TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Voorwoord

    Ernst Pawlas (1920-2004) vocht tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Duitse Jäger-Regiment 49 aan het Oostfront. Na de oorlog schreef hij hierover het onderstaande verslag dat we met toestemming van zijn zoon hier mogen publiceren. De tekst is door Arnold Palthe vanuit het Duits vertaald in het Nederlands, maar inhoudelijk ongewijzigd gelaten. Het is het onverbloemde verhaal van het Oostfront vanuit het perspectief van een Duitse militair.

    Voor de vreselijke gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog behoorde Breslau, mijn geboortestad en woonplaats, tot de grootste en mooiste steden van Duitsland. Hier werd ik op 30 september 1920 geboren. Mijn ouders woonden eerst in de grote Trainergasse vlakbij de Schießwerder, later verhuisden wij naar een woning in het bijgebouw van de brouwerij 'Das Weiße Haus', direct aan de Neumarkt. Wij waren met zeven kinderen, twee broers en drie zussen. Mijn vader was slotenmaker en lasser en ik leerde dit handwerk ook. In mijn vrije tijd ging ik naar de boks vereniging wat een voordeel zou blijken te zijn.


    Ernst Pawlas, Breslau 30-09-1920 - Rüsselheim, 19-10-2004.

    Ik hoorde niet bij het 'Jungvolk' – opstap naar de Hitlerjugend – en ook niet bij de HJ. Mijn vader was overtuigd Sociaaldemocraat en wilde met dat hele Hitler gedoe niets te maken hebben. Hij veranderde ook niet van houding na de machtsovername en in de daarop volgende oorlogsjaren. Ik kan me een voorval waardoor hij daarom bijna in moeilijkheden kwam nog goed herinneren. Het moet in 1943 geweest zijn. Mijn vader zat met vrienden in een café in de buurt van de Neumarkt voor een spelletje kaart toen er plotseling via de radio in het lokaal een belangrijke toespraak van de Führer werd uitgezonden. Mijn vader en de andere kaartspelers lieten zich daardoor echter niet storen en gingen verder met hun spel zonder zich ook maar iets van de toespraak van de Führer aan te trekken. Hij had de pech dat een andere gast hem wegens zijn gedrag aangaf. Hij werd door de politie gevangengenomen. Ik was net met verlof van het front en pas na mijn heftige protesten en verwijten dat ik daar mijn leven niet voor zou willen geven en niet kon begrijpen dat mijn vader vanwege een kleinigheid in de gevangenis zat, werd hij uiteindelijk op vrije voeten gesteld.

    Ik kwam bij het leger net als al mijn kameraden omdat we eerst voor de 'Reichsarbeitsdienst' (RAD) werden opgeroepen. Later gingen we naar het front. Wanneer ik me tijdens het opschrijven van mijn oorlogservaringen al het leed en de afschuwelijke dingen die die tijd met zich meebracht weer voor de geest haal, dan blijft Breslau, mijn thuis, voor mij onvergetelijk.

    Ik heb geprobeerd mijn belevenissen te beschrijven zoals ik ze als frontsoldaat heb ervaren. Ze vormen een bijdrage aan de geschiedenis van deze oorlog vanuit het oogpunt van iemand die zich ervan bewust is dat hij geluk heeft gehad het te hebben overleefd en het leed voelt bij de herinnering aan al die anderen die in de oorlog zijn gesneuveld of vermist.

    Definitielijst

    Führer
    Duits woord voor leider. Hitler was gedurende zijn machtsperiode de führer van nazi-Duitsland.

    Aan het Oostfront Deel 1

    Voordat ik op 1 oktober 1940 werd opgeroepen voor het 49. Infanterie-Regiment, kwam ik een half jaar, van 1 april tot 30 september bij de RAD in Märisch-Altstadt in het Sudetenland. Het was een nieuw kamp en we moesten het eerst opbouwen, tegelijkerijd oefenden wij met infanteriewapens.

    De oorlog tegen Frankrijk zou gauw beginnen. We hadden onze opleiding nog niet voltooid toen we al werden ovegeplaatst naar Volkingen in het Saarland. Ons onderkomen was een kerk aan de hoofdstraat en een paar kilometer verder lag de frontlinie al. We kregen opdracht om, wanneer de oorlog tegen Frankrijk begon, achter de oprukkende infanterie de bomtrechters in straten en op kruisingen, veroorzaakt door onze Luftwaffe en artillerie, zo snel mogelijk en provisorisch te dichten zodat onze zware wapens, artillerie en tanks konden oprukken. Wij van de RAD kwamen niet ver. Meestal waren we in Thul, Nancy en Metz. We hadden veel werk. We moesten bunkers leeg maken en levensmiddelen in vrachtwagens laden.

    Ik werd ingezet om elke dag het gevangenenkamp in te gaan en 10 negers op te halen voor werk. Ook moest ik een leegstaande kazerne schoonmaken waar munitiekisten, geweren en dozen in lagen. Die werden door mijn groep opgestapeld en de kazerne was na een paar dagen weer in orde. De veldtocht in Frankrijk was al een paar dagen voorbij maar elke keer wanneer een vliegtuig overvloog, gingen de negers in volle dekking. Ik moest de negers op een bepaalde tijd in het kamp brengen. Op een dag, toen we bijna in het kamp waren, kwam er een opgejaagde hond op ons af rennen. Hij werd door de negers ingesloten en naar het kamp gedreven. De gevangenen pakten de hond bij zijn poten en trokken hem levend uit elkaar.

    Op 30 september, mijn verjaardag, werd ik uit de RAD ontslagen en moest mij de volgende dag, 1 oktober in Breslau-Rosenthal melden bij het 49. Infanterie-Regiment. Ik ben van de jaargang 1920 en in Breslau geboren. Omdat er zoveel rekruten waren moest de helft, waaronder ik, naar Brieg in Schlesië naar de rekruten opleiding (Inf.Reg.49).

    Tijdens het poets- en dweiluur moesten we ook op zaterdag de vloer en het gebouw schoonmaken. Onze groep werd op de eerste verdieping ingezet om de lange gang schoon te maken. De anderen hebben de lange gang geschrobd, ik moest een emmer water uit het toilet halen en de andere emmer met het vuile water in het urinoir leeg gieten. We waren nog niet eens voor de helft met de gang klaar toen de drie mannen die het toilet moesten reinigen al wachtten op het bevel van de OvD. De '3 van de plee' hadden me al gewaarschuwd dat ik de emmer aan het andere einde van het toilet moest leeg gooien maar de weg daarheen was me te lang.

    Ik wilde het vuile water daar weggooien waar de drie kameraden op de OvD wachtten. Een van hen wilde me niet doorlaten en duwde me meermalen tegen de borst. Ik liet de emmer vallen en gaf hem een stomp in zijn maag en een op zijn oog. Hij viel in de hoek van het toilet. Als verduidelijking moet ik zeggen dat ik bokskampioen van Breslau, van de Gau en het gebied was. Dit voorval ging natuurlijk rond in de compagnie. Daarna waarschuwden de kameraden mij, jij krijgt je portie ook wel. Ik hoorde dat een van de twee die ik geslagen had en zijn broer die in de naastliggende compagnie diende, bekende worstelaars waren. Ik ging die twee dus zo goed mogelijk uit de weg.

    Toen ik op een zondag een café verliet kwam ik langs een grote poort. Plotseling sprongen twee mannen op me af en sloegen me in elkaar. Het was een donkere, kleine en smalle steeg. Ze sloegen me van de ene muur naar de andere. Ik verdedigde me zo goed ik kon. Opeens kwamen er burgers om de hoek die ons zagen vechten. De aanvallers wilden niet worden herkend en renden weg. Ik ging naar huis en bekeek mezelf in de spiegel. Omdat ik tijdens het gevecht mijn gezicht goed had gedekt kon ik geen wonden vinden. Mijn lichaam zat echer vol blauwe plekken en bloeduitstortingen. Ik ging naar mijn onderofficier en instructeur en liet hem naar mijn lichaam kijken; daarom deelde hij me de volgende morgen bij de interne dienst in. De ene aanvaller uit ons peloton had nog een blauw oog en zijn broer in de andere compagnie zag dat mij verder niets was gebeurd.

    Na een paar maanden gingen wij rekruten naar Frankrijk naar het 49. Inf.Reg. We dachten dat we allemaal gedetacheerd en allemaal soldaat zouden worden. We werden nog een keer in twee pelotons met rekruten geplaatst en hebben onze rekrutentijd ook zo beëindigd. Mijn sergeant was in Silezië een bekende schrijver en journalist. Hij heette Christof Gustav Kergel. Zijn vader was ook schrijver en schreef voor de soldatenkrant die elke maand werd uitgedeeld. Mijn Hauptfeldwebel heette Sachse en kwam uit Saksen, net als mijn pelotonsleider Naucke; allebei waren ze nog strenger dan de oude Pruissen.

    Wij rekruten werden over de pelotons en groepen verdeeld. Ik wil nog vermelden dat ik vanaf 1940 tot drie weken voor het einde van de oorlog bij de 11. Kompanie, later bij het 'Leichte Jäger –Bataillon IR 49' in Breslau heb gediend. In Frankrijk maakte onze compagnie elke 14 dagen als oefening een mars van 20 kilometer met gevechten in de bossen. Voordat we naar Rusland vertrokken werd ons regiment op het exercitieterrein samengetrokken voor een grote oefening. We werden er in vrachtwagens heen gebracht; ons bataljon moest de 72 kilometer naar het kamp in een dag afleggen. Zo'n afstand heb ik in Rusland op een dag nog nooit afgelegd.

    's Ochtends vroeg om 6 uur zijn we vertrokken en voor onze compagnie uit ging de SMG Kompanie (zware mitrailleurs) die allereerst de luchtwacht overnam. Na 20 km moesten wij, de 11. Kompanie, die wacht overnemen. Natuurlijk met volledige bepakking. Ik moest mijn mitrailleur dragen en de schutters naast hun uitrusting nog een kist met munitie. Na nog eens 20 km nam een andere compagnie de wacht over. We hielden twee keer een rustpauze. Onze Hauptmann Greve reed steeds op zijn paard naast de compagnie en hij paste op dat geen van ons zich aan de keuken- of munitiewagen vasthield, die door onze paarden werd getrokken. Wie dat wel deed kreeg drie dagen cel. Om 10 uur 's avonds zijn we in ons dorp aangekomen. Toen het bevel tot inrukken werd gegeven konden we nauwelijks nog lopen.

    Onze groep woonde in een zomerhuis met twee betonnen trappen. Vier mannen zijn op de trappen gaan zitten en toen op handen en knieën het gebouw ingekropen. Een paar maanden later bereikte ons regiment de Pools-Russische grens op ongeveer 30 km van Grothno. We moesten iedere dag oefenen, in het bijzonder met bosgevechten. Een paar dagen lang moesten we ook onze artilleristen helpen hun zware geschut in stelling te brengen. De oefeningen werden in het bos gehouden.

    We moesten vaak naakt met volle bepakking een rivier oversteken. Die was ongeveer 15 meter breed en 2 tot 3 diep. Omdat ik een opleiding bij de genie heb gevolgd en ook zwemmer was, werd ik ingezet als reddingszwemmer. Ik moest met een touw het water in, het ene eind aan een boom binden, met het andere de rivier overzwemmen en het op de oever aan een andere boom vastbinden. Dan klonk het bevel: klaarmaken om over te steken. Iedereen legde zijn helft van de tent op de grond en vouwde die open. We braken vier takken af, ongeveer 40 cm lang en 6 dik, legden die op het tentzeil en daarop laarzen, munitie en ons uniform. De tenthelft werd kruislings gevouwen en dichtgeknoopt. Het wapen werd onder de knopen van het zeil gestoken. Dan klonk het bevel: klaarmaken om over te steken. De zwemmers pakten hun bundel, schoven die in het water en duwden die zwemmend naar de andere kant. Degenen die niet konden zwemmen moesten zich met hun bundel aan het touw vasthouden en zich naar de overkant trekken. Het eerste peloton werd een drama. De kameraden hebben behoorlijk wat water binnengekregen. Ik was banger dan de niet-zwemmers. Ik moest ze dus redden wanneer ze afgedreven waren maar ik was geen goede zwemmer. Het ging van dag tot dag beter. 's Avonds op een dag voor 22 juni moest de compagnie aantreden. Hauptmann Greve zei dat het morgenvroeg zou gaan beginnen.

    Het precieze tijdstip zou voor de aanval bekend gemaakt worden. Hij liet de eerste rij van 5. Kompanie twee stappen naar voren doen en de tweede rij drie. Gewenste sterkte van de compagnie was destijds 220 man. Met een handdruk nam hij van iedere soldaat afscheid. Onze compagnie moest voor de volgende dagen 2 ploegen stoottroepen van elk 18 man vormen. Ik werd als mitrailleurschutter bij de eerste ingedeeld. Wij moesten twee kleine houten bruggen innemen en behouden zodat onze lichte flak en de zware wapens er overheen konden.

