De Sovjet-Unie was uniek in haar grootschalige gebruik van vrouwen in het leger. De meeste vrouwen vervulden ondersteunende taken in mannelijke eenheden, maar 400 vrouwen dienden aan het front in drie vrijwel geheel vrouwelijke luchtmachtregimenten. De bekendste van deze drie is het 46e Garderegiment. De vliegeniersters in dit regiment voerden nachtbombardementen uit in fragiele tweedekkers en werden bij de Duitsers bekend als ‘de Nachtheksen’.
Voorgeschiedenis
Rusland kent een lange traditie van vrouwen in gevechtsrollen. Al tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten een paar honderd vrouwen in het Russische Leger. Nadat in 1917 de Bolsjewisten aan de macht kwamen, werd de wettelijke status van mannen en vrouwen naar marxistische ideeën gelijk. Hoewel de in 1918 ingestelde dienstplicht alleen op mannen van toepassing was, mochten vrouwen wel vrijwillig in het leger dienen. Uiteindelijk vochten ongeveer 66.000 vrouwen in het Rode Leger tijdens de Russische Burgeroorlog. Vrouwen in de luchtmacht kwamen echter maar weinig voor. Er zijn slechts vijf gevallen bekend van Russische vrouwen die tijdens de Eerste Wereldoorlog of in het interbellum in de luchtmacht dienden.
In 1927 werd de paramilitaire organisatie Osoaviachim opgericht, de Vereniging voor Samenwerking met Defensie, Luchtvaart- en Chemische Ontwikkeling. Haar doel was tieners en jong-volwassenen te trainen in semi-militaire vaardigheden als schieten en parachutespringen. Daarnaast begon de Osoaviachim in de jaren 30 vliegtrainingen te geven. Ook jonge vrouwen werden aangemoedigd om te participeren in de Osoaviachim-trainingen, maar ze kwamen slechts met moeite de vliegclubs binnen. De mannelijke vlieginstructeurs waren verre van enthousiast. Luchtvaart is geen vrouwenaangelegenheid, zo verklaarden ze herhaaldelijk. Er heerste veel sociale oppositie tegen vrouwen in de luchtvaart en de mannen waren sceptisch over de bekwaamheid van de vrouwen, maar vanwege de wettelijke gelijkheid konden vrouwen niet geweigerd worden. Het thuisfront was vaak ook fel tegen de vlieglessen. "Vader geloofde dat een vrouw een staalarbeider kon zijn, maar nooit een piloot", zo herinnerde vliegenierster Antonina Bondaryova zich. Het vergde veel doorzettingsvermogen van de vrouwen om de druk en ontmoediging te weerstaan. Vele jonge vrouwen volhardden echter en leerden vliegen. Tegen 1941 was ruim een kwart van de in de vliegclubs opgeleide piloten vrouwelijk.
Luchtvaart was in de jaren 30 erg populair in de Sovjet-Unie. Sovjetvliegeniers vestigden in die tijd veel luchtvaartrecords en gaven zo aan dat hun land op het gebied van industrie en training met de rest van de wereld kon wedijveren. Ook vrouwelijke vliegeniers vestigden in die tijd diverse records. In 1939 hadden de Sovjetvliegeniersters meer wereldrecords op hun naam staan dan vliegeniersters uit ieder ander land. Drie van deze vrouwen waren Marina Raskova, Valentina Grizodubova en Polina Osipenko. Eind 1938 poogden zij met de Rodina een nieuw hemelsbreed lange-afstandrecord te vestigen. Het toestel moest wegens slecht weer een noodlanding maken. Vanwege haar kwetsbare positie onderin de neus van het vliegtuig moest Raskova het voortijdig per parachute verlaten. Ze zwierf uiteindelijk tien dagen alleen over de ijskoude taiga voordat ze het toestel weer had gevonden. Er was hemelsbreed echter bijna 6.000 kilometer afgelegd, waarmee de recordpoging ruimschoots was geslaagd. Na de beproeving werden de drie vrouwen feestelijk door Stalin in Moskou onthaald en later benoemd tot de eerste vrouwelijke Helden van de Sovjet-Unie. De prestatie kreeg erg veel publiciteit en de drie vrouwen – nu nationaal beroemd – werden overspoeld met brieven van jonge meiden die om advies vroegen over hoe ze konden leren vliegen. Osipenko overleed in 1939 en Grizodubova was volgens veteranen niet geïnteresseerd in ‘vrouwenkwesties’. Raskova daarentegen had al in 1939 een boek geschreven over haar ervaringen. Haar boek inspireerde vele jonge vrouwen en ze hielp velen van hen die wilden leren vliegen.
