Titel: | Sonderkommando Auschwitz |
Auteur: | Shlomo Venezia |
Uitgever: | Ambo Manteau |
Uitgebracht: | 2008 |
Pagina's: | 192 |
ISBN: | 9789026321016 |
Extra: | Op Stiwot.nl kunt u een kort verslag lezen van de lezing die Shlomo Venezia onlangs gaf in het Verzetsmuseum te Amsterdam. |
Omschrijving: |
Auschwitz-overlevende en schrijver Primo Levi noemde het de grijze zone: het schimmige gebied waarin de duidelijke grens tussen de slachtoffers en daders van de Holocaust vervaagt en waarin gedrag afwijkt van het gesimplificeerde dader- of slachtofferpatroon. Daarmee bedoelde hij bijvoorbeeld de kampbewaker die uit meedogen een gevangene een extra stuk brood gaf of de gevangene die als Kapo met harde hand zijn medegevangenen onder de duim hield, waardoor hij als slachtoffer een medeplichtige werd. In het uitgekiende vervolgingssysteem van de nazi’s was dat laatste zeker geen uitzondering: denk bijvoorbeeld aan de Joodse Raden die meewerkten aan de organisatie van de deportaties naar de concentratie- en vernietigingskampen. De grijze zone kenmerkt zich niet alleen door schimmigheid, maar ook door controverse, juist omdat het gedrag dat zich hier voordeed afwijkt van ons zwart-witte beoordelingskader. Het is moeilijk om de slachtoffers die meewerkten aan het vernietigingsprogramma te veroordelen, want lang niet allemaal deden ze dat uit vrije wil. Het was vaak hun enige kans op overleving. Werkten zij niet mee, dan deed een ander dat wel. Voor dit dilemma stond de Grieks-Italiaanse Jood Shlomo Venezia (1923-2012). Hij maakte deel uit van het Sonderkommando in Auschwitz dat bestond uit Joodse gevangenen en belast was met gruwelijke werkzaamheden in de gaskamers en crematoria. Primo Levi noemde het idee en de organisatie van het Sonderkommando de “meest demonische misdaad” van het nationaalsocialisme. De mannen moesten de slachtoffers helpen met uitkleden en begeleiden naar de gaskamer. Na de vergassing was het hun taak om de lichamen af te voeren, de ruimte gereed te maken voor de volgende vergassing en de lijken te verbranden in het crematorium. De gevangenen aangewezen voor deze taak waren ervan doordrongen dat als ze niet meewerkten ze zelf in de gaskamer zouden belanden. Shlomo Venezia sprak lange tijd niet over zijn ervaringen, maar in het boek “Sonderkommando Auschwitz” beschrijft hij uitvoerig het vreselijke werk dat hij heeft moeten verrichten en hoe hij erop terugkijkt dat hij – weliswaar onder dwang en uit levensbehoud – een radertje was in de vernietigingsmachine van nazi-Duitsland. Het kan niet anders dan dat dit een huiveringwekkend verhaal is. Waargebeurde horror. Shlomo Venezia beschrijft bijvoorbeeld hoe de mensen die niet konden lopen – zieken, invaliden en bejaarden – na aankomst in het kamp in een vrachtwagen naar de gaskamers werden getransporteerd. Vervolgens werden ze gelost “alsof het om zand ging. De stakkers duikelden over elkaar heen. Het waren mensen die zelfs onder normale omstandigheden nauwelijks konden staan… De pijn van die val en de vernedering moeten vreselijk zijn geweest.” Zijn beschrijving van het daadwerkelijke proces in de gaskamer en crematoria is nog gruwelijker, maar ook niet-lugubere herinneringen confronteren ons met de aard van zijn werk. Zo vertelt hij over een oude vrouw die hij moest helpen uitkleden voordat ze vermoord werd. Ze was “erg gehecht aan haar spulletjes” en nu “moest ze zich ook nog uitkleden tegenover een man die ze niet kende. Het arme mens was compleet van de kaart. Steeds wanneer ik probeerde een kous bij haar uit te doen, trok ze die weer op; als ik één kous naar beneden had gestroopt, trok ze de andere weer op. Maar dat begon gevaarlijk te worden, want als de Duitsers te lang moesten wachten, kon me dat mijn leven kosten. Ik wist niet meer wat ik moest doen en begon nerveus te worden. […] ik