    De tweede stoottroep moest een boswachterij bestormen die mijn pelotonsleider Günzel moest innemen. Toen we losgingen werd de Rus wreed gewekt want er werd van onze kant een spervuur op hun stelling gelegd. De Luftwaffe bombardeerde de stad Grothno en de kazerne van de Russen werd door onze zware artillerie beschoten. Onze stoottroep ging ook naar voren. We moesten links van een bospad door een sloot oprukken. Toen we de twee houten bruggen waren gepasseerd hield de sloot op en moesten we in een weiland in stelling gaan. We kregen direct tegenvuur. De Russen lagen ongeveer 80 meter voor ons in loopgraven die goed waren aangelegd. Ik lag helemaal alleen in het weiland. De kameraden die voor mij uit het weiland in waren gekropen lagen daar allemaal dood. Voor mij stond een Russische zware mitrailleur met een pantserplaat ervoor. Ik vuurde met mijn machinepistool en merkte dat de kogels van de pantserplaat afketsten. Er werd ook met lichtspoor geschoten. De Russen namen me op de korrel.

    Ik merkte dat ik meerdere malen was getroffen. Mijn gasmasker, tentzeil, kookgerei en mijn veldfles waren doorzeefd met kogels. Achter mij lag een kleine inzinking. Ik kroop terug, voelde een klap op mijn rechterschouderblad, draaide me om en lag in de kuil. Zo konden de Russen me dus niet meer raken. Ik merkte dat er een kameraad van de stoottroep naast me lag. Hij was bewusteloos. Het schot was bij zijn rechteroor door zijn helm in zijn hoofd doorgedrongen en aan de linkerkant via zijn helm er weer uit. Door het schot zat zijn helm vast op zijn hoofd. Hij kwam vaak even bij; we konden met elkaar praten. In de verte hoorde ik geroep: de compagnie trekt zich terug en valt later van rechts aan. Bij ons werd het doodstil. Zo bleef ik helemaal alleen met mijn kameraad. We lagen er nog ongeveer een half uur. In die tijd verloor hij acht keer het bewustzijn. Toen hij weer bijkwam zei ik, als je weer bijkomt neem ik je op mijn schouder en we lopen terug over die kleine heuvel, daar is ook een bosweg. We gingen op weg en hadden veel geluk want we kwamen boven aan zonder dat er een schot viel. Al gauw kwam de ambulance van het front terug met gewonden. Mijn kameraad werd meegenomen richting hoofdverbandplaats (HVP).

    Na 150 meter trof ik mijn pelotonsleider aan – die de andere stoottroep aanvoerde – zittend aan de bosrand, gewond en alleen. Ik sprak hem aan. Hij zei dat hij door een sluipschutter was getroffen. Hij had vijf kogels in zijn rechterbeen, zijn kleine teen was er in zijn laars afgeschoten. Bovendien had hij een schotwond aan zijn hoofd. De kogel was door de bovenkant van zijn helm gegaan, door zijn nek en was in zijn linkerschouder blijven zitten. Hij zei dat hij op de volgende ambulance wilde wachten. Ik zag dat zijn gezicht en handen blauw aanliepen. Ik ging verder en dacht bij mezelf, dat overleeft hij niet. De Stabsfeldwebel hoefde eigenlijk helemaal niet aan het front te zijn maar hij had zich vrijwillig gemeld want hij wilde ook onderscheidingen verdienen. Hij was een goede pelotonsleider.

    Ik bereikte de HVP en werd ook meteen behandeld. Ik ging met het eerste gewondentransport per trein naar Kühlingsborn naar het lazaret in de buurt van Rostock. Dit lag direct aan de Oostzee. Mijn schouder was door een dumdum kogel getroffen. Het inschot was normaal, het uitschot had echter mijn schouder open gescheurd. Het was een wond van 4 cm breed en 14 lang.

    Na 5 weken kreeg ik 14 dagen verlof. Daarna moest ik me in Rosenthal bij mijn eenheid 49 melden bij de herstellingscompagnie. Onze fronttroepen werden uit Rusland teruggetrokken en kwamen naar Frankrijk, naar Besançon in de Alpen op het drie-landen punt met Zwitserland en Italië. Daar werden we door de infanterie en lichte Gebirgsjäger geoefend. We waren niet meer het infanteriebataljon waarin ik eerst diende, de 11. Kompanie dus maar de 13. Jäger 49. We werden in de Franse Alpen getraind en leerden ook skiën. Er werd een luitenant aan ons toegevoegd die van de Hochgebirgsjäger in Oostenrijk kwam en ons trainde. Na de opleiding gingen we weer naar Rusland.

    Met de goederentrein ging het naar het zuiden van Rusland. Eerst richting Stalingrad. Hitler had gezegd dat de divisies het bij Stalingrad zelf moesten oplossen en dus marcheerden we in de richting van de Krim. Alleen zondag was een rustdag. De regimenten die al op de Krim bij Kertsch lagen werden weer teuggedrongen. Toen we daar aankwamen moesten we het 46. Regiment en een deel van de Roemeense compagnieën aflossen die nog in stelling lagen. Een officier en ik als koerier moesten de stelling bekijken en later de compagnieën de weg wijzen. We zijn door de stelling gelopen en hebben enkele punten opgeschreven. Toen we terugkwamen hoorden we dat we die stelling niet zouden overnemen maar dat we in een andere sector zouden worden ingezet. Ons bataljon heeft diverse aanvallen gedaan en terrein heroverd. Wij werden afgelost en kwamen in een permanent kamp waar we per groep in houten barakken werden ondergebracht.

    De barakken lagen in de grond en staken er niet bovenuit. Om de bunker heen liep een loopgraaf. Je kon dus in elke richting schieten. Onze groep lag op de uiterst linkse flank, de andere lagen ongeveer 70 meter uit elkaar. Omdat het een heuvelachtig terrein was, kon je de barakken van de anderen niet zien. In elk onderkomen bevond zich een groep, 9 man dus en een onderofficier. Er waren twee koeriers, waarvan ik er een was en twee man met een lichte granaatwerper. Bijna elke dag moest ik of mijn kameraad met de etens- of de munitiedragers het dorp in. We lagen in vlak terrein en de Rus lag op ongeveer 80 meter van ons vandaan op een heuvel.

    De Rus was er al gauw achter gekomen dat we elke dag in het donker naar het dorp moesten. Hoewel hij ons niet kon zien kon hij ons wel horen want het was niet te voorkomen dat sommige kameraden met de etensblikken of de munitiekisten rammelden wanneer ze onder het granaatvuur in dekking gingen. Als de Rus ons opmerkte, verlegde hij altijd zijn vuur naar voren. De etensdragers moesten in elke hand drie blikken dragen. Als er geschoten werd zijn we gaan liggen en heel vaak kwamen we met maar voor een kwart gevulde blikken in het onderkomen aan. Natuurlijk klaagden de kameraden wanneer ze bijna leeg waren. Als wij koeriers met de mensen het dorp ingingen sloten de andere groepen van het peloton zich er vanzelf bij aan want we moesten langs hun onderkomens, de houten bunkers. Bij terugkeer hoorde Iwan ons en trakteerde ons met zijn granaatwerpers op vuurwerk. Toen we in het onderkomen aankwamen, merkten we dat er twee etensdragers ontbraken. We misten ook een kameraad uit onze groep. Ze waren tijdens het vuren verdwaald en kwamen bij Iwan terecht.

    De volgende morgen meldde de Russische Kommissar zich in het Duits met een spreektrompet om te zeggen dat onze Gefreiter verdwaald was en dat we hem moesten ophalen. De man was echter nog helemaal niet in het onderkomen van de Russen want we hoorden hen roepen: Herr Leutnant, er zijn noedels met gedroogd fruit en ook vier sigaretten. De Rus riep: komt u hierheern, ik ben de Kommissar. De andere kameraad uit onze bunker, die een nieuw Sturmgewehr met 10 schoten bij zich had zou proberen of dat ook geschikt was voor infanterie. Dat was pas een Sturmgewehr! Nieuwe uitvinding! Voor ons, op ongeveer 30 meter voor de Russische linie lag een kapotgeschoten tank. Daar vandaan hoorden we gekreun. Over dag was het zeer heet en 's nachts hield het gekreun aan. Wij vermoedden meteen dat dat onze kameraad was die verdwaald was. De Russen hoorden het gekreun ook maar haalden hem niet weg omdat ze dachten dat het een valstrik was. De Gruppenführer zei dat wanneer hij nog een of twee dagen daar moet blijven liggen, krijgt hij tetanus en sterft. Ik als koerier en een man uit de groep besloten hem de volgende nacht op te halen.

    We wachtten tot het zeer donker was. Toen zijn we allebei met een tentzeil uit de loopgraaf gekropen en naar de tank gegaan. We hadden geluk want onze kameraad leefde nog. De Russen konden ons niet zien want de tank benam hen het uitzicht. Ik spreidde het tentzeil uit en we legden hem erop. Kruipend gingen we in de richting van ons onderkomen. We waren ook bang voor Russische lichtkogels. Als ze ons hadden ontdekt zou het afgelopen zijn geweest. De nacht leek mij oneindig lang. Ik zal die nooit vergeten. Het was uiterst zwaar werk. Mijn kameraad was een boer en hij had reuzenkracht die hij nu goed kon gebruiken. Na veel moeite en zweet zijn we uiteindelijk, kruipend op handen en voeten bij de bunker aangekomen. We zijn zeker drie a vier uur buiten geweest en hebben met veel geluk ons doel kort voor zonsopgang bereikt. Onze kameraad kreeg direct een injectie en werd naar achteren afgevoerd.

    Er kwam bevel van de commandant dat er direct na het invallen van de duisternis een greppel gegraven moest worden met ongeveer de breedte van een schop en slechts 20 cm diep tot aan het naastliggende onderkomen. Dan zou er verder gegraven moeten worden en wel tot de volgende bunker. Door deze maatregel moest worden voorkomen dat er in de toekomst nog iemand zou verdwalen.
    Omdat er bij ons geen Russische overlopers waren wilde onze commandant weten welke Russische eenheid voor ons lag. Onze Kompanieführer kreeg opdracht een groep van 2 tot 3 verkenners samen te stellen die een Rus gevangen moest gaan nemen. Er werd gezegd dat als de groep daarin slaagt, iedereen verlof krijgt. Omdat ik al lange tijd geen vrij meer had gehad heb ik me samen met een kameraad aangemeld. Het was dezelfde man die met mij de gewonde met het tentzeil had opgehaald.

    Rechts van ons lag Iwan op een heuvel en links van ons was het terrein helemaal vlak. Ik wist dat Iwan 's nachts ongeveer 60 meter voor ons een vooruitgeschoven luisterpost had opgezet. De bataljonscommandant gaf bevel dat er de volgende nacht, het juiste tijdstip zou later bekend gemaakt worden, in de sector van het bataljon niet geschoten mocht worden omdat er verkenners, wij dus onderweg waren. Omdat ik meer ervaring had dan mijn collega zou ik de nodige beslissingen moeten nemen.

    We zijn op ongeveer 30 meter links langs de luisterpost gekropen en zijn er omheen getrokken. We moesten ons echter eerst oriënteren om te weten waar het dekkingsgat lag. Toen we het gevonden hadden, slopen we naar het gat toe. We merkten dat er zich niets bewoog in het gat. Hun wapens lagen op de rand. Ik waarschuwde de kameraden met een handgebaar dat de Russen sliepen. We hadden geluk want toen we aan de rand van het gat stonden, maften ze nog steeds. Met mijn machinepistool in de aanslag en de vinger op de lippen wekte ik de Russen door ze met mijn wapen tegen de schouder te porren. We lieten de Russische wapens liggen want we wilden rustig en zonder lawaai bij ons onderkomen aankomen. Omdat we al een paar woorden Russisch verstonden ontdekten we dat er twee dagen later een massale aanval zou beginnen.

    De gevangenen werden afgehaald en naar de commandant gebracht. Ik hoorde dat wij een goede vangst hadden gedaan want de Russen verstrekten belangrijke informatie maar daarover straks. 's Ochtends vroeg de volgende dag, ongeveer 50 meter voor ons, kwam er uit een diepe inzinking plotseling een kleine witte vlag tevoorschijn die aan een stok hing. Tegelijk klom er ook een Russische soldaat uit het gat en liep naar ons toe. Steeds meer soldaten, het waren er ongeveer 20, bleven echter in de inzinking staan. Je kon ze allemaal zien. Ik ging een paar meter naar de eerste Rus toe want ik dacht dat ze zich wilden overgeven. Ik gebaarde met mijn armen dat ze allemaal hierheen moesten komen. De Rus zwaaide ook met zijn armen en gaf aan dat wij allemaal naar hem toe moesten komen. We stonden ongeveer 10 meter van elkaar af. We zijn het onderling niet eens geworden want noch wij, noch de Russen wilde vrijwillig in krijgsgevangenschap gaan. Hij liep met zijn witte vlag terug en sprong in de loopgraaf. De schutter van de granaatwerper zei tegen me: Ernst, die gaan we maar eens een beetje opwarmen. De inzinking lag, zoals gezegd ongeveer 50 meter van ons af en de granaatwerper heeft een bereik vanaf 50 meter. Na twee schoten in de inzinking begon het gekreun. Ik zei, schei uit, die hebben hun portie wel gehad. In de nacht trokken de Russen zich met hun gewonden terug.

    De volgende dag begon de aanval zoals de Russen hadden gezegd. Allereerst werden we door de vijandelijke artillerie beschoten. 300 meter links van ons, het was allemaal vlak terrein reden Russische tanks in rijen van drie, in marsorde dus op ons af. Ze kwamen allemaal uit een inzinking. Ik telde negen rijen. Ik dacht, nu is het uit. Ze hoeven slechts 10 tanks door onze stelling te laten rijden, dan keren en de anderen blijven gewoon staan. We zitten in de val en ze kunnen ons er stuk voor stuk uithalen. Ik had me vergist want het verliep allemaal anders. Plotseling zette onze artillerie rookgranaten in. Binnen een paar minuten had je nog geen vijf meter zicht. Voor en achter ons hing rook. Zoiets had ik ook nog nooit meegemaakt. Veel tanks konden terug maar veel zijn verkeerd gereden. Sommige kwamen zelfs achterin terecht. Wij in de loopgraven hebben slechts op schaduwen geschoten die daar rondzwierven. Bij de groep naast ons is een tank met zijn ketting in een sloot gereden en kwam daar vast te zitten. De loop wees rechtstreeks naar onze mitrailleur.

    Een kameraad die twee dagen eerder van huis teruggekomen was, werd onder een van de kettingen begraven. Hij was dood. De Russen in de tank hielden zich zeer rustig. Maar binnenin is het erg krap.


    Stuurstand in de T-34 tank. Bron: Collectie Arnold Palthe

    Omdat er veel mannen uit Opper-Silezië in ons regiment waren, konden ze zich met de Russen onderhouden. De kameraden riepen de Russen in de tank vaak op om eruit te komen, er zou hen niets gebeuren. Het werd snel donker. Uiteindelijk werd de mannen in de tank gezegd dat wanneer ze er niet binnen een minuut uit kwamen de tank zou worden opgeblazen. Drie mannen kwamen eruit en liepen naar achteren. De rook was nu helemaal verdwenen. Ongeveer 10 meter voor ons zagen we vier dode Russen op de grond liggen.

    's Nachts slopen mijn kameraad en ik naar de dode Russen om hun knapzak en wapens te halen. In elke zak zat een grote doek waarin brood gewikkeld was, bovendien nog een vis, helemaal plat waarschijnlijk een schol alsmede tabak en krantenpapier waarmee de Russen hun sigaretten rolden. De aansteker was heel eenvoudig, de lont ongeveer 30 tot 40 cm lang maar bij iedere streek brandde hij direct. Ons peloton had een dag lang geen eten gekregen want we wisten natuurlijk niet op welk tijdstip de Russen zouden aanvallen. Nu hadden we de vier knapzakken met voedsel van de Russen en konden onze honger stillen.

    Gedurende de volgende dagen werd het wat rustiger. Al gauw ging het gerucht dat we de volgende dagen voor grotere opgaven bestemd waren en gauw zouden worden afgelost. Er werd gezegd dat de opmars bij Kertsch aan de Parpatschstelling verder zou gaan. Achter deze stelling lagen de grote bunkers zoals de Stalin- en de Molotowbunker. Mijn Kompanieführer vroeg hoe het met het verlof van mijn kameraden en mij was gesteld. We hadden geen verlof gekregen. Mijn kameraad ontving het EK II dat ik als Gefreiter al had gekregen. Van de bataljonscommandant kreeg ik 10 dagen verlof in Jalta. Het hotel waarin ik logeerde staat er nu nog. In reisgidsen werd het voor Duitse vakantiegangers aanbevolen. Tijdens die 10 verlofdagen heb ik van de oorlog niets gezien of gehoord; je kon je hier echt ontspannen. Soldaten werden in die tijd niet in Jalta ondergebracht. Er lagen alleen een paar divisiestaven.

    Toen het verlof voorbij was kwam ik weer bij mijn compagnie terug die in een klein dorp lag waar we rust zouden moeten houden. Van rust kan eigenlijk geen sprake zijn want overdag moesten we slapen en 's nachts haalden de vrachtwagens ons op en brachten ons tot vlak bij de Parpatschstelling. Daar moesten we loopgraven aanleggen. 's Ochtends vroeg werden we weer met de vrachtwagens opgehaald. De loopgraaf was klaar en twee dagen later kwam onze eenheid in de stelling aan. Van hieruit zou het grote offensief tegen het hele schiereiland De Krim beginnen.
    De volgende dag zou het al beginnen. Vooraf werden ons meegedeeld dat achter ons een nieuw wapen zou worden ingezet en wel een 'Nebelwerfer' eenheid. Later noemden we die 'STUKA te voet'. Aan het begin van de aanval zou de artillerie drie minuten spervuur leggen. Daarna, zo werd gedacht, zouden de Russen hun kop uit de loopgraaf steken en wachten totdat wij, de infanterie aanvielen. Op dat moment zou de Nebelwerfer ook worden ingezet. Bij het in- en uitademen van de rook zouden de bloedvaten knappen en letsel veroorzaken. Duizenden en nog eens duizenden soldaten werden ingezet. Voor de Parpatschstelling lagen mijnen, Spaanse ruiters en draadversperringen.

    De loopgraaf was goed beveiligd. Onze tanks konden niet worden ingezet want hij was twee meter diep en vier breed. De genietroepen droegen bij de aanval houten ladders zodat we er weer uit konden komen. De Luftwaffe kwam ook in actie. Het leek me toe alsof de hemel zwart was van de Duitse en Russische vliegtuigen. Talrijke vliegtuigen werden neergeschoten en stortten neer. Onze artillerie had eerst de mijnenvelden beschoten en zo konden we de stelling bestormen. De Rus legde spervuur uit alle wapens. Vanaf ons startpunt tot aan de Parpatschstelling was het ongeveer 150 meter. Ik sprong in de loopgraaf. Daar, naast me, was al een geniesoldaat met zijn ladder. Toen ik hem aankeek merkte ik dat zijn hele onderkaak tot aan zijn bovenlip weg was. Misschien was het een schot of een granaatsplinter geweest die hem de onderkaak had afgerukt. Ik wilde hem net gaan verbinden toen we in volledige dekking moesten want de Russen konden met hun tanks van links in de loopgraaf schieten. Toen we weer overeind kwamen zat zijn gezicht vol met kiezelsteentjes, die in de vleesresten van zijn bovenlip waren blijven zitten. Ik heb hem snel verbonden.

    Het is bijna niet te geloven, maar in die 10 minuten heeft onze compagnie drie pelotons verloren. We hadden er nog maar een over. Plotseling schreeuwde Hauptmann en commandant Greve: het gaat verder. Ons bataljon was nog maar een klein groepje maar we stormden achter de Russen aan die deels hun stellingen hadden verlaten. Hauptmann Greve rende het eerst naar voren, in zijn linkerhand hield hij de kaart met daarop het kompas, het pistool had hij in zijn rechterhand. We kenden elkaar goed want hij was een jaar lang de chef van mijn compagnie geweest. Ik weet helemaal niet of hij in die tijd al majoor was. Ik rende rechts naast hem. Achter ons rende de kleine groep van het bataljon. We kwamen weer bij een stelsel van loopgraven. De kameraden sloten zich aan en zo konden we de loopgraaf bestormen. Hier was het alleen man tegen man met handwapens en handgranaten. Bij mijn sprong in de loopgraaf kwam ik precies op de borst van een Rus terecht die daar had gezeten. Hij zei in perfect Duits: Kameraad, niet schieten'. Rechts van mij zuiverden de anderen de loopgraaf. Ik had al ervaring en bleef heel rustig. Ik ging voor de man zitten die me vertelde dat hij in Dresden zeven jaar werktuigbouw had gestudeerd. Hij werkte in Moskou in een fabriek en had onenigheid gehad met de Oberkommissar. Daarom moest hij als hospik naar het front.
    Russische hospikken dragen geen wapens, die van ons wel in geval van nood. Hij haalde een pakje sigaretten, merk Salem Gold uit zijn zak en bood me er een aan. Ik zei hem dat ik niet rookte. Hij had nog twee blikken worst van Duitse makelij bij zich. Hij wees met zijn hand naar achteren. Daar, 50 meter verderop stonden twee wagons op rails. Hij zei dat ze die twee wagons twee dagen geleden op de Duitsers hadden buitgemaakt. De gevechten in de loopgraven waren voorbij, we hadden zeer veel gevangenen gemaakt. De Rus en ik zijn ook uit de loopgraaf geklommen. Ik zei tegen hem: neem je kameraden mee en ga naar achteren in gevangenschap. Dat deed hij dan ook.

    De aanval ging de volgende dag verder. Het had de hele dag geregend. De grond was zeer zacht en de granaattrechters stonden vol water. De Russen die op de vlucht waren verging het net zo slecht als ons. We joegen hen 50 meter voor ons uit. Plotseling kwam een wolkbreuk op ons neer. Mijn kameraad en ik zetten een tent op boven een granaattrechter. Het water schepten we er met onze etensblikken uit. Toch stonden we nog in het water. We zetten de bussen van ons gasmaker in het water, de helmen omgekeerd erop en gingen zitten. De wapens zaten vol modder. Ik geloof niet of we er nog mee hadden kunnen schieten. Bij zonsopgang werd de aanval voortgezet. De Russen waren steeds voor ons. Onze veldkeuken en de mannen met de munitiewagen bleven in de modder steken. Het was de tweede dag waarop we geen eten kregen.

    Twee dagen later moesten we weer een goed aangelegde stelling van de Russen bestormen. De Luftwaffe zou hem eerst bombarderen en daarna zouden wij, de infanterie, hem moeten innemen. We hadden het precieze tijdstip waarop we moesten aanvallen en de Luftwaffe ook. Helaas kreeg onze seiner geen verbinding met de Luftwaffe. Op ons tijdstip moesten we zonder de Luftwaffe aanvallen. We raakten weer in man tegen man gevechten met de Russen. De strijd was al bijna ten einde toen onze vliegtuigen aankwamen, JU 37 en 88 bommenwerpers die hun bommen afwierpen precies op onze eigen mensen. Bij onze aanval en ook door onze Stuka's leden we dit keer zware verliezen. De aarde was zwart en overal waren brandjes. De groepen hadden nu nog maar een sterkte van drie of vier man; van onze groep waren er nog maar drie over. De aanval moest doorgaan maar wie moest nu onze munitie dragen? Elke groep nam gevangenen die we zojuist hadden gemaakt. Ik nam drie man, drukte ze die munitiekisten in de hand en ze moesten met ons tegen hun eigen mensen strijden. We hebben de gevangenen gewoon niet teruggestuurd. Vooruit gingen de twee mitrailleurschutters, daarachter de drie Russen en daarna ik. Tegen de avond kwam er aflossing voor ons en werden de gevangenen naar achteren gebracht.

    Nu kregen we ook eten en verzorging. Onze bevoorrading had zeer goed gewerkt. De strijd ging door. Ik werd weer geraakt. Ik raakte licht gewond, kreeg een granaatsplinter in mijn linkerknie en moest naar het lazaret.
    Ik ben met een groot zweefvliegtuig, waarmee eigenlijk onze parachutisten werden vervoerd, erheen gevlogen. Ons zweefvliegtuig werd door een HE 111 gesleept. We werden naar Melitopol op het vasteland gebracht. 14 dagen later kwam ik weer bij mijn compagnie. In het 'Wehrmachtbericht' en in het nieuws van thuis werd bekend gemaakt dat dat de laatste Russen die bij Kertsch lagen, hun ondergang tegemoet gingen. Er werd gemeld dart dat er nog twee heuvels en wat vlak land veroverd moesten worden. Er werd ook beweerd dat 2.000 Russen dit land zonder zware wapens verdedigden. Bovendien zouden meerdere compagnieën 'Flintenweiber' de heuvels verdedigen. Ons regiment zou ook worden ingezet. We gingen op mars en hebben nog opgeschept dat we die wijven te grazen zouden nemen.

    We hebben ons er echter behoorlijk op verkeken. Er lagen geen 2.000 maar wel 12 tot 15 duizend Russen in de heuvels in stelling. We betrokken onze stelling op een heuvel. Ik stond als mitrailleurschutter in het eerste gelid. We lagen allemaal plat op de grond om niet gezien te worden. Achter me telde ik nog 15 rijen. De tanks en de van boven open NTW wagens zouden links van de zee op ons afkomen. Achter de tanks moesten we aanvallen. De tanks kwamen. Munitie en mitrailleurs legden we er achterop. We renden de berg af en namen de eerste stellingen van de Russen in. Die 12.000 Russen schoten met alle wapens. Ze hadden lichte Flak, zware mitrailleurs en geweren. Toen we door de tweede inzinking renden kwamen de tanks niet de laatste helling op omdat die te steil was.

    Ik lag met mijn kameraden op de berg en we konden het vlakke land zien. We lagen op ongeveer 30 tot 40 meter van de vijand. Toen de munitie voor onze mitrailleur en handgranaten opgebruikt waren, zagen we dat onze kameraden van de zee wegliepen en onze tanks naar de uitgang van de kloof vluchtten. De Russen deden een tegenaanval. De Russen die wij overrompeld hadden grepen weer naar hun wapens.

    Wij beide liepen de heuvel af in de richting van de uitgang van de inzinking. Onderweg greep mijn kameraad nog een geweer dat op een dekkingsgat lag, trok het deksel weg en sloeg met de kolf op de Russen. Ik dacht man, die August heeft stalen zenuwen, de Rus lag slechts 30 of 40 meter achter ons. We grepen onze pistolen en schoten op hen. De laatste twee tanks, beladen met kameraden kwamen aanrijden. Vanuit de tank kon men niets meer zien. Ook de chauffeur had geen zicht meer. Ik kreeg een schot in mijn linker bil, kon me echter niet meer, rennend naar de kameraden op de ene tank omhoog trekken.

    De mannen die voor de tankchauffeur op de uitkijk lagen, schreeuwden: meer naar rechts, de anderen schreeuwden: meer naar links. Zo werd er gereden. Dat was geen terugtocht, dat was redden wie zich redden kan. De inzinking was niet zo breed. Omdat de chauffeurs vanwege de kameraden niets konden zien, botsten de twee tanks zijdelings op elkaar. Twee kameraden werden ertussen plat gedrukt en vielen dood neer.

    De Russen verzamelden zich en stormden plotseling op ons af, ook degenen die wij overrompeld hadden, grepen weer naar hun wapens. Er woedden veel man tegen man gevechten. Er waren meerdere tanks en NTWs in actie maar ondanks dat konden ze de twee heuvels en de landtong niet innemen. Onze mensen werden dus door de reusachtige menigte Russen onder de voet gelopen. Ik heb al veel en grote aanvallen meegemaakt maar bij deze moesten we rechtsomkeert maken en rennen voor ons leven naar de uitgang. Er waren honderden of duizenden soldaten die zich niet konden redden. Toen de Russen ons onder de voet liepen schoten ze ons af als tamme duiven. Veel van ons bleven zwaargewond liggen en de anderen die zich niet konden redden werden krijgsgevangen gemaakt of door de Russen doodgeschoten.
    In de krant ' Kameradschaft ehemaliges Jäg. Reg. 49' werd niets over deze operatie gezegd.

    We werden weer tot op ons uitgangspunt teruggejaagd. Op de HVP werd de kogel uit mijn linker bil verwijderd. Mijn kameraad was aan zijn linkerarm gewond en later is zijn onderarm geamputeerd. De lichtgewonden kwamen weer bij de troep terug. Er waren slechts 15 kameraden van mijn compagnie overgebleven en bij de andere compagnieën in het bataljon was het niet anders. Ik had graag willen weten hoeveel er gewond waren blijven liggen en hoeveel er krijgsgevangen zijn gemaakt.

    Onze generaals telefoneerden met Hitler persoonlijk en schilderden hem de hoge verliezen. Ze eisten fosforgranaten in te mogen zetten. Hitler weigerde dat. Waar die inslaan verbrandt alles binnen een straal van 25 meter. Onze eenheid werd in het Jailagebergte bij Sebastopol ingezet. We waren weliswaar geen compagnie meer, hebben alleen maar als stoottroepen gefungeerd. Ik kan alleen maar iets over ons bataljon zeggen, niet over andere, ook niet over Regiment 49. Onze stoottroep werd in de buurt van Sinover I en II ingezet. Hier woedde alleen maar een loopgravenoorlog. In het ruwe gebergte hadden de Russen bunkers in de rotsen gebouwd en loopgraven aangelegd. Hier konden alleen stoottroepen opereren. Zoals al gezegd bestond onze compagnie nog slechts uit 15 man. Onze taken werden steeds zwaarder. Een keer hebben we de loopgraaf van de Russen veroverd, de tegenaanval kwam even later en we moesten de loopgraaf opgeven. De gevechten bij Kapellenberg, Zuckerhut en ook bij Sinover I en II zijn onvergetelijk.

    Bij Kapellenberg werd onze stoottroep weer ingezet. Onze Hauptfeldwebel zei ons dat drie man van de troep een voltreffen hadden gekregen en dood waren. Ze werden provisorisch met grond bedekt zodat de maden er niet direct bij konden want de temperatuur was 40 graden. Omdat ik nog als gewonde bij de troep diende kreeg ik van de Hauptfeldwebel bevel om in die hitte de kameraden te bergen en ze naar achteren te brengen om ze later te begraven. Ik koos zes Russische gevangenen uit en lichtte ze in. We zaagden drie takken van ongeveer drie meter van een boom af en gingen toen naar het front waar onze kameraden lagen.

    We bonden doeken voor onze mond en groeven de drie kameraden uit. Ze lagen nog precies daar waar de granaat was ingeslagen. Bij een ervan was de helft van het lichaam weg. Het stonk verschrikkelijk want het was 45 graden. Duizenden en nog eens duizenden witte maden zaten in de buiken van de doden. Hun buiken bolden op als een bewegende massa. We verwijderen de maden met een schop zo goed als dat ging. De lange takken werden onder hun koppelriemen doorgestoken en zo konden we de doden uit de granaatrechter bergen. Hun benen en bovenlichaam sleepten over de grond want ze hingen alleen maar aan hun koppelriem.

    We moesten nog een paar kilometer naar de troep lopen. Onze stoottroep was nu nog maar 12 man sterk. Ik moest dus weer naar voren. Zoals ik al zei wisselden we vaak met de Russen van loopgraaf. We kwamen maar langzaam vooruit. Vaak vochten de Roemeense troepen van Antonescu met ons mee. Het waren elite soldaten, net als de eenheden van onze Waffen-SS. Maarschalk Antonescu wilde de soldaten die zij aan zij met de Roemeense eenheden vochten, onderscheiden met het Kriegsverdienstkreuz, iets wat onze Oberst Jordan en ook Veldmaarschalk Von Manstein weigerden. Zij wilden dat wij het Roemeense EK II kregen.

    Voor Sebastopol waren de laatste dagen aangebroken. Toen we weer een bunker en loopgraaf hadden veroverd zette de Rus direct een tegenaanval in. Omdat de overmacht te groot was moesten we ons terugtrekken. Anders was geen van ons in leven gebleven want de mitrailleurschutter was zwaar gewond en kon nauwelijks nog lopen. Hij klom uit de loopgraaf, nam zijn mitrailleur op de rechterheup en liep schietend op de aanvallende Russen af. Hij werd door meerdere kogels gedood. En wij konden ons weer op onze uitgangsstelling terugtrekken.

    Bij de naastliggende compagnie was het niet anders. Zo gauw we bij de Rus in de loopgraaf waren zette hij direct een tegenstoot in. Onze kameraden moesten zich terugtrekken maar er ontbrak een man, de Kompanieführer. In de volgende nacht kwam hij weer bij zijn mensen terug. Hij zei dat hij een tunnel waarin zich Russen bevonden, met handgranaten had aangevallen. De Russen zaten al in de loopgraaf en hij kon er niet meer uit. Dus was hij tussen de dode Russen in de donkere tunnel gaan liggen tot hij in de nacht kon vluchten.

    We werden door een andere eenheid afgelost en kwamen bij de troep. Daar was ook al de aflossing voor onze compagnie aangekomen. De compagnie werd opgesteld en daarna ging het weer naar voren. Een paar dagen later zouden de sterkste vesting van de wereld en de stad Sebastopol vallen. Toen het uur X aanbrak legde onze artillerie een spervuur en ook het spoorwegkanon Bertha 84 kwam in actie. Onze Luftwaffe viel ook aan. De Russen legden nu ook een spervuur. Het was een warme dag, ongeveer 40 graden. Plotseling begon het te regenen. Voor de eerste maal in de geschiedenis veroorzaakte spervuur een regenbui. En zo bestormden we de vesting.
    Onze compagnie had de linker flankdekking overgenomen en we zijn tot de vesting tot aan de zee doorgestoten. Ik kon vanaf een kleine verhoging in de kazematten kijken waar de gevechten al ten einde waren. De vesting en de stad werden ingenomen.

    We hebben toen positie ingenomen bij de zee want nu was het hele schiereiland De Krim ingenomen. Ik ging de kazematten in de vesting alleen binnen en bekeek alles. Ik ben uit nieuwsgierigheid de officiersmess in gegaan. Toen ik op de eerste verdieping een deur open deed moest ik lachen. Ik keek naar een groot schilderij dat de hele wand bedekte. Het toonde een vlootschouw die door Hitler werd afgenomen. Hitler stond aan boord van een kruiser in zijn bruine uniform, zijn leren pet, brede koppelriem, zijn Verwundetenabzeichen, zijn EK I en gaf met zijn arm het bekende saluut. Links van hem stond dikke veldmaarschalk Göring met zijn vele onderscheidingen links en rechts op zijn borst, zijn maarschalksstaf in de rechterhand en zwaaide. Naast hem was Goebbels, de propagandaminster te zien, zittend op een po. Goebbels had een marinepet op met twee linten, in zijn rechterhand hield hij een vlaggetje met het hakenkruis. Het schilderij was buitengewoon groot en strekte van de ene wand tot de andere en van de vloer tot het plafond. Zo hebben de Russen zich vrolijk gemaakt over Duitsland. Ik heb twee nieuwe rijbroeken en twee nieuwe overhemden meegenomen. Toen mijn kameraden dat zagen gingen ze er ook heen en haalden overhemden en broeken op.

    Wij lagen direct aan zee. In die tijd hebben mijn kameraden en ik veel vis gegeten. Af en toe hebben we een handgranaat in het water gegooid. Na de explosie kwamen de dode vissen boven drijven. We lagen pas een paar dagen aan zee toen bekend werd gemaakt dat de soldaten die de veldtocht hadden meegemaakt, 14 dagen bijzonder verlof kregen. Natuurlijk waren onze compagnieën en het bataljon daar ook bij. We moesten 50 kilometer lopen naar het station waar de speciale trein stond. De thermometer stond op 51 graden en we moesten marcheren met volledige bepakking. Na 20 kilometer gooide ik als eerste mijn buitgemaakte broek weg en na nog eens 5 kilometer het overhemd. Zo deed ik tot ik niets meer van mijn buit over had. Mijn kameraden deden het net zo. De meesten liepen blaren aan hun voeten op. De ambulance reed langs en nam de mannen op die niet meer konden lopen. Ze werden behandeld en moesten verder marcheren. Onze groep moest de wacht op de trein tot station Breslau Obertor overnemen zodat niemand van de troep weg kon komen; bovendien was het verboden de wagons te verlaten wanneer de trein stil stond.

    Definitielijst

    artillerie
    Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
    Bataillon
    Maakte meestal deel uit van een Regiment en bestond meestal uit een aantal Kompanien. In theorie bestond een Bataillon uit 500 - 1.000 man.
    flak
    Flieger/ Flugzeug Abwehr Kanone. Duits luchtafweergeschut.
    Gau
    Door de NSDAP ingesteld landsdistrict van het Duitse Rijk.
    hakenkruis
    Een door Adolf Hitler ingevoerd symbool voor het nationaal-socialisme. Van oorsprong is het een oud symbool voor vuur en zon.
    Infanterie
    Het voetvolk van een leger (infanterist).
    Kompanie
    Maakte meestal deel uit van een Bataillon of een Abteilung en bestond uit een aantal Züge. In theorie bestond een Kompanie uit 100 - 200 man.
    Krim
    Schiereiland in Oekraïne, aan de noordkust van de Zwarte Zee, in het noorden met het vasteland verbonden door de 4 km brede Landengte van Perekop, in het oosten grenzend aan de Zee van Azov en de Straat van Kertsj.
    kruiser
    Snelvarend oorlogsschip van 8000-15000 ton, geschikt voor diverse taken als verkenning, verkenningsafweer en konvooibescherming.
    Luftwaffe
    Duitse luchtmacht.
    Maarschalk
    Hoogste militaire rang, legeraanvoerder.
    mitrailleur
    Machinegeweer, een automatisch, zwaar snelvuurwapen.
    offensief
    Aanval in kleinere of grote schaal.
    Regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.

    Deel 2

    Mijn broer die in de buurt van Breslau bij een timmerman in de leer was schreef aan mijn vader dat wanneer we hem bezochten, ik mijn pistool mee moest brengen. Ik was in die periode 1ste mitrailleurschutter en dus mocht ik mijn pistool vanaf het front mee naar huis nemen en weer terug. Omdat mijn broer bij de timmerman aan de bosrand woonde, wilden we samen hazen gaan schieten. Ik nam mijn pistool mee maar tot schieten kwam het niet. Toen mijn vader en ik op het station van Freiberg uitstapten, zette een legerpatrouille iedereen die een wapen droeg apart. Ik was eigenlijk als eerste aan de beurt maar twee onderofficieren van de Luftwaffe moesten verder naar het hoofdstation en drongen voor. Dat kwam mij wel goed uit. Ik ging achter ze staan, pakte mijn 38'er en maakte het magazijn leeg. De munitie gaf ik aan mijn vader die achter mij stond. Mijn pistool was eerst geladen en gezekerd geweest. Ik moest mijn pistool met houder en het lege magazijn afgeven. In de volgende dagen zou ik me dan bij de Ortskommandantur melden. Twee dagen voor het einde van mijn verlof meldde ik me bij de commandant.

    Een Hauptmann, een adjudant ontving me. Ik groette beleefd en zei dat ik mijn pistool terug wilde hebben omdat ik overmorgen weer naar het front moest. Hij schreeuwde tegen me dat ik mijn pistool niet kreeg. In de kamer bevond zich een kast over de volle breedte. Hij had geen deuren en ik kon de vele pistolen en tassen zien liggen, het waren er een paar honderd. Toen hij zei dat de Hauptfeldwebel de pistolen moest aanvragen werd ik ook kwaad; zonder mijn wapen ging ik niet naar het front. Hij schreeuwde dat hij me zou laten oppakken en voor de krijgsraad brengen. Ik zei: sluit u mij maar gewoon op dan is er een man en een pistool minder aan het front.

    In de grote kamer was nog een luitenant, waarschijnlijk de adjudant van de Hauptmann. Beide officieren waren nog nooit aan het front geweest. Als Gefreiter had ik al de zwarte en zilveren gewondenmedaille, de infanterie stormonderscheiding in zilver, het EK II, de Oostmedaille en het Krimschild. Ik zei dat ik morgen op dezelfde tijd mijn pistool zou afhalen omdat ik overmorgen naar het front moest. Man, man wat heeft die tegen me geschreeuwd. Ik wees hem er rustig op dat mijn wapen in het 'Soldbuch' stond geregistreerd en bovendien moest ik door partizanengebied reizen. Hij antwoordde dat wanneer ik morgen terug zou komen zou hij me laten oppakken en voor de krijgsraad brengen. Dat herhaalde hij een paar maal. Hij vroeg de luitenant of hij alles had opgeschreven en ik voegde eraan toe: 'hebt u ook opgeschreven waarom ik niet zonder wapen naar het front ga?'

    De volgende dag ging ik er weer heen en zei: 'sluit u mij maar op. Als ik nu mijn pistool niet krijg, meld ik me vandaag nog bij de reservetroep IR 49 in Rosenthal.' Ik zei hem ook: 'voor een Hauptfeldwebel aan het thuisfront eindigt de dienst om 17:00 uur. Onze Hauptfeldwebel aan het front moet er dag en nacht voor de compagnie zijn. Ook voor de gewonden die hij aan het bataljon moet melden en zelfs voor de doden moet hij de vrouwen en ouders thuis aanschrijven. Munitie en verzorging moeten 's avonds naar de stelling worden gebracht, dan heeft hij toch geen tijd om mijn wapen aan te vragen.' De Hauptmann gedroeg zich heel kalm en zei tegen de luitenant: 'Geeft u de man zijn pistool en vraagt u om een bewijs van afgifte.' Een jaar later hebben we elkaar weer ontmoet. Hij was nog steeds de adjudant van de commandant.


    Duitse troepen marcheren richting Leningrad. Bron: File:Piechota_niemiecka_w_marszu_na_Leningrad_(2-867).jpg

    Ik kwam weer bij mijn eenheid terug die aan het Ladogameer lag, dicht bij Leningrad. We lagen tegenover Schlüsselburg in stelling. In de tankfabriek konden we onze kameraden die in Russische gevangenschap waren zien werken. Toen er niet meer werd geschoten, joeg de Kommissar de mensen uit hun dekkingsgaten. Aan onze kant had Iwan een bruggenhoofd gevestigd. Dat lag maar 40 of 50 meter bij onze stelling vandaan. Onze sector heette 'Der Finger'. Er middenin hadden we mijnen en draadversperringen gelegd. We wisten ook dat de Russen op zekere dag onze stelling zouden bestormen. Ik kwam uit de stelling en moest me bij de bataljonscommandant melden want ik zou met een auto worden afgehaald voor een vier weken duurde cursus voor onderofficieren. Die zou in de buurt van Luga Preskau in het dorp Jerie-Jerse worden gehouden.

    Er kwam een 'Panjewagen' met vijf dode kameraden bij de gevechtspost. Ik moest nog op de andere deelnemers aan de cursus wachten. Van de commandant kreeg ik de opdracht de ringen en waardevolle spullen van de doden naar het onderkomen te brengen. Ik laadde de doden af en legde ze op een deken. Toen ik bij 30 graden vorst de ringen en trouwringen er niet afkreeg zei de adjudant: 'hier hebt u een mes, snijd hun ringvingers er maar af.

    De laagste rang bij de cursus was Obergefreiter, de hoogste Stabsgefreiter. Hier was alles vertegenwoordigd: Luftwaffe, cavalerie, artillerie, infanterie. Toen de cursus voorbij was, meldde ik me bij Hauptfeldwebel Sachse bij de troep. We waren op de cursus met een paar man van Bataillon 49. De commandant zei dat wij cursisten als Führerreserve bij de troep moesten blijven. Toen de Hauptfeldwebel met de eten dragers naar de stelling ging meldde hij dat ik er weer was. De Kompanieführer gaf hem bevel om die Pawlas morgen naar hem toe te sturen. De Hauptfeldwebel reageerde daarop door te zeggen dat dat vanwege de bataljonscommandant niet ging. Toen belde de Kompanieführer de commandant op en vroeg om vrijstelling omdat hij me nodig had. Ik was natuurlijk behoorlijk kwaad omdat ik wist dat we weer op volle compagniessterkte waren. Er was ook geen gebrek aan officieren en pelotonsleiders. Toen ik me in de loopgraaf bij de Kompanieführer meldde zei hij: 'vanaf nu bent u mijn Kompanie Truppführer. Ik wierp tegen dat ik dat niet zou doen, omdat we genoeg Gruppenführer en Zugführer hadden. Die zouden dan zeggen: wie denkt Obergefreiter Pawlas wel dat hij is?' De Oberleutnant zei daarop dat ik in elk geval gauw Oberjäger zou worden en herhaalde; doet u dat.

    Elke dag kwam er water om te wassen naar voren en iedereen kon van de onderofficier in de keuken een pannendeksel met water voor wassen en scheren krijgen. De Gruppenführer moest aan de Zugführer melden: groep 3 gewassen en geschoren. De Zugführer meldde het aan mij en ik meldde het aan de chef.

    De Rus werd steeds brutaler. Hij groef zijn loopgraven tot direct voor onze stelling. Ondanks mijnen en Spaanse ruiters (soort van versperring) die voor ons lagen wilden de Russen in de komende dagen onze stelling bestormen. Dat hoorden we van een overloper. Bijna iedere nacht vlogen Russische vliegtuigen boven onze stelling. Ze vlogen zeer laag en langzaam. Via de luidspreker aan het vliegtuig zei de Rus in perfect Duits: 'Soldaten, loop over naar het Russische leger. Breng knapzak, eetgerei en veldfles mee. Per dag krijgen jullie twee keer een warme maaltijd, 20 gram tabak en door de week drie keer geslachtsverkeer. Kameraden, ga in dekking want straks vallen de bommen.' Hij bedoelde handgranaten. Hij waarschuwde ons altijd en dus gingen we ook in dekking wanneer hij zei: Nu, Nu. Onze vliegtuigen vlogen hoog boven Leningrad en wierpen 's nachts hun bommen af. We hoorden alleen het motorgeronk. Elke nacht speurden Russische zoeklichten de lucht af naar vliegtuigen. Vele nachten lang telde ik de schijnwerpers en kwam elke keer uit op 98 maar het moeten er minstens 105 geweest zijn. Bij onze sectie was de propaganda van de Russen heftig. Vaak reed de Russische propagandawagen langs het front en speelde platen van Sarah Leander. Daar waren 'Ich liebe dich und du liebst mich; 'Kann die Liebe Sünde sein' enz. bij.

    De volgende morgen zou de Russische aanval beginnen. Normaal gesproken vielen eerst de gevangenen (strafbataljons) de stelling aan en als ze bij de loopgraaf kwamen kwam de infanterie direct in actie. Die gestraften kregen eerst een beker Schnaps en sigaretten. Zware wapens konden hier niet worden ingezet want we lagen slechts 40 tot 50 meter uit elkaar. We kwamen onder zwaar granaatvuur, daarna kwamen de gestraften.

    Onder het zware vuur kwam onze bataljonscommandant naar voren: bij de naastliggende compagnie was de Rus doorgebroken en woedden er al man tegen man gevechten. Er werd gevochten met handwapens en schoppen. Onze commandant was in gevecht met twee Russen. Hij werd echter gered door een soldaat die twee dagen eerden van verlof was teruggekomen. Hij zou daarvoor later eigenlijk het EK I moeten krijgen maar het werd slechts het EK II. Bij onze sectie kwamen de Russen met veel hoera, hoera geschreeuw op ons af rennen, sprongen echter niet in de loopgraaf maar schoten er van boven in. Omdat ze boven ons liepen konden we ze als tamme eenden afschieten. Toen de strijd voorbij was is mijn Kompaniechef met mij door de stelling gelopen en hebben gevraagd wie er allemaal gewond waren. Daarbij zagen we een Rus die half begraven was, zijn linkerarm hing in de loopgraaf. De chef zei: ga terug een haal een schop. Ik had al een idee wat hij wilde. Ik bracht hem de schop en hij sloeg de arm van de dode Rus af en gooide die uit de loopgraaf. We hadden zelf een paar licht gewonden maar boven lagen alleen maar dode Russen. Omdat we de stelling konden behouden, kwam de vijandelijke infanterie niet in actie.

    De Rus is in de buurt van Mga links en rechts van de weg op verschillende punten doorgebroken en kon die posities ook behouden. Onze eenheid kwam bij de Gleisdreieck in actie. Daar had de Rus een flessenhals gemaakt. Wij hadden meerdere kleine aanvallen gedaan en onze compagnie werd steeds zwakker. Met mijn mitrailleur kon ik de Gleisdreieck juist bereiken. Naast mij stond het antitankgeschut. De Rus kwam van rechts uit het bos en moest elke keer over de bosgangen wanneer hij de flessenhals in wilde. Ik moest met mijn mitrailleur het antitankgeschut beschermen tegen de vijandelijke infanterie. De mannen aan het geschut en wij hadden een goede schietpositie. Het duurde niet lang of de weg waar de Russen overheen renden, lag vol met doden. Na een paar dagen was het zo erg dat ze 's nachts hun dode kameraden opstapelden om een muur van ongeveer een meter hoog te bouwen. Zo werden de Russische compagnieën in de flessenhals gedreven.

    Ook hier leden we weer zware verliezen. Ook onze Kompaniechef is hier gesneuveld. Onze compagnie werd teruggetrokken en ongeveer 30 km achter het front gebracht. Onze kwartieren lagen in een klein dorp. Hier kregen we weer aflossing. Toen onze compagnie voor het appèl op straat stond aangetreden, kwam onze aflossing er aan. Daar waren vier mannen bij van ongeveer 40 jaar. Ze waren nog een paar meter van ons vandaan en ze meldden zich niet eens. Onze Hauptfeldwebel schreeuwde naar ze: aan grootvaders hebben we niks, terug naar het bataljon. Daarna las hij bevelen van de divisie voor. Die was op zoek naar drie mannen en wel een slotenmaker, een lasser en een vuurman. Nou ben ik slotenmaker en lasser van beroep dus ik werd al blij. Hij zei, de lui dit beroep hebben, drie passen naar voren. Ik wilde me al melden maar plotseling rende de Hauptfeldwebel op ons af en wilde ons een schop geven. Hij zei: dat kan jullie goed uitkomen je snor te drukken. Ik was ook een van de oudgedienden in onze compagnie. Ik moest op kantoor komen. Daar zei hij tegen mij: neem een Gefreiter mee, ga naar de burgemeester en regel een kamer voor de nieuwe Kompanieführer. Ik heb al met de burgemeester gesproken.

    Ik liet me een bed geven en maakte het op. Toen we klaar waren met het inrichten van de kamer kwam hij binnen en ik meldde hem dat de kamer klaar was. Hij stelde zich voor als Leutnant Graf von Rittberg. Hij was zeer lang en jong, misschien 20 of 22. Ik zag direct dat hij nog geen frontervaring had want hij droeg alleen de zwarte gewondenmedaille. Hij wilde dat ik direct zijn verzorger zou worden wat ik nadrukkelijk weigerde. Hij merkte dat hij zo met mij niet verder kwam. Daarom voegde hij eraan toe dat ik in de Kompanietrupp zou komen en niet veel te doen zou hebben want ik had immers de koeriers onder me. Ik zou me alleen maar om hem moeten bekommeren. Tenslotte zei hij, laat u zich een bed geven, zet u het aan de rechterkant neer en slaapt u in mijn kamer. De kamer was heel klein. In het midden was maar een smal gangpad tussen de bedden.

    Het huis van de burgermeester was het eerste aan de ingang van het dorp. We konden zien hoe niet ver weg een paard viel en bleef liggen. Het moest worden afgemaakt. Ik stelde de Kompanieführer voor dat ik naar de kok zou gaan om me een stuk vlees te laten geven. Maar hij ging er niet op in omdat hij niet meer wilde hebben dan de andere kameraden.

    In de 14 dagen tot de volgende inzet hebben wij elkaar veel verteld want onze bedden stonden dicht naast elkaar. Hij vertelde dat zijn familie twee landgoederen had gehad, een ervan had zijn grootvader in een roulettespel verloren; het andere in de buurt van Potsdam was nog in bezit van de familie. Hij had het erover dat hij aan het front wilde sneuvelen want dan zou hij bij het slot begraven worden en een monument krijgen. Ik was immers ook pas 22 jaar maar was toch al een oudgediende. Ik heb gemerkt hoe hij zijn tranen weg veegde. Ik had medelijden met hem en antwoordde hem dat wanneer ik zou vallen dan had ik pech gehad, maar voor die lijntrekkers aan het thuisfront die onze vrouwen neukten, wilde ik mijn leven niet geven. Ik sprak hem moed in en van toen af aan nam hij me overal mee naar toe. Ik moest hem zijn avondeten altijd later opdienen. Het was zeer armoedig wat onze officieren van de infanterie te eten kregen en dat gold ook voor de drank. Ik moest aan de Luftwaffe en de marine denken, of die ook zulk karig voedsel kregen?

    Het was hetzelfde met de bevorderingen. Bij andere eenheden werd feest gevierd, ook wanneer iemand een Ritterkreuz kreeg. Onze compagnieën in het bataljon waren weer op volle sterkte en na 14 dagen kwamen we bij de Wollschow in het moerasgebied. De weg liep hier dood. Een bord, wel twee verdiepingen hoog, rees voor ons op: 'Hier houdt de wereld op, het einde van de wereld', stond erop. Links en rechts van het bord stond waar de bataljons lagen. Om onze stellingen te bereiken moesten we eerst over boomstammen lopen die in het water lagen, ongeveer 50 meter door het moeras heen. Daarachter lag vaste grond. De onderkomens lagen voor de helft in de grond en de rest erboven. De kameraden voor ons hadden een kunstmatige blindering van boomstammen gebouwd. Veertig meter verderop begon het bos waar Iwan in lag. Tachtig meter verder, midden in het bos lag zijn bunker waarmee hij in een noodgeval onderling dekkingsvuur kon geven. Onze waarnemingsposten lagen allemaal bovengronds want op een diepte van 40 cm was er al grondwater. In de nacht ging de Kompanieführer met mij door de stelling en controleerde de posten.

    Toen een van de posten ons niet om het wachtwoord vroeg en ook geen: Halt! Wer da? riep, schold de luitenant hem uit en vroeg waarom hij niet om het wachtwoord vroeg. Hij antwoordde dat hij de luitenant al aan zijn lopen herkende. Hij had in de oorlog een beenwond opgelopen en trok wat met zijn linkerbeen. Bij de aflossing, die van het thuisfront kwam waren maar een paar kameraden die ik kende. Als we op verkenning gingen moesten we eerst een paar mijnen ruimen zodat we weer aan de andere kant konden komen. De sneeuw lag zeer hoog, 30 tot 40 cm. Onze verkennersgroep gebruikte het pad net als de Russen. Bij wijze van grap heb ik gezegd dat ze elkaar op een dag zouden tegenkomen. En precies zo is het ook gebeurd. Door de vele sneeuw hingen de dennentakken tot op de grond. Vaak moesten we die optillen en er onderdoor kruipen.

    We hadden geen overlopers maar de commandant wilde weten welke Russische eenheid voor ons lag. Bij ons was het nooit rustig; er gebeurde altijd wel wat. De commandant gaf onze Kompanieführer von Ritterberg opdracht een stoottroep van 18 man samen te stellen. Een Unterfeldwebel, die pas twee dagen eerder bij de compagnie was gekomen, werd aangewezen als Zugführer. Hij zou het commando over de troep voeren en zo de ster voor Feldwebel verdienen. De Kdr. zocht persoonlijk de mannen uit want hij wilde absoluut een gevangene hebben.

    Ik werd als mitrailleurschutter I opgesteld. Ik zocht zelf mijn nummer II uit. Wij met 18en moesten naar achteren. Ik keek mijn luitenant aan en merkte dat hij het niet juist vond dat de Btl.Kdr. mij had uitgezocht. Ik was er zelf ook niet blij mee want het waren bijna allemaal groentjes. In de stelling van het bataljon oefenden we hoe we het beste een bunker konden bestormen. De Unterfeldwebel was in Breslau lid van het muziekkorps geweest en had geen frontervaring. De Kdr. en de officieren van het bataljon wachtten bij de blindering tot we weer terug waren. We gingen op weg. De Unterfeldwebel voorop, daarachter een MP schutter, ik als derde en mijn helper als vierde man. We moesten weer over het knuppelpad.

    Toen we weer door het onderhout stapten keek de Stoßtruppführer een Rus in zijn gezicht die ook de besneeuwde takken wilde optillen. De Unterfeldwebel kroop terug, rende mij voorbij en schreeuwde: 'De Russen vallen aan'. Toen liep hij met de andere kameraden weer naar het uitgangpunt terug. De officieren en kameraden die bij de blindering stonden hoorden hoe hij schreeuwde. Mijn kameraad en ik werden alleen achtergelaten. Ik ging naar links van het pad af, de diepe sneeuw in en ontstak een fakkel. Ik kon immers niets zien maar heb in de richting van het pad geschoten. Dat bracht me in een goed humeur.

    Toen de anderen terugkwamen schreeuwde onze commandant waarom de anderen al terug waren terwijl er buiten nog geschoten werd. Onze luitenant, Graf von Rittberg, onze Kompanieführer en de bataljonscommandant waren behoorlijk kwaad. De Stoßtruppführer en de pelotonsleider werden direct afgelost en moesten zich bij de commandant melden. De Unterfeldwebel hebben we nooit meer teruggezien.

    Ons regiment en de Heeresgruppe Nord zamelden geld in voor het Rode Kruis. Van onze soldaten in het regiment heeft iedereen zijn soldij van 10 dagen aan het Rode Kruis gedoneerd. Om dat wij van de hele legergroep het meest gegeven hadden kreeg elke compagnie een kleine 'Volksempfänger' van de Führer. Dat was met Kerstmis 1942. Elke groep moest een uur lang naar de gevechtspositie komen. Daar hoorden we via de radio Kerstliederen. Juist in de Kerstnacht trakteerden de Russen ons op artillerievuur.

    De volgende dag, 25 december, heb ik ervaren dat de Russen pas acht dagen later Kerstmis vierden. We lagen hier aan de Wollschow eigenlijk rustig. Behalve verkenningen viel er weinig te doen. Ook de Rus hield zich betrekkelijk rustig. Veertien dagen na Kerstmis werden we door een Luftwaffe-Felddivision afgelost. Ik heb gezien hoe ze kwamen aangemarcheerd. Velen droegen hoge onderscheidingen. Ik dacht, man, man hebben we dan geen vliegtuigen meer?

    Ik heb met verscheidene mannen gesproken die zeiden dat ze slechts een korte infanterie opleiding zouden hebben gehad. Onze Kompanieführer, de chef van de Felddivision en twee koeriers hebben meteen onze mensen op de posten afgelost. Bij ons stond altijd een man op post, bij de nieuwelingen waren het er twee. Ik dacht vaak waarom worden we niet afgelost door de troepen uit Frankrijk?

    We kwamen weer in de buurt van Krasnowa, Kolpino, Puskin en Kudowa en al gauw kende ik de omgeving net zo goed als mijn thuis Breslau en omgeving. In de buurt van het Ladogameer, bij Newa en Gleisdreieck konden de Russen ook grote terreinwinst boeken. De flessenhals werd door de Russen met een paar kilometer uitgebreid. Daar kwamen wij ook. Dat was eind januari, begin februari 1943.

    Het was erg koud en het sneeuwde vaak. We hebben geen onderkomen aangetroffen. We groeven onze dekkingsgaten in een weiland. We konden maar 40 cm diep gaan, dan kwam het grondwater al op. Omdat er een dik pak sneeuw lag, maakten we gewoon een muur van sneeuw om het gat heen. We legden daar een paar sterke takken op en daar overheen nog meer sneeuw. De Rus schoot vaak met kartetsgranaten in de takken waar ze ontploften, de scherven kwamen naar beneden. We lagen dus in een zomerstelling terwijl de Rus zich op ongeveer 80 meter voor ons in een winterstelling op een verhoging in het bos had ingegraven. Ons bataljon wilde absoluut tot in de winterstelling van de Russen doordringen. De compagnieën waren niet erg sterk. Onze compagnie telde 74 man. We vielen dus de stelling aan.

    Iwan had een sterke bezetting. Wegen de grote vuurkracht van de Russen konden we de loopgraven niet bestormen, in tegendeel: de Rus deed een tegenaanval en we moesten ons langzaam terugtrekken en opnieuw ingraven. Ons bataljon verloor een aantal officieren. Van onze 74 man waren er nog maar 12 over.

    Onze Kompanieführer von Rittberg en ook de Zugführer en Gruppenführer werden als vermist opgegeven. Een Feldwebel van de naastliggende compagnie kwam naar onze stelling toe en deelde me mee dat hij het bataljon had overgenomen. Hij liet me links en rechts de flanken zien die ik moest verdedigen. De strook die mijn kameraad en ik moesten behouden was ongeveer 50 meter breed. Voor me lagen een paar rollen prikkeldraad. Op dat moment was het front zeer rustig en ik gaf mijn kameraden bevel mij vuursteun te geven. Ik greep het prikkeldraad en vlocht ongeveer 30 meter voor ons gat een omheining tussen de bomen. Al gauw kon je het prikkeldraad niet meer zien omdat alles was ondergesneeuwd.


    Duitse infanterie in Rusland, Juni 1943. Bron: Bundesarchiv, Bild 101I-219-0595-05 / CC-BY-SA 3.0

    Twee dagen later viel Iwan tijdens een sneeuwstorm onze stelling aan. Het is niet te geloven wat voor een hindernis dat simpele draad voor de Russen was. Hun winterjassen waren zeer lang, daarom bleven veel van hen in het draad hangen en het duurde even voor ze zich konden bevrijden. Als in slow motion klommen ze over het draad. Op die momenten kon ik mijn mitrailleur inzetten. Twee tot drie meter voor het gat bleven ze liggen. Toen de strijd voorbij was ging ik naar de dokter die een paar meter achter ons lag. Mijn knie was behoorlijk opgezwollen. Ik dacht dat ik daardoor naar huis kon. De dokter verbond mijn knie en zei dat hij me niet naar achteren kon sturen omdat de aflossing elk moment kon komen. De compagnie telde nog maar 12 man dus moest ik weer naar voren. Toen ik zijn tent verliet kwamen de tranen. Nee, ik heb echt gehuild en gesnikt. Ik was niet bang voor de Russen maar vreesde dat mijn benen misschien zouden worden geamputeerd. Na een paar meter gleed het verband van mijn knie. Het was min 40 graden, op de koudste dag was het zelfs min 51 in het noorden van Leningrad. In de middelste sector was het op de koudste dag ook min 51.

    Twee dagen later werden we afgelost en ons kleine groepje kwam bij de troep. Ik had geluk en mocht een paar dagen later met verlof. Toen ik mijn verlofpas van de Hauptfeldwebel kreeg, zei hij dat ik mij in Straatsburg bij 'Ersatzgruppenteil 49' moest melden. Ik reisde wat mismoedig naar huis. In mijn knapzak had ik scheergerei, tandenborstel, mijn dagrantsoen en twee paar kapotte sokken. Die had mijn zus nog gestopt. In Breslau ben ik naar het lazaret gegaan en heb mijn benen laten behandelen. Zo bracht ik mijn verlof door. Omdat ik in de stad woonde kon ik de verlofgangers zien die uit Frankrijk kwamen, beladen met hun koffers en pakketten. Daar kon je jaloers op worden.