Rekrutering
Toen de Asmogendheden op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie binnenvielen diende er slechts een klein aantal vrouwen in de luchtmacht (VVS). Er waren echter duizenden gekwalificeerde civiele pilotes, opgeleid door de Osoaviachim-vliegclubs. Velen van hen wilden vrijwillig in dienst gaan bij de luchtmacht, maar ze werden geweigerd.
Begin oktober 1941 werd Luchtvaartgroep 122 gevormd, een uit bijna 400 vrouwelijke vrijwilligers bestaande eenheid. Het doel van Luchtvaartgroep 122 was het trainen van personeel voor drie geheel uit vrouwen bestaande luchtmachtregimenten. De reden van de oprichting is niet zeker; waarschijnlijk was het een initiatief van Marina Raskova, die was aangesteld als commandant van de eenheid. Raskova was een nationale beroemdheid, had connecties in de top van de militaire hiërarchie, bezat overredingskracht en kende Stalin persoonlijk. Het schijnt dat Raskova bij het hoofdkwartier van de VVS met een petitie aandrong op de oprichting van een vrouwelijke luchtmachteenheid. Ze wilde gebruik maken van de duizenden gekwalificeerde pilotes.
Er is gesuggereerd dat propaganda een belangrijke reden voor de oprichting van Luchtvaartgroep 122 was, maar hier is geen enkel bewijs voor te vinden. Er was geen officieel beleid omtrent de recrutering en promotie van vrouwelijke militairen en ze kregen ook amper media-aandacht. Een andere veel gehoorde reden is dat de vrouwelijke eenheid opgericht werd uit radeloosheid. Het is echter zeker dat er geen militaire noodzaak bestond voor de oprichting - de VVS had in de eerste oorlogsmaanden vele vliegtuigen verloren, maar voornamelijk op de grond, waardoor er een overschot was aan piloten.
Begin oktober begonnen de aanmeldingen van vrijwilligsters binnen te stromen bij het verzamelpunt in Moskou. Omdat ook al het ondersteunend personeel van de regimenten vrouwelijk zou zijn, meldden zich tevens vrouwen aan voor functies als monteur of bewapenaar. Raskova interviewde alle vrijwilligsters persoonlijk en ging ondertussen op zoek naar vrouwen die al in de luchtmacht dienden om het kader van de regimenten te gaan vormen. Hoewel diverse vrouwen absoluut geen behoefte hadden aan dienen in een geheel vrouwelijke eenheid, zoals Grizodoebova, slaagde Raskova erin een bescheiden groepje ervaren vrouwen te rekruteren voor kaderfuncties.
Training
Terwijl de Duitsers aan de poorten van Moskou stonden en er chaos en paniek heerste in de stad, wist Raskova een trein te regelen voor haar rekruten. Op 17 oktober 1941 stapte al het personeel van Luchtvaartgroep 122 – in totaal zo’n 300 à 400 vrouwen – op een trein naar de stad Engels aan de Volga. Hier zouden de vrouwen getraind worden. Het militaire vliegopleidingsprogramma dat normaal drie jaar duurde, werd verkort tot minder dan zes maanden.
De mannelijke staf en instructeurs van Engels waren veelal sceptisch over de bekwaamheid van de vrouwen en maakten ze soms belachelijk, maar ze waren ook niet gewend aan werken met vrouwen. Een instructeur herinnerde zich dat wanneer mannelijke rekruten fouten maakten, de instructeurs "tegen ze scholden op de grond en soms ook in de lucht. Maar het was verboden zoiets te doen wanneer we de pilotes van Marina Raskova’s regiment instrueerden. Wanneer we dat deden waren ze beledigd en huilden ze zelfs. (...) We moesten ons inhouden."