heb haar hardhandig aangepakt om alsnog haar kousen uit te doen. Ik zou ze zelfs van haar benen hebben gescheurd als ze ze niet had losgelaten.” Tussen alle ellende is er soms ook plaats voor een heel klein lichtpuntje, een moment van menselijkheid. Shlomo Venezia vertelt hoe hij zich op een gegeven moment afzonderde om op zijn mondharmonica te spelen toen hij werd betrapt door een SS’er. Hij vreesde het ergste, maar de man - volgens hem een Nederlander die het zoveel mogelijk vermeed om mensen te vermoorden - had geen kwaad in zin. De bewaker wilde dat Shlomo een stukje voor hem speelde en daarna wilde hij het zelf proberen. “Opvallend was dat hij de harmonica meteen aan zijn mond zette zonder hem eerst schoon te vegen zoals iedereen automatisch zou doen.” Ondanks dat Shlomo zich heeft moeten afsluiten voor alle ellende die hij zag, verloor hij ook zelf zijn menselijkheid niet volledig. Dat blijkt onder andere uit een situatie, die, hoe onbetekenend het nu ook overkomt, op dat moment veel verschil maakte. Het gaat om een moeder met twee meisjes die zich weigerden uit te kleden en als versteend stonden te kijken naar de anderen die dat wel deden. Shlomo greep in om te voorkomen dat ze geslagen zouden worden door een SS’er. Omdat hij begreep dat ze zich schaamden, ging hij voor ze staan “om ze een beetje privacy te geven.” Ze begonnen zich uit te kleden. “Als een Duitser hen had gezien”, zo beweert Shlomo, “hadden ze beslist klappen opgelopen. Dat heb ik hun tenminste bespaard.” Wat Primo Levi bedoelde met de grijze zone wordt maar al te duidelijk, maar wie moet dit boek met al zijn gruwelijke details gaan lezen? Het is in elk geval af te raden om dit boek te lezen wanneer je nooit eerder iets gelezen hebt over de Holocaust, want het schrikt eerder af dan dat het aanzet tot verder verdieping. Dat geldt in het bijzonder voor kinderen tot 16 jaar. Er zijn genoeg boeken die ons confronteren met de vreselijkheid van de Jodenvervolging, zonder dat we tot in details moeten lezen over het daadwerkelijke vernietigingsproces. Diegene die echter al meer heeft gelezen over de Holocaust en die deze tragedie in volledigheid wil proberen te kennen, kan niet om dit boek heen. Het is namelijk historisch een zeer waardevol boek, omdat maar weinig Holocaustoverlevenden iets konden vertellen over datgene wat plaatsvond in de gaskamers. Er zijn andere getuigenissen van overlevenden van het Sonderkommando, maar die zijn bij het grote publiek onbekend gebleven. Een uitzondering daarop is het verslag van Zalmen Gradowski, maar in tegenstelling tot Shlomo Venezia overleefde hij de oorlog niet. Zijn manuscript had hij achter één van de crematoria in Auschwitz begraven waar het na de oorlog werd teruggevonden. Shlomo sloot zich bij de ontruiming van Auschwitz ongemerkt aan bij andere gevangenen en kon zo na de oorlog in eigen persoon vertellen over zijn ervaringen. Dat doet hij tegenwoordig nog steeds. Zijn verhaal vol details, hoe gruwelijk die vaak ook zijn, vormt, in combinatie met alle feiten die we kennen, een indringend verslag van de vernietigingsindustrie van Auschwitz. Het boek wordt aangevuld met een artikel over de Holocaust, Auschwitz en het Sonderkommando en een korte geschiedenis van Italië en Griekenland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Opvallend is hoe de feiten uit deze artikelen aansluiten bij het verslag van Shlomo waaruit geconcludeerd kan worden dat hij een zorgvuldige en betrouwbare ooggetuige is. Verder bevat het boek een notenlijst, een bibliografie en illustraties van David Olère, een andere overlevende van het Sonderkommando die er niet voor koos om zijn ervaringen te beschrijven, maar om ze te tekenen en schilderen. Dit alles maakt het boek een compleet geheel dat even aangrijpend als informatief is. |
Beoordeling: | Zeer goed |