    Toen ik me in Straatsburg bij het Ersatzbtl. 49 meldde, werden er juist mannen voor een rouwstoet gezocht. Een generaal was aan het Oostfront zwaar gewond geraakt en kon elke dag sterven. Omdat ik slechts 1,66 meter lang ben heb ik me een paar centimeter groter gemaakt. Ik was de laatste man in de stoet. Van vroeg tot laat moesten we parade- en ganzenpas oefenen. Na acht dagen stierf de generaal. Het was een lange weg van de kazerne naar de begraafplaats. Wij marcheerden met het geweer in de aanslag dwars door de stad. Vooraan liep onze Hauptmann met zijn blanke degen. Nu ging hij het trottoir op en gaf het commando 'Presenteer geweer'. Zo moest het wapen van rechts naar links worden gewisseld. Het verliep allemaal zeer goed en ik was blij erbij te zijn.

    Onze aflossing ging weer in de richting van Rusland. Drie dagen lang stonden we op het goederenstation in Warschau want eerst moesten de wapens en munitie naar het front. Ondertussen konden we het getto van Warschau bezoeken. Ons werd gezegd dat we er met de tram doorheen konden rijden maar absoluut niet uitstappen. Joden mochten niet in- of uitstappen. Op elke straat stonden ze bij elkaar, ze hadden bijna allemaal lange baarden.

    Ik kwam weer bij mijn eenheid die een paar dagen eerder versterking had gekregen van thuis. Mijn oude Stabsfeldwebel Günzel, destijds mijn Zugführer, die op de eerste dag in Rusland bij de stoottroep gewond was geraakt kwam na twee jaar vrijwillig naar het front. Ook onze voormalige Kompaniechef nam de compagnie weer over. Hij was een Oostenrijker en kwam van de Hochsgebirgsjäger Vorarlberg. Ik moest weer als koerier naar Günzel's peloton. Onze compagnie was nu weer op volle sterkte.

    We hoorden dat de Rus op 25 km voor Mga op een front van 6 km was doorgebroken. Ons bataljon kreeg onverhoopt bevel voor Btl. 405 de flankdekking over te nemen. We wisten allemaal dat we niet op tijd voor het begin van de aanval daar konden zijn want we hadden een mars van 25 km voor de boeg en de aanval zou over drie uur beginnen. In looppas gingen we op weg. Toen we nog drie km van het front verwijderd waren begon het Russische spervuur. We kwamen dus te laat voor de aanval maar het lukte ons wel om op de Duitse uitgangspositie te komen. Er waren noch levende noch gewonde Duitse soldaten te bekennen, er lagen alleen maar dode kameraden.

    De Russen lagen voor ons. Ons bataljon zat dus ingesloten. Onze compagnie kreeg van de commandant opdracht om verbinding met Btl. 405 te maken. Omdat ik waarschijnlijk de meeste frontervaring had werd ik bij de commandant geroepen. De bespreking vond plaats in een kleine houten hut van drie bij drie meter. Er lagen duizenden veldpostbrieven op de grond. In deze hut hadden alle officieren van het derde bataljon zich verzameld.

    De commandant herhaalde dat ik contact moest maken met Btl. 405 Ik wilde de bataljonscommandant al zeggen: 'we hebben toch zoveel officieren en Feldwebels, waarom moet juist ik gaan' maar mijn Kompaniechef schudde het hoofd. Dat betekende ik moest niets zeggen. Hij wees me op de kaart aan waar de kameraden zouden zijn. Ik heb de zes mannen die vrijwillig meegingen gezegd: 'ik ren als eerste en schiet rechtuit, de tweede schiet naar links, de derde naar rechts enzovoorts. Ik liet me machinepistolen voor alle mannen geven. De commandant wees me er nog op dat wanneer ík een gele telefoonkabel zag, ik die niet uit het oog moest verliezen. Ik vond de kabel en die leidde naar gevechtspost 505 van het bataljon. Daarnaast moest Btl. 405 liggen. Ik heb de kleine saillant bekeken en vastgesteld dat een Russische tank alles tegenhield. Vanuit positie 505 zijn we langs de telefoonkabel weer terug gerend. We moesten weer door de Russische linie maar we hebben het gered en kwamen er dicht bij onze stelling weer uit. Ik bracht rapport uit aan de commandant. Hij vouwde nogmaals de kaart open en zei: 'hier, bij die kleine bruggetjes moeten de kameraden liggen'. Ik meldde dat ik ze gezien had. Hij herhaalde, wij moeten absoluut verbinding maken. Ik moest dus nog een keer door de Russische linie. Omdat de eerste zes man niet meer wilden kreeg ik nieuwe mannen mee. Dit keer koos ik een ander uitgangspunt. We hadden geluk en ik kon met de commandant van Btl. 405 spreken. Hij schreef iets voor onze majoor in het berichtenboek.

    Weer gingen we terug door de Russische linie. Dit keer kwam ik met twee lichtgewonden terug. Ik bracht rapport uit. De commandant zei tegen alle officieren dat mijn Kompaniechef mij meteen moest voordragen voor het EK I. Uiteindelijk heb ik voor deze actie niets gekregen. Een uur later sneuvelde mijn Zugführer, Stabsfeldwebel Günzel en ik raakte 2 uur later gewond en kwam bij de troep. Mijn Kompaniechef sneuvelde de volgende dag en de dag er na werd hij door mij op het kerkhof van Mga begraven.

    Nu wist de commandant precies waar eenheid 405 lag. De 13. Kompanie, wij dus gingen voorop. Zugführer Günzel moest naar voren komen om als eerste de stelling aan te vallen. Omdat ik wist hoe de Russische linie verliep moest ik ook aantreden. Wij twee en nog een peloton bestormden als eersten de vijandelijke stelling. Het bataljon kwam er achter aan en toen we er doorheem waren verspreidde het zich over de volle breedte. Eerst ging het vooraan helemaal goed. We passeerden sterke houten bunkers die met een hek van spoorbielzen beschermd werden. De Kompaniechef, Stabsfeldwebel Günzel, een paar man en ik klommen over het hek. De bunker lag ongeveer 40 meter verder.

    We konden er tot op ongeveer 8 meter bij komen. Voor de bunker lagen houten stammen van ongeveer een meter lang die 2 meter hoog waren opgestapeld. Ik waarschuwde mijn chef dat het niet onze taak was de bunker uit te schakelen en bovendien hadden we de verbinding met de naastliggende compagnieën verloren. Daarop gaf hij bevel voor de terugtocht en liep naar achteren. Mijn Zugführer schreeuwde echter: 'die bunker ga ik nog uitroken.' Ik wist dat de bunkerbemanningen onderling dekkingsvuur konden geven. Hij nam echter een handgranaat en probeerde om de houtstapel heen te komen. Na een paar stappen werd hij door meerdere kogels getroffen en viel dood neer. Ik rende terug en meldde het aan de Kompaniechef. Omdat we geen verbinding met de naastliggende compagnie hadden, moesten we die absoluut herstellen. Net toen ik wilde opstaan kwamen de Russische jachtvliegers en wierpen hun bommen af. Ik zag aarde en boomstammen door de lucht vliegen, zette een paar stappen tot de Kompaniechef op mij sprong en me tegen de grond werkte. Omdat hij merkte dat ik gehoor en spraak kwijt was schreef hij op een vel papier dat ik naar de troep terug moest en de 12 gewonden mee nemen omdat ik immers de weg wist. Door de druk van de bommen was ik een paar meter door de lucht geslingerd.

    Bij de troep aangekomen zei de arts dat ik er 10 dagen moest blijven en als het daarna niet beter ging moest ik naar Riga naar een gespecialiseerde kliniek. Na drie weken kon ik weer horen en spreken maar niet zo goed als eerst. Ik moest naar Breslau voor verdere behandeling.

    De Russen lagen bij Leningrad, Krasnowadeis en begonnen hun grote offensief. Alle lichtgewonden uit de hele omgeving, uit Estland, Letland en Litouwen werden naar het front gestuurd waar de Russen waren doorgebroken. Ze konden veel terrein goedmaken.

    Ik kwam ook weer bij mijn compagnie die aangevuld werd. Als Obergefreiter had ik nu weer een groep. Van de oorspronkelijk 17 rekruten waren nog een onderofficier en ik over. Ik zou over twee dagen tot Oberjäger worden bevorderd maar vandaag zou onze grote aanval losbarsten.

    Ik werd als laatste met mijn groep ingezet en moest de linkerflank dekking overnemen. Het barstte los. We kregen direct met zwaar spervuur te maken; twee groepen van ons peloton verloren de verbinding met de compagnie en stonden stil op het slagveld. Ik schreeuwde naar de Gruppenführer dat hij door moest gaan: er hoefde maar een granaat in te slaan en we zouden er allemaal zijn geweest.

    Voor ons lagen twee boomstampaden, en elk kon in de richting van Iwan gaan. Daar was de Gruppenführer bang voor. Ik zei tegen mijn groep, kom op, mars en ging het linker pad op. We renden door het zware spervuur naar voren en kwamen op een overzichtelijke straat. Ik dacht bij mezelf: als ik getroffen wordt dan vinden ze alleen nog maar mijn naamplaatje. Aan mijn schouderriem hingen namelijk links en rechts drie handgranaten. Een paar minuten later had ik ze allemaal nodig. Aan de overkant van de straat lagen twee grote bunkers slechts een paar meter uit elkaar. Ze waren vier bij vier en twee meter hoog. Noch van mijn compagnie, noch van het bataljon was iets te zien.

    Vastberaden renden we de straat over en bestormden de voorste twee bunkers met handgranaten. De Russen konden niet meer wegkomen en verscholen zich achter de bunkers. Al spoedig vloog de eerste Russische handgranaat op ons af. Ik gooide die van mij ook en we moesten opzij springen. Toen vuurde ik met mijn machinepistool. Voor ons stond een Russisch stuk geschut. Ik riep naar mijn kameraden; 'kanon omdraaien' want we hadden zes artilleristen bij ons. De kanonnen waren weliswaar zeer zwaar maar we konden ze gemakkelijk draaien. Ik zou graag op de vluchtende Russen hebben willen schieten maar ze hadden het sluitstuk meegenomen.

    Bij de volgende bunker brachten twee Russen zich snel in veiligheid. Ook hier werden handgranaten over en weer gegooid. Ik zag dat ik er een vooraan had getroffen. Maar ik kreeg ook mijn portie. Ik had alleen maar mijn linker arm om de hoek gestoken maar ze wisten me toch met een machinepistool te raken. Ik merkte dat mijn linker onderarmbeen geraakt was. Ik hing mijn machinepistool om de hals en rende terug. Onderweg moest ik vaak gaan liggen. Met mijn rechterarm steunde ik mijn linker. Toen er granaten vlak bij mij insloegen zocht ik dekking bij een Russische tank die een voltreffer had gekregen. Toen ik me achterwaarts naar binnen werkte ging ik op het dijbeen van een Rus zitten. Ik draaide me om en we keken elkaar in de ogen. Hij was zwaar gewond, het bloed droop uit zijn oren en mond. Ik zag hoe hij met zijn laatste krachten heel langzaam zijn pistool pakte om mij door de schieten. Ik had echter mijn machinepistool om mijn nek hangen en met een vuurstoot vanaf de heup trof ik hem in zijn maag. Hij was direct dood.

    Op de HVP Mga Puchowo werd ik behandeld. Daar werd ik ook gefotografeerd en wel door aalmoezenier Prof. Dr. Stelzenberger, Feldposr Nr. 07282. Later stuurde hij me twee foto's. Hij woonde nog vele jaren in West-Duitsland.

    De hospitaaltrein ging naar Riga in Letland. Alle gewonde soldaten werden daar naakt door de plaatselijke vrouwen gewassen. Er werden röntgenfoto's van mijn linkerarm gemaakt en die werd in het gips gezet. Daarna kwam ik in Bad Suderode in de Harz. Daar kreeg ik de gewondenmedaille in het zwart. Veertien dagen later kreeg ik post van het front. Mijn Hauptfeldwebel Sachse schreef dat bij de gevechten een heel peloton in gevangenschap was geraakt. De anderen zouden zijn gesneuveld of gewond. Het is haast niet te geloven dat slechts vier man van onze compagnie het overleefd zouden hebben en wel de mannen van mijn groep.

    Ze getuigden dat mijn groep als eerste de stelling had bestormd. Ik kreeg een envelop. Daarin zat de oorkonde waarmee mij als Obergefreiter het EK I werd toegekend. Er zat ook een gewondenmedaille in goud bij en ook mijn bevordering tot Oberjäger. Als mijn kameraden niet aan de Hauptfeldwebel hadden veteld dat wij van de compagnie en van het bataljon in de artilleriestelling van de Russen waren geweest, zou ik alweer geen onderscheiding hebben gekregen.
    Na een paar weken in het lazaret kwam ik in de herstellingscompagnie 49 in Breslau.Toen in het ziekenhuis het gips werd verwijderd stelde men vast dat mijn arm een kwart slag in de lengte was verdraaid en zo ingegipst en weer aan elkaar was gegroeid. Er werden direct röntgenfoto's gemaakt en de arts zag dat mijn linker onderarm twee keer doorzeefd was waarbij de linkerkant verbrijzeld was. Daarop kreeg ik orthopedische handschoenen.