Uit Luchtvaartgroep 122 zou een regiment jagers, een regiment duikbommenwerpers en een regiment nachtbommenwerpers worden geformeerd. Raskova en haar staf spendeerden veel tijd aan het kiezen van commandanten voor de drie regimenten en het toewijzen van de rest van het personeel. Hoewel ze geen enkele gevechtservaring had, werd de 28-jarige Yevdokia Davydovna Bershanskaya, een ervaren vlieginstructrice uit de civiele luchtvaart, gekozen als de commandant voor het regiment nachtbommenwerpers. Yevdokia Rachkevich werd de commissaris en Irina Rakobolskaya de chef-staf. In februari 1942 maakte Raskova de gehele samenstelling van de drie regimenten bekend. Het regiment nachtbommenwerpers zou gaan bestaan uit een staf en twee squadrons, ieder bestaand uit drie flights, die ieder weer bestonden uit drie toestellen met bemanningen en onderhoudsteams.
In februari werd het regiment gedoopt tot het 588e Regiment Nachtbommenwerpers (588 nochnoi bombardirovochny aviatsionny polk) en arriveerden de U-2’s waarmee het regiment zou gaan vliegen. De U-2 (in 1944 omgedoopt tot Po-2) was een van hout, multiplex en linnen gebouwde tweedekker met een open cockpit. Het toestel had twee bemanningsleden: een piloot en een navigator. De U-2 werd aanvankelijk vooral gebruikt voor trainingen, maar werd vanaf 1942 uitgerust met bommen en gebruikt als een lichte nachtbommenwerper. Het vliegtuig was verouderd, maar was populair omdat het betrouwbaar en eenvoudig te bedienen was. Een groot nadeel was dat het toestel, als het vlam vatte, brandde als een fakkel. De U-2 had, behalve de vier bommen van 50 kilo, geen bewapening, geen parachutes en geen radio.
Aan het front
Na enige vertraging was het 588e eind mei 1942 eindelijk gereed voor frontdienst. Op 23 mei verliet het regiment Engels. Het arriveerde twee dagen later in het Donjetsbekken, waar het pas opgerichte 4e Luchtleger gelegerd was waaraan het regiment was toegewezen. Ook hier kregen de vrouwen met vooroordelen te kampen. Toen de divisiecommandant, kolonel Popov, op 26 mei het regiment kwam inspecteren vroeg hij niets, zei hij niets en vertrok hij weer met een norse en koude blik. Tegen zijn commissaris zei Popov: "We hebben nu alles wel gezien. Ze geven ons een of ander stel kleine meisjes, en in U-2's nog wel." De legercommandant, generaal-majoor Vershinin, schreef later dat Popov hem na de inspectie opbelde en vroeg: "Ik heb 112 kleine prinsesjes gekregen. Wat moet ik nu precies met ze doen?" Vershinin gaf aan dat ze net als alle andere piloten tegen de vijand zouden gaan vechten, maar stelde voor om de vrouwen geleidelijk op gevechtsmissies voor te bereiden. De vrouwen, die enthousiast en opgewonden waren over de frontinzet, waren teleurgesteld dat ze eerst nog extra getraind zouden worden.
Op 12 juni kreeg het 588e zijn eerste missie toegewezen. Slechts drie toestellen vlogen deze missie, waarvan één niet terugkeerde. Dit vliegtuig was geraakt door luchtafweergeschut, en hoewel het toestel een noodlanding kon maken, kwamen zowel de piloot als de navigator om. Ondanks dit ongelukkige begin was het regiment al snel volledig operationeel en vloog het vele missies in de zomer van 1942.
Tactieken
Hun sceptische ontvangst aan het front stimuleerde de vrouwen om maximaal te presteren. De vrouwen waren vastbesloten te laten zien dat ze beter waren dan de mannen. "We waren niet tevreden met enkel op één lijn staan met de mannelijke regimenten," zo schreef chef-staf Rakobolskaya na de oorlog. "We moesten constant het dagelijkse aantal vluchten verhogen." Hierin gingen de vrouwen ver. Een gemiddelde vlucht duurde 45 tot 50 minuten. Gemiddeld vlogen de U-2's vijf tot tien missies per nacht, maar tijdens de lange winternachten vlogen ze vaak wel veertien missies per nacht. Pilote Serafima Amosova vertelde: "De mannelijke piloten begonnen voor een vlucht te roken en te praten, maar de vrouwen aten zelfs in de cockpit van hun vliegtuig." Volgens navigator Polina Gelman probeerden de mannen van andere regimenten het enthousiasme van de vrouwen zelfs te temperen: "Ze zeiden: 'Hoe minder je vliegt, hoe langer je zult leven.'"
