Rosenberg wordt op alle vier de Punten aangeklaagd (uitleg).
Hij voegde zich in 1919 bij de Nazipartij, nam deel aan de Putsch van München van 9 november 1923 en probeerde de illegale Nazi partij bijeen te houden toen Hitler in de gevangenis zat. Erkend als de partijideoloog ontwikkelde en verspreidde hij de Nazi doctrine in de Völkische Beobachter en het NS Monatsheft, waarvan hij redacteur was en in de vele boeken die hij schreef. Zijn boek "Der Mythos des zwanzigsten Jahrhunderts" had een oplage van meer dan een miljoen exemplaren.
In 1930 werd Rosenberg in de Reichstag gekozen en hij werd de vertegenwoordiger voor Buitenlandse Aangelegenheden van de Partei. In april 1933 werd hij benoemd tot Reichsleiter en hoofd van het Aussenpolitisches Amt (APA) van de NSDAP. In 1934 benoemde Hitler hem tot zijn plaatsvervanger voor het toezicht op de gehele spirituele en ideologische opleiding van de NSDAP. In januari 1940 werd hij aangewezen om de "Hohe Schule" te stichten, het centrum voor Nationaalsocialistisch ideologisch en educatief onderzoek en hij vormde in verband met deze taak de "Einsatzstab Rosenberg." Op 17 juli 1941 werd hij benoemd tot "Reichsminister für den besetzten Gebiete im Osten."
Als hoofd van het APA stond Rosenberg aan het hoofd van een organisatie waarvan de agenten in alle delen van de wereld actief waren in Nazi intriges. Zijn eigen rapporten melden bijvoorbeeld dat de APA grotendeels verantwoordelijk was voor de toetreding door Roemenië tot de Asmogendheden. Als hoofd van het APA speelde hij een belangrijke rol bij de voorbereidingen voor de aanval op Noorwegen.
Samen met Raeder was Rosenberg een van de bedenkers van het plan Noorwegen aan te vallen. Rosenberg was al in juni 1939 belang gaan stellen in Noorwegen toen hij met Quisling overlegde. Quisling had gewezen op het belang van de Noorse kust in het geval van een conflict tussen Duitsland en Groot-Brittannië en uitte de vrees dat Groot-Brittannië wellicht hulp van Noorwegen zou kunnen krijgen. Als gevolg van dit overleg zorgde Rosenberg ervoor dat Quisling nauw kon samenwerken met de Nationaalsocialisten en politieke steun van de Nazis ontving.
Toen de oorlog uitbrak begon Quisling te vrezen voor Britse inmenging in Noorwegen. Rosenberg steunde die opvatting en bracht aan Raeder een plan over om Quisling te gebruiken voor een coup in Noorwegen.
Rosenberg speelde een hoofdrol bij het voorbereiden van de gesprekken in december 1939 tussen Hitler en Quisling die leidden tot de voorbereidingen op de aanval op Noorwegen en waarbij Hitler aan Quisling financiële steun toezegde. Na dit overleg belastte Hitler Rosenberg met de politieke uitbuiting van Noorwegen. Twee weken na de bezetting van Noorwegen vertelde Hitler aan Rosenberg dat hij zijn beslissing om Noorwegen aan te vallen had gebaseerd op "de voortdurende waarschuwingen van Quisling zoals die hem door Reichsleiter Rosenberg waren gemeld."
Rosenberg draagt een zeer grote verantwoordelijkheid voor de formulering en uitvoering van het bezettingsbeleid in de bezette gebieden in het Oosten. Hij werd op 2 april 1941 door Hitler ingelicht over de komende aanval op de Sovjet Unie en hij stemde toe te helpen in de hoedanigheid van politek adviseur. Op 20 april 1941 werd hij benoemd tot Commissaris voor het Centrale Toezicht op kwesties betreffende de Oost-Europese regio. Bij het voorbereiden van de plannen voor de bezetting had hij talloze vergaderingen met Keitel, Raeder, Göring, Funk, Von Ribbentrop en andere hoge Rijksambtenaren. In april en mei 1941 stelde hij diverse ontwerpen voor instructies op betreffende het opzetten van het bestuur in de bezette gebieden in het Oosten. Op 20 juni 1941, twee dagen voor de aanval op de Sovjet Unie hield hij voor zijn assistenten een toespraak over de problemen en het beleid van de bezetting. Rosenberg woonde Hitler's conferentie van 16 juli 1941 bij waarop het beleid van het bestuur en de bezetting werden besproken. Op 17 juli 1941 benoemde Hitler Rosenberg tot Reichsminister für den bezetzten Gebiete im Osten en belastte hem in het openbaar met de verantwoordelijkheid voor het burgerlijk bestuur.
Het Tribunaal is van oordeel dat Rosenberg schuldig is aan alle vier de Punten van de Aanklacht.
Uitleg van de vier aanklachten: