Hess wordt op alle vier de punten aangeklaagd (uitleg). Hij sloot zich in 1920 bij de Nazi partij aan en nam op 9 november 1923 deel aan de Putsch van München. In 1924 werd hij samen met Hitler gevangen gezet in Fort Landsberg en werd hij Hitler’s nauwste persoonlijke vertrouweling, een relatie die bleef bestaan tot aan de vlucht van Hess naar de Britse eilanden. Op 21 april 1933 werd hij benoemd tot plaatsvervanger van de Führer en op 1 december 1933 werd hij Rijksminister zonder Portefeuille. Hij werd op 4 februari lid van de Geheime Regeringsraad en op 31 augustus 1939 lid van de Ministerraad voor de Verdediging van het Rijk. In September 1939 kondigde Hitler officieel aan dat hij na Göring de tweede opvolger van de Führer zou zijn. Op 10 mei 1941 vloog hij vanuit Duitsland naar Schotland.
Misdaden tegen de Vrede
Als plaatsvervanger van de Führer was Hess de topman in de Nazi partij, verantwoordelijk voor de behandeling van alle partijaangelegenheden en bevoegd om namens Hitler beslissingen te nemen in alle kwesties betreffende het leiderschap van de partij. Als Rijksminister zonder Portefeuille had hij de bevoegdheid alle wetsvoorstellen, die door de diverse Rijksministers werden gedaan goed te keuren voordat die als wet werden ingevoerd. In deze positie werkte Hess actief mee aan de voorbereidingen op oorlog. Zijn handtekening staat onder de wet van 16 maart 1935 waarmee de dienstplicht werd ingevoerd. Door de jaren heen ondersteunde hij in vele toespraken Hitler’s beleid voor een krachtige herbewapening. Hij hield het volk voor dat het offers moest brengen voor wapens, de slagzin herhalend: “Kanonnen in plaats van boter.” Het is waar dat Hess tussen 1933 en 1937 toespraken hield waarin hij zijn verlangen naar vrede uitdrukte en internationale economische samenwerking bepleitte, maar de inhoud van die toespraken doet niets af aan het feit dat van alle beklaagden niemand beter wist dan Hess hoe vastberaden Hitler was in het verwezenlijken van zijn ambities, hoe fanatiek en gewelddadig de man was en hoe weinig hij genegen was af te zien van het gebruik van geweld als dat de enige manier was waarop hij zijn doelen kon bereiken.
Hess was een goed ingelichte en welwillende deelnemer aan de Duitse agressie tegen Oostenrijk, Tsjechoslowakije en Polen. Gedurende de hele periode tussen de moord op Dolfuss en de Anschluss onderhield hij contacten met de illegale Nazi partij in Oostenrijk en gaf haar instructies gedurende die periode. Op 12 maart 1938 was Hess in Wenen toen de Duitse troepen binnenvielen en op 13 maart tekende hij de wet op de inlijving van Oostenrijk in het Duitse Reich. Een wet van 10 juni 1939 regelde zijn deelname aan het bestuur van Oostenrijk. Op 24 juli 1938 hield hij een toespraak ter herinnering aan de mislukte Putsch die vier jaar daarvoor door Oostenrijkse Nationaalsocialisten was gepleegd, daarin prees hij de maatregelen die tot de Anschluss hadden geleid en verdedigde de bezetting van Oostenrijk door Duitsland.
In de zomer van 1938 onderhield Hess actieve contacten met Henlein, de Chef van de Sudetenduitse partij in Tsjechoslowakije. Op 27 september 1938, ten tijde van de crisis van München, trof hij samen met Keitel een regeling om Hitler’s instructies, het Nazi partijapparaat beschikbaar te stellen voor een geheime mobilisatie, uit te voeren. Op 14 april 1939 tekende Hess een besluit waardoor de regering van het Sudetenland werd gevormd als integraal onderdeel van het Reich en een verordening van 10 juni 1939 regelde zijn deelname aan het bestuur van het Sudetenland. Op 7 november 1939 deed Hess Henlein’s Sudetenduitse partij opgaan in de Nazi partij en hield een toespraak waarin hij benadrukte dat Hitler klaar stond om hier zijn toevlucht toe te nemen als dat nodig zou zijn geweest om het Sudetenland te verkrijgen.
Op 27 augustus 1939, toen de aanval op Polen tijdelijk was uitgesteld in een poging Groot-Brittannië te bewegen haar garanties aan Polen op te geven, prees Hess in het openbaar Hitler’s genereuze aanbod aan Polen, viel Polen aan vanwege haar oorlogszuchtig gedrag en Engeland vanwege haar verantwoordelijkheid voor de houding van Polen. Na de invasie van Polen tekende Hess besluiten waardoor Danzig en bepaalde Poolse gebieden bij het Reich werden ingelijfd en waarmee het Gouvernement-Generaal werd gevormd.
Deze specifieke stappen die deze beklaagde nam ter ondersteuning van Hitler’s plannen voor agressieve actie, geven de volle omvang van zijn verantwoordelijkheid niet weer. Tot aan zijn vlucht naar Engeland was Hess Hitler’s nauwste persoonlijke vertrouweling. Hun relatie was zodanig dat Hess geweten moet hebben van Hitler’s agressieve plannen toen die ontstonden. En hij ondernam actie om deze plannen uit te voeren steeds wanneer actie noodzakelijk was.
Op zijn vlucht naar Engeland had Hess bepaalde vredesvoorstellen bij zich waarvan hij beweerde dat Hitler bereid zou zijn die te aanvaarden. Het is van belang op te merken dat zijn vlucht plaatsvond slechts 10 dagen na de dag waarop Hitler 22 juni 1941 vaststelde als de datum voor de aanval op de Sovjet Unie. In gesprekken die hij na aankomst in Engeland voerde, steunde Hess van ganser harte alle Duitse agressieve acties tot dan toe en probeerde Duitsland’s acties met betrekking tot Oostenrijk, Tsjechoslowakije, Polen, Noorwegen, Denemarken, België en Nederland te rechtvaardigen. Hij gaf Engeland en Frankrijk de schuld van de oorlog.
Oorlogsmisdaden en misdaden tegen de Menselijkheid
Er is bewijs dat deelname van de Partijkanselarij onder Hess aantoont bij het uitdelen van orders die verband houden met de commissie voor Oorlogsmisdaden; dat Hess wellicht heeft afgeweten, zelfs wanneer hij er geen deel aan had, van de misdaden die in het Oosten werden gepleegd en wetten voorstelde die discrimineerden tegen Joden en Polen en dat hij besluiten ondertekende waardoor bepaalde groepen Polen werden gedwongen het Duits staatburgerschap aan te nemen. Het Tribunaal vindt echter niet dat het bewijs voldoende verband aantoont tussen Hess en deze misdaden om het oordeel schuldig te kunnen handhaven.
Zoals al eerder aangegeven vond het Tribunaal, na een volledig medisch onderzoek van en rapportage over de toestand van deze beklaagde dat hij zonder uitstel van zijn zaak berecht moest worden. Sinds die tijd zijn er meerdere verzoeken ingediend om hem nogmaals te laten onderzoeken. Deze heeft het Tribunaal afgewezen na ontvangst van een verslag van de gevangenispsycholoog. Dat Hess afwijkend gedrag vertoont, dat hij aan geheugenverlies lijdt en tijdens dit proces geestelijk achteruit is gegaan, mag waar zijn. Maar er is niets dat aantoont dat hij zich niet bewust is van de zwaarte van de tegen hem geuite beschuldigingen of niet in staat is zich te verdedigen. Hij werd tijdens het proces kundig ter zijde gestaan door zijn raadsman, hem tot dat doel door het Tribunaal toegewezen. Er bestaat geen aanwijzing voor dat Hess niet volledig toerekeningsvatbaar was toen de misdaden waarvan hij wordt beschuldigd werden gepleegd.
Conclusie
Het Tribunaal acht Beklaagde Hess schuldig aan de Punten Een en Twee en niet schuldig aan de Punten Drie en Vier.
Uitleg van de vier aanklachten:
- Samenzwering tot het voeren van een agressieve oorlog ofwel misdaden tegen de vrede
- het voeren van een agressieve oorlog
- oorlogsmisdaden
- misdaden tegen de menselijkheid