De missies van de U-2's bestonden voornamelijk uit het bombarderen van voertuigen, depots, zoeklichten en andere kleine doelen vlak achter het front. De U-2's maakten een karakteristiek ratelend geluid – wat de toestellen bij de Duitsers de bijnaam 'naaimachine' opleverde – en waren vrij traag. Hierdoor konden de Duitsers de vliegtuigen aan horen komen en vormden zoeklichten en luchtafweergeschut een groot gevaar. Om de zoeklichten voor te zijn, was het onder de vliegeniersters een populaire tactiek om de motor van het toestel uit te zetten en over het doel te zweven, waardoor de Duitsers door het ontbreken van geluid niet gewaarschuwd werden voor de op handen zijnde aanval.
Fysiek gezien was de schade die door de U-2's werd aangericht vaak slechts gering, maar de Duitsers hadden er veel last van. Een Duitse officier vertelde "dat het verkeerd zou zijn de effecten van de aanvallen te onderschatten, aangezien ze zo onvoorspelbaar en daardoor zeer verontrustend waren. (...) Ze verkortten de toch al korte rustperioden van de troepen en hadden een ongunstig effect op bevoorradingsoperaties, hoewel de daadwerkelijke fysieke schade die in de aanvallen veroorzaakt werd gering was." Bij de Duitsers kwamen de vliegeniersters al snel bekend te staan als 'de Nachtheksen', een titel die de vrouwen met trots overnamen.
De Kaukasus en de Krim
In juli 1942 werd het 4e Luchtleger overgeplaatst naar de noordelijke Kaukasus. Hier werden de operaties van het reguliere leger ondersteund, dat langzaam maar zeker het Kuban-schiereiland wist te heroveren. Op 8 februari 1943 werd het 588e Regiment vanwege zijn verdiensten tot de gardestatus verheven en opnieuw genummerd als het 46e Garderegiment Nachtbommenwerpers (46 gvardeisky nochnoi bombardirovochny aviatsionny polk). Rakobolskaya vertelde: "In onze divisie was op dat moment nog een ander regiment met Po-2's, dat niet de gardestatus kreeg. Daarna werden we naar een andere divisie overgeplaatst waar vijf regimenten waren, waarvan vier met Po-2's, en ook zij kregen tijdens de oorlog geen gardestatus." Op de vraag waarom het 46e dan wel deze eer kreeg en de andere regimenten niet, antwoordde Rakobolskaya: "Wij vlogen veel meer vluchten."
Toen het regiment de gardestatus kreeg werd er ook een derde squadron aan het regiment toegevoegd. Om verliezen op te vangen creëerden de vrouwen verder zelf nog een trainingssquadron. Nieuwe vrouwelijke vrijwilligers werden in dit squadron opgeleid, maar ook werden er vrouwen omgeschoold. Zo werden monteurs omgeschoold tot navigators en werden navigators piloten. Doordat het regiment alleen 's nachts missies vloog, kon het trainingssquadron overdag oefenen.
In oktober 1943 was de Kuban heroverd, evenals het schiereiland Taman. Als erkenning voor zijn verdienstelijkheid op dit schiereiland werd het regiment op 9 oktober onderscheiden met de eretitel 'Taman'. In 1944 werd het offensief op de Krim ondersteund, waarna het regiment naar het noorden werd overgeplaatst om operaties in Wit-Rusland te ondersteunen.
