Titel: | Hitler als kunstenaar - Wenen 1907 - München 1919 |
Schrijver: | Lambert Giebels |
Uitgever: | Balans |
Uitgebracht: | 2013 |
Pagina's: | 175 |
ISBN: | 9789460035746 |
Omschrijving: |
Al vanaf de opkomst van Adolf Hitler en de NSDAP hebben talloze wetenschappers, journalisten en schrijvers zich gebogen over het mysterie dat Adolf Hitler heet. Telkens weer wordt vanuit een ander perspectief gekeken naar de persoon die zo'n destructief stempel heeft gedrukt op de vorige eeuw en het leven van vele tientallen miljoenen mensen heeft bepaald. De historicus Lambert Giebels (in de periode 1973-1977 lid van de Tweede Kamer en auteur van de biografieën van Louis Beels en Soekarno) wil in dit boek een aspect uit het leven van de dictator onder de aandacht brengen waarvan hij vindt dat het ten onrechte aan de aandacht is ontsnapt van veel biografen: de ambities van de jonge Hitler om beeldend kunstenaar en architect te worden. Ambities die zijn hele leven intact zijn gebleven en slechts vanwege zijn politieke activiteiten naar de achtergrond werden gedrongen. Het zijn immers niet zijn politieke, maar zijn kunstzinnige aspiraties die de eerste dertig jaren van het leven van de latere Führer hebben beheerst. Giebels concentreert zich in dit boek wel op de ontwikkeling van Adolf Hitler als beeldend kunstenaar om vervolgens na te gaan of diens eerste dertig levensjaren inderdaad herkenningspunten bieden voor de latere charismatische leider van het Derde Rijk. Voor de levensbeschrijving van de jonge Hitler in Linz (1889-1907), Wenen (1907-1913) en München (1913-1919) put Giebels uit de paar bronnen die hem daartoe ter beschikking staan. Voor de periode in Linz en het eerste jaar in Wenen is "Adolf Hitler, mein Jugendfreund", de autobiografie uit 1953 van zijn jeugdvriend Gustl Kubizek, de enige bron. Een bron die door Giebels als betrouwbaar wordt neergezet, wat grotendeels zal kloppen hoewel enkelen hun twijfels hebben of Kubizek en de door hem ingeschakelde ghostwriter op sommige punten niet een iets te gekleurd portret schilderen. Voor de latere Weense jaren wordt voornamelijk verwezen naar "Hitlers Wien" (1996), het onvolprezen werk van Brigitte Hamann dat nooit in een Nederlandse vertaling op de markt kwam. Voor de jeugdjaren in München dient "Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog" (2011), het voortreffelijke onderzoek van de Brits-Duitse onderzoeker Thomas Weber, als referentiepunt. Over de hele periode is er natuurlijk ook nog "Mein Kampf" (1925) van de hoofdpersoon zelf, maar dat is een erkend onbetrouwbaar document als het gaat over zijn jeugdjaren. Drie prima werken dus om een mooi beeld van de ambitieuze jonge Hitler te schetsen, maar dat beeld komt nergens echt tot leven. Het voegt ook nergens iets toe aan wat in deze drie boeken, maar ook in de standaardbiografieën van Hitler (met name Ian Kershaw, Alan Bullock en Hugh Trevor-Roper), over de periode tot 1919 staat vermeld. Het is natuurlijk jammer dat die biografische schets niet beter uit de verf is gekomen, maar niet onoverkomelijk. Het ging er de auteur immers om om dieper in te gaan op het kunstenaarschap van Hitler. Giebels spreekt er zijn verbazing over uit dat de kunstenaar Adolf Hitler geen enkele aandacht krijgt: "Geen serieus museum waagt zich aan een tentoonstelling van Hitlers schilderijen, aquarellen, tekeningen, decorontwerpen, designs en architectonische schetsen… Er is na de oorlog nimmer een officiële catalogus van deze werken opgesteld." Iets verderop noemt hij dat vreemd, want Hitler zou zeker niet van talent gespeend zijn en hij wijst erop dat de verkoop van zijn werk in Wenen en München ook aantoont dat zijn werken door tijdgenoten gewaardeerd werden. Met die inschatting en waardering staat Giebels bepaald alleen. Unaniem was en is men in de kunstwereld van mening dat Hitler er niet al te veel van kon. Zijn aquarellen zijn droog en schools, zijn naakten levenloos, zijn stadsgezichten missen het juiste perspectief en elke levendigheid. Het is dus niet zo verwonderlijk dat Hitler tot twee maal toe door de Weense Kunstacademie werd afgewezen als mogelijk student. Die afwijzing liet diepe sporen bij hem na, want Hitler kon geen enkele kritiek verdragen en reageerde daarop altijd met enorme woede-aanvallen en grote vernietigingsdrang. Zo ook op de Weense Kunstacademie, die zijn talent niet erkende en hem hinderde in het ontplooien van een schitterende loopbaan als gevierd kunstschilder. Inderdaad, zelfkennis en bescheidenheid hoorden ook al niet bij zijn deugden. In "Mein Kampf" noemde hij de Academie dan ook: "Een stelletje, fossiele ambtenaren en bureaucraten zonder enig begrip. Stompzinnige regenten zijn het. Die hele Academie zou men moeten opbazen!" Met de Academie werd tevens de gehele moderne kunst vervloekt en weggezet als ‘Entartete Kunst’. Deze ontaarde kunst, waarvan zijn tijdgenoten Kokoschka en Klimt in zijn Weense jaren de meest aansprekende voorbeelden waren, was in feite het spiegelbeeld van Hitlers uitermate beperkte talent. Overigens, die verkoopcijfers van zijn schilderijen en aquarellen zeggen niet zoveel, eigenlijk helemaal niets. Die werken werden eigenlijk alleen goed verkocht in de periode dat Hitler in Wenen zaken deed met de sjacheraar Reinhold Hanisch. Deze wist de aartsluie Hitler zover te krijgen een beetje gedisciplineerder te werken om zijn beperkte talent in klinkende munt om te zetten om tenminste het bestaansminimum te kunnen aanhouden. Hanisch ging onvermoeibaar de vele lijstenmakers in de stad af met de kleine schilderijen die zijn compagnon produceerde. Die lijstenmakers hadden immers continue plaatjes nodig om hun lege lijsten te kunnen verkopen. De Weense bourgeoisie zal dus na aanschaf van de fraaie lijst het 'kunstwerk' van ene A. Hitler snel uit de lijst hebben gehaald en bij het afval hebben gedeponeerd om een echt kunstwerk in de lijst te plaatsen. De verkoopcijfers zeggen dus helemaal niets over de artistieke waardering van het werk. Het is ook niet zo verwonderlijk dat het weinige werk dat bewaard is gebleven na de oorlog nooit is gecatalogiseerd. Behalve dat men natuurlijk geen enkele impuls wilde geven aan een herleving van de Hitlercultus, was er ook geen enkele artistieke aanleiding toe. Nu mag natuurlijk iedereen een andere mening hebben over het artistieke gehalte van de kunstwerken van Adolf Hitler en de plaats die ze innemen in de Weense, Duitse of Europese kunstgeschiedenis, maar men mag dan ook verwachten dat die mening goed onderbouwd voor het voetlicht wordt gebracht. Liefst rijkelijk voorzien van afbeeldingen van deze werken, bij voorkeur in kleur, zodat de lezer zich daar zelf ook een goede voorstelling van kan maken. Dat gebeurt in dit boek helaas slechts mondjesmaat, want juist in het opnemen van meer kunstwerken in kleur had een duidelijke meerwaarde van het boek kunnen liggen. Wie weet zelfs tot een geringe herwaardering van de kunstschilder. Het was dan echter zeker een fraaie introductie geweest in Hitlers jeugdjaren en artistieke werkzaamheden, een nuttige aanvulling op de sporadische kennis die er over die periode bestaat en inderdaad vanuit een invalshoek die altijd onderbelicht is gebleven. In de huidige vorm is Giebels er echter niet in geslaagd een goed portret te geven van Hitler als kunstschilder of van zijn architectonische ambities, noch als biografische schets van zijn ontluikende persoonlijkheid, noch weet hij hem goed te plaatsen binnen de Weense en Zuid-Duitse kunstwereld rond het begin van de twintigste eeuw. |
Beoordeling: | Redelijk |