zich in een strijd tussen leven en dood tussen twee machtsposities van het Jodendom bevinden: Groot-Brittannië en Sovjet-Rusland. In theorie zouden het kapitalisme van Engeland en het communisme van Sovjet-Rusland van elkaar gescheiden zijn. In de werkelijkheid volgt het Jodendom in beide landen een gemeenschappelijk doel.
Deze strijd zou de beslissende zijn: op politiek niveau een conflict tussen Duitsland en Engeland ontstaan. Ideologisch is het een gevecht tussen het nationaalsocialisme en het Jodendom. Natuurlijk zou zal Duitsland op positieve en praktische hulp van de gelijkgezinde Arabieren rekenen. Platonische garanties zijn in de strijd om de existentie, waarbij het Jodendom de Britse machtsmiddelen voor zijn eigen doeleinden zou gebruiken, nutteloos.
De ondersteuning van de Arabieren zou van materiële soort zijn. Hoe weinig in zo'n soort strijd sympathieën alleen zouden helpen, is aan de onderneming in Irak duidelijk te zien. Hier zouden de omstandigheden beslissende praktische hulp niet zouden hebben toegelaten. Ondanks alle sympathieën zou de Duitse hulp niet toereikend geweest zijn en Irak zou met Britse machtsmiddelen (met andere woorden: de voogden van de Joden) veroverd zijn.
De moefti zou alsnog moeten inzien dat in deze strijd ook het noodlot van de Arabische wereld zou meebeslissen. De Führer zou daarom nuchter en koel speculeren als verstandsmens en vooral als soldaat. De Führer moet voor de Duitse en de bondgenootschappelijke legers denken en spreken. Alles wat geschikt is in dit grote conflict van gemeenschappelijke doelen en wat ook de Arabieren zou helpen, zal moeten gebeuren. Alles wat alsnog aan een afzwakking van de militaire positie zou bijdragen, moet ondanks eventuele onpopulariteit teruggedraaid worden.
Duitsland zou zich in een zeer zwaar gevecht bevinden om de toegang tot het Noord-Kaukasische gebied te openen. De moeilijkheden zouden vooral ontstaan in de gevolgen vanwege de vernietiging van de spoorrails en straten evenals de intredende winter in het bijzonder. Als op dit ogenblik de Führer in zijn speeches het Syrië-probleem zou anticiperen, dan zou dit die elementen in Frankrijk die onder invloed van De Gaulle staan. Zij zouden de verklaring van de Führer als voornemen van de opheffing van het Franse koloniaal rijk kunnen zien. Liever een gemeenschappelijk doel met de Britten en proberen te redden wat er nog te redden was. Men zou in Frankrijk het Duitse verslag betreft Syrië op de Franse koloniën betrekken en daarom zouden op dit moment daaruit nieuwe moeilijkheden in West-Europa ontstaan. Dat betekent dat een deel van de Duitse Wehrmacht in het westen ingezet zal worden en niet meer beschikbaar is voor veldtochten in het oosten.
De Führer gaf daarom de volgende verklaring aan de moefti. Hij vroeg hem te beloven:
1. Hij (de Führer) zal de strijd tot de volledige vernietiging van het Joods-communistische Europese rijk voortzetten.
2. Gedurende deze strijd zal in de nabije toekomst de zuid-uitgang van de Kaukasus door de Duitse legers bereikt worden.
3. Zodra dit gebeurd is, zou de Führer de Arabische wereld verzekeren dat het uur van bevrijding gekomen zou zijn is. Het Duitse doel zal dan ten slotte de vernietiging van het Jodendom onder bescherming van Britse macht in het Arabische gebied zijn. Als dit gebeurt, zal ook de moefti de competentste woordvoerder van de Arabische wereld zijn. Hij zal ertoe opgedragen worden de van hem voorbereide Arabische acties in werking te zetten. Dan zal de Franse reactie ook Duitsland niets meer uitmaken.
Wanneer Duitsland een weg over Rostov naar Iran en naar Irak afdwingt, zou dit tegelijkertijd het begin van het instorten van het Britse wereldrijk betekenen. Hij (de Führer) hoopt dat voor Duitsland in het volgende jaar de mogelijkheid bestaat de Kaukasische deur naar de middelste Oriënt open te stoten. Het zou beter zijn de gemeenschappelijke zaak met de Arabische proclamatie nog een aantal maanden af te wachten. Duitsland zou in moeilijkheden kunnen komen zonder de Arabieren te kunnen helpen.
Hij (de Führer) begrijpt het verlangen van de Arabieren naar een publieke verklaring, zoals de moefti het verlangd, goed. Hij herinnerde eraan dat hij (de Führer) zelf vijf jaar lang staatshoofd van het Duitse rijk was zonder dat hij tegenover zijn thuisland een verklaring van de bevrijding kon afgeven. Hij heeft daarmee tot op dit moment moeten wachten, omdat vanwege de door wapens geschapen feiten de mededeling kon volgen dat de "Anschluss" voltrokken is.
Op het ogenblik dat de Duitse tankdivisies en luchtmacht eskaders zuidelijk van de Kaukasus verschijnen, zal ook het van de grootmoefti verwachtte openlijke appel aan de Arabische wereld kunnen plaatsvinden.
De grootmoefti antwoordde dat hij naar zijn kunnen alles zou zal volbrengen zoals de Führer het aangegeven zou hebben. Hij zou absoluut gekalmeerd zijn door en tevreden zijn met de woorden die hij van het Duitse staatshoofd te horen heeft gekregen. Hij vroeg toch of het mogelijk zou zijn tenminste in het geheim een afspraak met Duitsland te maken, zoals de Führer eerder geopperd zou hebben.
De Führer antwoordde dat hij net al deze verklaring tegenover grootmoefti afgegeven had.
De grootmoefti bedankte daarvoor en zei tot slot dat hij er het volste vertrouwen heeft en bedankte nogmaals voor het tonen van interesse in de Arabische zaak van de Führer.