De laatste fase van de oorlog
De Po-2's hadden geen parachutes aan boord. De vrouwen waren van mening dat het onnodig gewicht was; liever namen ze wat zwaardere bommen mee. Rakobolskaya schreef later dat "het idee was dat als je vlam vatte boven vijandelijk grondgebied, je beter kon sterven dan met de hulp van een parachute gevangen te worden genomen. En als je beschadigd werd boven eigen grondgebied, dan zou je het vliegtuig wel op de een of andere manier kunnen landen." Vele veteranen gaven aan dat ze liever stierven dan gevangen te worden genomen. Maar op 25 augustus 1944 werd een Po-2 niet ver van het vliegveld aangevallen door een vijandelijke jager. De Po-2 vloog boven eigen grondgebied, maar was al helemaal in vlammen opgegaan voordat het een noodlanding had kunnen maken. Parachutes hadden de vrouwen waarschijnlijk kunnen redden en niet lang na het verlies werden alle Po-2's uitgerust met parachutes.
De rest van het jaar was vrij rustig voor het 46e, met weinig grote operaties om te ondersteunen. Tegen januari 1945 was het regiment in Oost-Pruissen en begon een slotperiode van intensieve gevechten. Het regiment ondersteunde ten slotte in april en mei de aanval op Berlijn. Op 15 oktober 1945 werd het 46e Garderegiment officieel opgeheven. In de ruim 35 oorlogsmaanden dat het regiment actief was, was het onderscheiden met de Orde van de Rode Banier, de Orde van Suvorov 3e Klasse en de eretitel 'Taman'. Er waren meer dan 24.000 missies gevlogen met een totale lengte van bijna 29.000 uur. Het regiment opereerde in totaal vanaf 64 vliegvelden en had bijna 3.000 ton bommen laten vallen. In totaal verloor het regiment 31 vliegeniersters tijdens de oorlog. De meeste vliegeniersters verlieten de luchtmacht na de oorlog en op 15 oktober 1945 werd het 46e Garderegiment Nachtbommenwerpers opgeheven.
Helden van de Sovjet-Unie
De titel 'Held van de Sovjet-Unie' (HSU) was de hoogste onderscheiding van de Sovjet-Unie. De titel werd 11.635 keer toegekend voor heldendaden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Onder de ontvangers waren 90 vrouwen, waarvan maar liefst 23 in het 46e Garderegiment dienden. Rakobolskaya vertelde dat er normaal maar 1-3 HSU's waren in een regiment Po-2's. Volgens haar was het wettelijk vastgelegd dat een vliegenier die 500 gevechtsvluchten had volbracht de titel kreeg toegekend. Ook Gelman gaf aan dat "een fundamenteel criterium voor de onderscheiding de kwaliteit en kwantiteit van succesvolle gevechtsvluchten was". Volgens haar had het 46e de meeste gevechtsvluchten gevlogen van de VVS. Amosova beaamde dit: "Op een vliegveld waar we waren gestationeerd waren twee regimenten, een vrouwelijk en een mannelijk. We hadden dezelfde missies, dezelfde vliegtuigen en dezelfde doelen, dus we werkten samen. Het vrouwelijke regiment presteerde beter en volbracht iedere nacht meer gevechtsvluchten dan het mannelijke regiment." Daarnaast geloofde een aantal veteranen van andere regimenten dat de commissaris van het 46e, Rachkevich, veel invloed hogerop had en dat veel verleningen toe te schrijven waren aan haar inspanningen.
Na hun aanvankelijke kleinering en de voortdurende scepsis van hun mannelijke collega's en superieuren, waren de vrouwen bijzonder gemotiveerd om te laten zien wat ze in hun mars hadden. Daar komt bij dat de vrouwen allen vrijwilligers waren, wat ongetwijfeld heeft bijgedragen aan hun succes. Tevens was het 46e het enige van de drie vrouwelijke regimenten dat gedurende de oorlog geheel vrouwelijk bleef; de andere twee werden vanwege verschillende soorten problemen aangevuld met mannen. Dit gegeven verhoogde het moreel in het 46e aanzienlijk. Verder was de kameraadschap in de ogen van vele vrouwelijke veteranen een van de belangrijkste succesredenen. De onderlinge vriendschap en het verantwoordelijkheidsgevoel waren zeer sterk in het regiment. Vele veteranes geloofden ook dat vrouwen van nature gedisciplineerder, georganiseerder en betrouwbaarder zijn, wat zelfs door mannelijke collega's werd bevestigd.
