Titel: | Hier woont een NSB'er - Nationaalsocialisten in bezet Amsterdam |
Schrijvers: | Josje Damsma en Erik Schumacher |
Uitgever: | Boom |
Uitgebracht: | 2010 |
Pagina's: | 181 |
ISBN: | 9789085069539 |
Omschrijving: |
Josje Damsma (1984) en Erik Schumacher (1983) zijn als historici verbonden aan respectievelijk de Universiteit van Amsterdam en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Zij beschrijven in dit boek hoe het leven van de Amsterdamse NSB'ers er uitzag. Want daarover weten we in het algemeen nog steeds opvallend weinig. Het woord NSB'er wordt nog steeds gebruikt als een weinig complimenteus scheldwoord, waarmee direct wordt gerefereerd aan de kwalijke reputatie die de leden van deze partij hadden. Tijdens de bezettingsjaren telde de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) op haar hoogtepunt iets meer dan honderdduizend leden. Daarvan kwamen er ongeveer tienduizend uit Amsterdam. De auteurs gaan onder meer in op de vraag wat het betekende om tijdens de oorlog lid te zijn van de partij die met de bezetter heulde. Hoe reageerden familieleden, vrienden en buren? Hoe was de sfeer binnen de beweging? Ze beperken hun onderzoek tot Amsterdam, omdat hier de confrontaties het heftigst waren. In de stad woonden immers ook grote aantallen communisten en andere felle antifascisten. Bovendien had de stad een grote Joodse bevolkingsgroep en werd het in de bezettingsjaren het brandpunt van de Jodenvervolging. Om als Amsterdammer in zo'n klimaat lid te worden van de NSB en daar, zoals het een goed lid betaamde, op allerlei wijze actief uiting aan te geven, vergde aanzienlijk meer dan van een NSB-lid in willekeurig welke andere stad in Nederland. De auteurs gebruikten voor hun onderzoek dagboeken en memoires van NSB'ers en niet-NSB'ers, bekeken allerlei archiefstukken van de beweging, gebruikten het Amsterdamse politie-archief en bestudeerden zestig willekeurig gekozen persoonsdossiers van Amsterdamse NSB'ers uit het Centraal Archief van Bijzondere Rechtspleging (CABR). Damsma en Schumacher beginnen met een korte schets van de ideologie en de vooroorlogse geschiedenis van de NSB. Die ideologie werd gekenschetst door de begrippen 'gemeenschap', hiërarchie' en 'dadendrang". De NSB zette zich sterk af tegen de toen heersende verzuilde Nederlandse samenleving, in hun jargon "schotjesgeest" genoemd. Zonder het echter zelf goed te beseffen richtte de beweging als het ware een eigen zuil op, doordat ook de nationaalsocialistische beweging zijn eigen kranten, zijn eigen vakbonden, zijn eigen verenigingen en zijn eigen belangenorganisaties oprichtte. Het grote verschil was wel dat deze organisaties in beginsel voor iedereen openstonden en dat het streven er ook uitdrukkelijk niet op was gericht om naast al die andere kranten, vakbonden, verenigingen, organisaties en wat dies meer zij in harmonie te functioneren. Integendeel, al die schotten moesten in hun ideologie worden opgeruimd en vervangen door één organisatie per maatschappelijk onderdeel. Natuurlijk op nationaalsocialistische grondslag. De ideologie sloeg niet sterk aan. Na aanvankelijk succes in het begin van de dertiger jaren liep het ledental eind dertiger jaren sterk terug. Daarin kwam met de bezetting direct een ommekeer. Het ledental steeg spectaculair en dat viel natuurlijk zowel binnen als buiten de beweging goed op. Het eensluidende oordeel was dat vanaf mei 1940 vele opportunisten lid waren geworden, binnen de NSB aangeduid als de 'meikevers'. Dat stigma is de NSB in wezen nooit kwijtgeraakt, betogen de auteurs. NSB'ers werden gezien als vuile egoïsten die gewetenloos loerden op mogelijkheden om zich ten koste van anderen te verrijken of hun maatschappelijke positie te verbeteren. Binnen de beweging had men er echter al voor gezorgd dat de nieuwkomers een zodanig lidmaatschapsnummer kregen dat direct kon worden gezien welke personen al voor de bezetting lid waren en welke pas na mei 1940. Juist die eerste groep is voor de onderzoekers het meest interessant, want deze waren echt uit idealisme lid geworden van de beweging, in volle overtuiging en wetende dat men met veel tegenstand te maken had. Personen ook die veel voor de beweging wilden doen, in de vaste overtuiging dat er een "Nieuwe Orde" zou ontstaan, die een aanzienlijke verbetering moest betekenen voor de arbeiders en een eind zou maken aan de klassenstrijd. In de daarop volgende hoofdstukken laten de auteurs zien welke activiteiten binnen de beweging werden ontplooid om dat ideaal te bewerkstelligen en hoe men trachtte te komen tot een partij waarin "gezelligheid" en "kameraadschappelijke sfeer" de boventoon voerden. Waarbij vanuit de leiding veel druk op de leden werd uitgeoefend om actief te zijn. Bijvoorbeeld door te colporteren met het blad "Volk en Vaderland", de vele partijbijeenkomsten bij te wonen of lid te worden van de nationaalsocialistische organisaties die werden opgericht. Voor elke beroepsgroep werd wel een eigen front of gilde opgericht: het Medisch Front voor artsen en apothekers, het Technisch Gilde voor technici, het Economisch Front voor ondernemers, het Rechtsfont voor medewerkers van politie en justitie, het Studentenfront voor studerenden aan de universiteiten en hogescholen en het Arbeidsfront voor de gewone werknemers. Daarnaast was er Weerbaarheidsafdeling (WA), de Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie (NSVO) en de Nationale Jeugdstorm. Binnen de NSVO was bijna de helft van de vrouwelijke leden actief. De vereniging organiseerde talrijke cursussen en activiteiten, de meeste gericht op de taken van de huisvrouw. Daarnaast waren ze erg actief bij de (medische) zorg voor Oostfrontvrijwiligers en de kinderen van mensen uit de beweging. De Jeugdstorm werd gezien als een belangrijke organisatie, want de jeugd stond binnen de ideologie op een voetstuk. Zij belichaamde de drie kernwaarden van de nationaalsocialistische gedachte: kracht, energie en vruchtbaarheid. De Jeugdstorm had de taak jongelui op te voeden in goede patriotten. Ze bood kinderen vele mogelijkheden tot activiteit en ontmoetingen met andere jongeren, in binnen- en buitenland. Ook was er binnen de beweging de roemruchte stichting Winterhulp Nederland, officieel een neutrale organisatie maar in werkelijkheid geheel door NSB'ers bestuurd. Een scala aan activiteiten dus, die in wezen niet zo veel afweek van hetgeen de andere zuilen aan activiteiten voor haar leden ontplooide. Voor al degenen die lid van de NSB waren en zich tot dit soort activiteiten beperkten, was er uiteindelijk in mei 1945, toen de lang gevreesde "Bijltjesdag" aanbrak, in wezen niet al te veel te vrezen. Dat viel in werkelijkheid nog tegen, want de eerste weken en maanden werd niet al te veel onderscheid gemaakt. Deze groep kon echter erg veel en blijkbaar ook erg makkelijk brieven loskrijgen van familie, buren, vrienden, collega's en kennissen, waarin werd bevestigd dat meneer X of mevrouw Y weliswaar lid van de NSB was geweest, maar toch een goed persoon was geweest. Voor de meesten van deze groep was gedurende de hele bezetting hun lidmaatschap van de NSB voor derden geen belemmering geweest de relatie gewoon aan te houden. Het merendeel kwam dan ook snel weer vrij en kon zijn of haar leven weer oppakken. Er was natuurlijk ook nog een heel ander verhaal. Het verhaal waarmee we de NSB en al haar leden onmiddellijk associëren. De al genoemde Weerbaarheidsafdeling (WA), die een ware terreur uitoefenden, de vele NSB'ers die op allerlei manieren collaboreerden met de Duitsers, de vele Nederlandse nationaalsocialisten die zich aanmelden bij de Duitse SS en bereid waren aan het Oostfront te gaan vechten, de talrijke NSB'ers die werkzaam waren binnen de politiediensten en vanuit de speciaal opgerichte diensten belast waren met de opsporingen van onderduikers (Joden, verzet, werkweigeraars), de NSB'ers die zeer actief bezig waren met het roven van Joodse bezittingen en het deporteren van de Joodse bevolking naar de vernietigingskampen. Niet verwonderlijk dat in deze groep nadat begin 1943 de omslag in de oorlogshandeling zich aftekende, een steeds grotere paniek zichtbaar werd. Absolute hoogtepunt hierbij was Dolle Dinsdag toen de vrees bestond dat de Geallieerden erg snel voor de deur zouden staan. Massaal sloeg men op de vlucht, probeerde het recente verleden te verdonkeremanen en de brutaalsten onder hen probeerden zich vliegensvlug bij het verzet aan te sluiten. Damsma en Schumacher hebben een mooi overzicht gegeven hoe de Amsterdamse tak van de nationaalsocialistische beweging zich in de jaren 1935-1945 heeft ontwikkeld. Waarbij ze laten zien dat het beeld een beetje moet worden bijgeteld dat de NSB moet worden gezien als de verzamelplaats van baantjesjagers, landverraders, criminelen, zedelozen en andere figuren van laag allooi. Deze nuancering ten aanzien van een deel van de aanhang is welkom, maar doet verder weinig af aan het negatieve oordeel dat over de NSB-beweging moet worden geveld. Daarvoor zijn de uitwassen die het merendeel van de (Amsterdamse) leden op hun geweten heeft te groot. Prima boek voor iedereen die meer wil weten over hoe de NSB-beweging functioneerde. |
Beoordeling: | (Goed) |