De aanvankelijke vooroordelen over de vrouwen waren na een aantal maanden frontinzet onjuist gebleken. Diverse mannelijke collega's en superieuren sloegen de prestaties van de vrouwen uiteindelijk hoog aan, waaronder de hoofdmaarschalken der luchtvaart Vershinin, de commandant van het 4e Luchtleger waar het 46e tijdens de oorlog toe behoorde, en Novikov, de commandant van de VVS tijdens de Tweede Wereldoorlog. De hoog onderscheiden generaal Lavrinyonkov was deze mening ook toegedaan: "De vrouwelijke piloten dienden op het vliegveld op gelijke voet met de mannen. En ze vochten zelfs even goed als de mannen. (...) Het was niet gemakkelijk voor de vrouwen aan het front. (...) Ik heb veel waardering voor de vrouwelijke piloten van het 46e Garderegiment Nachtbommenwerpers."
Naschrift
Hieronder de lotgevallen van enkele van de bekendste Nachtheksen:
- Natalya Fyodorovna Meklin (Kravtsova) was na de oorlog werkzaam als vertaler bij de Generale Staf van het Sovjetleger. In 1957 verliet ze de militaire dienst met de rang van majoor. Daarna werd ze redacteur bij een uitgeverij van militaire literatuur. Zelf schreef ze talloze verhalen en werd ze in 1972 lid van de Bond van Sovjetschrijvers. Ze overleed in 2005 op 82-jarige leeftijd.
- Ook Polina Vladimirovna Gelman bleef tot 1957 in het leger als vertaler en bracht het tot majoor. Hierna doceerde ze politieke economie. Ze overleed in 2005, 86 jaar oud.
- Nadezhda Vasilyevna Popova verliet de luchtmacht in 1952 als majoor. Hierna was ze nog vele jaren politiek actief, onder andere als gedeputeerde van de Opperste Sovjet van de USSR. Popova overleed in 2013 in Moskou op 91-jarige leeftijd.
- Marina Pavlovna Chechneva bleef tot 1948 in dienst en bracht het tot majoor. Hierna vloog ze als sportvlieger nog in vele vliegtuigen en in 1948 brak ze het snelheidsrecord met het sportvliegtuig Yak-18. Nadat ze wegens gezondheidsredenen niet meer kon vliegen bekleedde ze nog diverse politieke en maatschappelijke posities. Ze schreef enkele boeken en overleed in 1984, 62 jaar oud.
- Irina Fyodorovna Sebrova, de pilote met de meeste vluchten op haar naam, namelijk 1004, verliet de luchtmacht in 1948. Ze werkte bij een luchtvaartinstituut en overleed in 2000 op 85-jarige leeftijd.
- Nina Maksimovna Raspopova ging in 1945 uit dienst en was nog lang actief bij maatschappelijke organisaties. Ze overleed in 2009 op 95-jarige leeftijd.
- Ook Yekaterina Vasilyevna Ryabova verliet de militaire dienst in 1945. Ze voltooide de universitaire wiskundeopleiding die ze had onderbroken toen de oorlog uitbrak. Ze bracht het tot doctorandus en doceerde nog vele jaren. Ze overleed in 1974, 53 jaar oud.
- Yevdokia Andreyevna Nikulina bracht het tot majoor. In 1993 drong een onbekende man haar woning binnen, die haar en haar driejarige kleindochter mishandelde en Nikulina's onderscheidingen stal. Kort hierna overleed ze, 75 jaar oud.
- Yevgenia Andreyevna Zhigulenko bracht het ook tot majoor en verliet de luchtmacht in 1955. Ze werd filmregisseur en maakte onder andere in 1981 een film over de Nachtheksen. Ze overleed in 1994, 73 jaar oud.
- Irina Vyacheslavovna Rakobolskaya, de chef-staf van het regiment, verliet de luchtmacht in 1946, ook als majoor, en ging natuurkunde doceren. Ze bracht het tot doctor en hoogleraar aan de Staatsuniversiteit van Moskou en publiceerde talloze artikelen. Ze stierf in 2016 op de respectabele leeftijd van 96 jaar.
- Yevdokia Davydovna Bocharova (beter bekend als Bershanskaya), de regimentscommandant, had het als een van de weinige vrouwen tot luitenant-kolonel gebracht en was de enige vrouw die onderscheiden werd met de Orde van Suvorov. Na de oorlog was ze werkzaam bij het Comité van Sovjetvrouwen en het Comité van Oorlogsveteranen. Ze overleed in 1982, 69 jaar oud.
Hieronder volgt een alfabetische lijst van de 23 personen van het 46e Garderegiment Nachtbommenwerpers die de titel 'Held van de Sovjet-Unie' kregen en de drie personen die een post-Sovjetequivalent van deze titel van een van de voormalige Sovjetrepublieken kregen.
Naam | Rang, functie | Aantal vluchten | Verleningsdatum |
Helden van de Sovjet-Unie | |||
Aronova, Raisa Yermolayevna | Garde-eerste luitenant, piloot | 960 | 15 mei 1946 |
Belik, Vera Lukyanovna | Garde-eerste luitenant, navigator | 813 | 23 februari 1945 (postuum) |
Chechneva, Marina Pavlovna | Gardekapitein, piloot | 810 | 15 mei 1946 |
Gasheva, Rufina Sergeyevna | Garde-eerste luitenant, navigator | 848 | 23 februari 1945 |
Gelman, Polina Vladimirovna | Garde-eerste luitenant, navigator | 860 | 15 mei 1946 |
Khudyakova, Antonina Fyodorovna | Garde-eerste luitenant, piloot | 926 | 15 mei 1946 |
Kravtsova, Natalya Fyodorovna | Garde-eerste luitenant, piloot | 980 | 23 februari 1945 |
Makarova, Tatyana Petrovna | Garde-eerste luitenant, piloot | 628 | 23 februari 1945 (postuum) |
Nikulina, Yevdokia Andreyevna | Gardekapitein, piloot | 760 | 26 oktober 1944 |
Nosal, Yevdokia Ivanovna | Garde-tweede luitenant, piloot | 354 | 24 mei 1943 (postuum) |
Parfyonova, Zoya Ivanovna | Garde-eerste luitenant, piloot | 680 | 18 augustus 1945 |
Pasko, Yevdokia Borisovna | Garde-eerste luitenant, navigator | 790 | 26 oktober 1944 |
Popova, Nadezhda Vasilyevna | Gardekapitein, piloot | 852 | 23 februari 1945 |
Raspopova, Nina Maksimovna | Garde-eerste luitenant, piloot | 805 | 15 mei 1946 |
Rozanova, Larisa Nikolayevna | Gardekapitein, navigator | 793 | 23 februari 1948 |
Rudneva, Yevgenia Maksimovna | Garde-eerste luitenant, navigator | 645 | 26 oktober 1944 (postuum) |
Ryabova, Yekaterina Vasilyevna | Garde-eerste luitenant, navigator | 890 | 23 februari 1945 |
Sanfirova, Olga Aleksandrovna | Gardekapitein, piloot | 630 | 23 februari 1945 (postuum) |
Sebrova, Irina Fyodorovna | Garde-eerste luitenant, piloot | 1004 | 23 februari 1945 |
Smirnova, Maria Vasilyevna | Gardekapitein, piloot | 950 | 26 oktober 1944 |
Syrtlanova, Maguba Guseinovna | Garde-eerste luitenant, piloot | 782 | 15 mei 1946 |
Ulyanenko, Nina Zakharovna | Garde-eerste luitenant, piloot | 915 | 18 augustus 1945 |
Zhigulenko, Yevgenia Andreyevna | Garde-eerste luitenant, piloot | 968 | 23 februari 1945 |
Helden van de Russische Federatie | |||
Akimova, Aleksandra Fyodorovna | Garde-eerste luitenant, navigator | 680 | 31 december 1994 |
Sumarokova, Tatyana Nikolayevna | Garde-eerste luitenant, navigator | 725 | 11 oktober 1995 |
Volkshelden van de Kazachstaanse Republiek | |||
Dospanova, Khyiuaz Kairovna | Garde-eerste luitenant, piloot | ? | 7 december 2004 |