    In deze periode volgde ik meerdere cursussen. Mij werd gezegd dat ik daarna tot plaatsvervangerd luchtwachtofficier benoemd zou worden. Daarom moest ik een cursus van vier weken in Potsdam volgen. We waren met maar 16 cursisten. Hier moesten we veel leren. Van onderofficier tot majoor kwamen ze allemaal uit Duitsland. We werden ingedeeld bij de luchtbescherming in de oude kazerne van Frederik de Grote toen hij nog leefde.

    Voor de luchtbeschermingswacht werden steeds loten getrokken. De kazerne had links en rechts een uitkijktoren. Meestal hadden de officieren pech en moesten ze de brandwacht in de toren overnemen. Wanneer de Amerikaanse bommenwerpers boven Potsdam vlogen dacht ik vaak, hopelijk verwisselen ze Potsdam niet met Berlijn. Het morele effect van de vluchten was zeer groot want de toestellen vlogen erg laag. Het leek me alsof je ze met de hand kon aanraken. Zoals gezegd was de cursus echt moeilijk en vermoeiend. Elke twee uur hadden we een andere instructeur voor chemie, brandbescherming, redding enz. Toen ik bij de herstellingscompagnie terugkwam, nam ik de luchtbescherming voor het bataljon over maar niet voor lang. De compagnie had ook de instructeurs onder zich en moest de mannen voor de legerpatrouille leveren. Omdat ik nog geen dienst als instructeur kon doen, zei de Hauptfeldwebel tegen me dat ik me de volgende dag op de Ortskommandantur moest melden als de nieuwe patrouilleleider.

    Ik dacht dat de Hauptmann, die een jaar eerder zo tegen me had geschreeuwd vanwege de pistolen, er wel niet meer zou zijn. Ik stond stram in de houding, meldde me en zei dat ik de nieuwe leider van de legerpatrouille was. Hij gaf me de halsketting en legde me uit wat ik in een noodgeval moest doen en dat ik daarover een rapport moest schrijven. Toen hij met me klaar was zei hij: 'ik ken u toch?' Ik zei dat hij me een jaar geleden om deze tijd voor de krijgsraad had willen slepen vanwege een pistool. Zo maaide ik meteen het gras voor zijn voeten weg en hij werd vuurrood in zijn gezicht. Dat was in de zomer van 1943; hij was nog steeds aan het thuisfront, had geen onderscheidingen, alleen het Kriegsverdienstkreuz. Ik was nu Oberjäger, had de zwarte, zilveren en gouden Gewondenmedaille, de zilveren Infanterieonderscheiding, de Ostmedaille, het EK II en I, het Krimschild en het Jägerembleem op de mouw, Het was wel duidelijk dat hij erg blij was dat ik niets meer over die kwestie zei.

    Bijna alle drie of vier dagen moest ik mijn rapporten inleveren. Ik zocht voor de patrouille nog een Gefreiter en een Obergefreiter, twee grote kerels. Ik legde ze uit dat zij rangen tot aan een Obergefreiter moesten controleren, en ik controleerde de onderofficieren tot aan Hauptfeldwebel en Stabsfeldwebel.

    De leider van de patrouille moest eigenlijk een Oberfeldwebel zijn maar omdat ik enkele onderscheidingen droeg, deelde de Hauptmann mij in. In de zes weken dat ik patrouille liep ondervond ik veel ergernissen. Ik kende de stad goed want ik heb, zoals in het begin al gezegd, aan de Neumarkt gewoond waar de Gabeljürgen staat.
    We werden door de bewoners opgeroepen wanneer mannen die met verlof waren onrust veroorzaakten. Vaak wist ik echt niet of dat wat wij deden eigenlijk niet een taak voor de politie was maar waar het soldaten betrof, moest ik ingrijpen. Dat gebeurde ook toen mij een soldaat werd gemeld die herrie schopte.

    Ik heb hem vrij stevig aangepakt en zei tegen hem: 'als u niet rustig wordt neem ik u mee en u kunt uw verlof in de gevangenis doorbrengen'.

    Op een dag werden we weer opgeroepen. Een Feldwebel die van het front was gekomen, had zijn vrouw met haar geliefde in bed verrast en allebei neergeschoten. Ik hoorde later dat de krijgsraad hem had vrijgesproken en hij weer terug moest naar het front.

    Toen ik bij de adjudant rapport uitbracht was hij deze keer zeer beleefd. Hij nam me mee naar een zijkamer en zei me te gaan zitten. Toen schonk hij een glas wijn voor me in en we praatten wat. Hij verklaarde dat hij ook vaak overwerkt was en toen hij mij een tijd geleden zo had toegeschreeuwd hadden er andere wetten gegolden. Hij zei dat we alles maar moesten vergeten en hij wuifde het weg. Ik antwoordde dat ik dat niet zo gemakkelijk zou vergeten. Hij zei nog dat hij veel officieren van het 49ste kende, ook bij naam. Ik moest hem toen meedelen dat velen daarvan niet meer leefden.

    Tijdens een andere patrouille werd ik weer eens geroepen. Een officier van de artillerie die uit Frankrijk met verlof was, had de geliefde van zijn vrouw doodgeschoten. Hij had haar niets aangedaan. Ik arresteerde hem en vroeg hem waarom hij ze niet allebei had doodgeschoten. Voor de krijgsraad vertelde deze man wat ik tegen hem had gezegd. Een paar dagen later zei de Hauptmann tegen mij dat wanneer ik weer een dergelijk geval had, ik me een beetje moest inhouden. De officier kwam in een strafbataljon in Rusland. Ik was van mening dat dat niet de taak van de legerpatrouille kon zijn, hier moest toch de Kripo of de stadspolitie ingrijpen. Ik moest weer terug naar de herstellingscompagnie, werd echter meteen bij de instructeurs ingedeeld.

    Op een dag liet de Hauptfeldwebel, die ik van het front zeer goed kende, mij op kantoor komen. Ik zou bijzonder verlof krijgen, een zogenaamde 'Adolf Hitler Freiplatzspende'. Dat was de beloning voor de Gouden Gewondenmedaille. Uit de 12 twaalf gezinnen waar ik mijn verlof kon doorbrengen koos ik een boerengezin uit in de buurt van Gelnhausen, want als stadsjongen was ik nog nooit op het platteland geweest.

    Bij mijn aankomst op het station zocht ik eerst tevergeefs naar mijn gastheer maar net toen ik in de richting van de boerderij wilde gaan riep hij: 'Ernst, ben jij dat?' Ik bevestigde dat en we begroetten elkaar. Hij stelde mij ook aan zijn twee dochters voor. We klommen allemaal op de wagen en praatten met elkaar. De echtgenoten van de dochters waren opgeroepen en omdat ze allebei een boerderij bezaten was er veel werk te doen. De volgende morgen stelde de boer mij aan zijn familie voor. Ik leerde ook de moeder van de boer kennen. Ze was 83 jaar oud. De jongste dochter was 20 en woonde bij hem thuis. Haar verloofde was bij Stalingrad vermist. De enige zoon was in de buurt van Leningrad gevallen.

    Ik heb daar 14 dagen lang een mooie tijd gehad. Iedereen wilde mij zien en de oma heeft elke dag voor mij gebakken. Ik had de boer verteld dat ik over 4 weken ging trouwen maar dat hij aan niemand iets mocht vertellen. Elk kind en ook de ouders bespeelde een instrument: de moeder speelde piano, de zoon viool, de boer zelf trekharmonica en de dochter fluit. Vanuit het raam wees hij met zijn hand naar een heuvel waar een molen stond. 'De molenaar heeft een mooie dochter, die moet je warm houden. Wanneer je naar huis gaat krijg je vast wel wat meel'.

    Hij gaf me zijn fiets en ik reed naar de molen. De dochter ontving mij, ging naar de zijkamer en riep haar vader. Hij kwam de wenteltrap op, een fles schnaps in de hand die hij op tafel zette. Na vijf minuten zei hij dat hij weer aan het werk moest want de volgende morgen moest hij meel in de stad afleveren. Hij was de enige molenaar in het dorp, de andere was opgeroepen. Dus praatte ik alleen met de dochter. Ze vertelde me dat ze leidster was bij de BDM en 18 jaar oud. Ze was heel mooi, had zwart haar en twee lange paardenstaarten. Ze hoorde me uit, of ik verloofd of getrouwd was en of ik kinderen had. Toen ze er daarna nog over begon dat ze zes kinderen wilde hebben, drie jongens en drie meisjes, werd ik toch echt bang. Ik kon haar toch niet de waarheid vertellen en zei maar dat ik geen tijd had gehad om de juiste vrouw te vinden omdat ik meerdere keren gewond was geraakt. Uiteindelijk moest ik weg want de boer wilde nog met mij naar zijn dochters.

    Een Gefreiter en ik waren de enige soldaten in het dorp. Elke dag kwamen de jonge meiden bijeen in het dorpscafé om te naaien, te breien of te haken. Er werd ook veel gezongen. Er waren altijd drie of vier mannen bij. Ik moest over mijn verleden vertellen. De meisjes hebben mij altijd naar huis gebracht. Dat vond ik prima en ze gingen pas naar huis als ik op de eerste verdieping het raam open deed en goede nacht zei.

    De dochter van de boer wilde de volgende dag een varken slachten en ik werd daarbij uitgenodigd. Ik had gezegd dat ik er graag bij wilde zijn als het werd geslacht want ik had zoiets nog nooit gezien. Om zeven uur 's ochtends kwam haar zoon en riep: 'Ernst, dat varken is al dood'. Ik heb me snel aangekleed en geholpen het zwijn in stukken te snijden. Thuis kenden we alleen maar bonkaarten voor levensmiddelen. Ze gaven me het magere vlees om te eten, bijna alles kopvlees. Meer dan een kwart pond heb ik niet gegeten.

    Mijn boer en ik moesten veel gezinnen in het dorp bezoeken. In het naastliggende dorp werd naast het treinstation een film vertoond. De Gefreiter en ik werden uitgenodigd en zo zijn we met 12 meisjes naar het andere dorp gegaan. We hebben de hele straat gebruikt want er was toch geen verkeer.

    Toen we arm in arm weer naar huis gingen hield de een de andere in de gaten zodat we geen domme dingen deden. Ik ben twee of drie keer met de boer het land op gegaan. De paarden gingen me altijd te langzaam daarom joeg ik ze steeds op. Mij zijn die 14 dagen in elk geval goed bevallen.

    Toen brak de dag van vertrek aan. Ik nam afscheid van iedereen. Ik schreef mijn verloofde dat ze me op het station moest afhalen. Ze moest ook de kleine kar mee nemen. De boeren hadden me veel mee gegeven. Ik kreeg 10 pond erwten van ze, van de molenaar kreeg ik 10 pond tarwemeel en de oma had een taart voor me gebakken. De dochters gaven me twee levende kippen in een doos en een paar eieren mee. Ik moest veel dragen en was blij toen ik in de trein zat. Overal in de trein hingen borden: Hamsteren verboden. Ik werd tussen Thüringen en Breslau meerdere keren door een patrouille gecontroleerd. Het hielp dat op mijn papieren de aantekening: 'A. H.Freiplatzspende stond.

    Aangekomen op het station wachtte mijn toekomstige vrouw mij op. De volgende dag meldde ik me weer bij de herstellingscompagnie en moest meteen weer lucht- en brandwacht lopen. Ik heb de mannen opgeroepen voor controle. De lichtgewonden hadden een dag eerder twee bonnen voor schnaps gekregen. Ik zei dat ik over vier dagen zou trouwen en of iemand mij de bonnen van Erich wilde geven. Van de 18 kameraden hadden er drie geen bonnen meer. Een had een fles en zo zijn we naar de kantine gegaan. De waard heeft elk glas afzonderlijk in de fles gegoten en iedereen heeft meebetaald. De fles was zeer snel vol.

    Bij ons in Breslau was er nauwelijks wijn, daarvoor hadden we wel veel branderijen en brouwerijen. Ik ben in de branderij direct naar de juiste mensen gegaan en heb gevraagd of ze me een fles schnaps wilden verkopen omdat ik over vier dagen ging trouwen. Maar weinigen gaven me niets omdat ze bang waren dat ik ze zou aangeven. Ik was heel tevreden omdat ik tenminste de schnaps of de likeurfles voor niets had gekregen.

    Wij zijn op 4. 12 .1943. bij mooi weer in een witte trouwkoets naar de kerk gereden. De anderen kwamen per auto. Velen wisten niet dat men voor het huwelijksfeest voor zes extra personen voedselbonnen kreeg. Voor het huwelijk zei de Hauptfeldwebel tegen me dat ik van het OKH bevel had gekregen naar Frankrijk te gaan waar artillerieofficieren tot infanterieofficier omgeschoold zouden worden.

    God zij dank is het met Frankrijk niks geworden. Maar drie dagen na mijn huwelijk kreeg ik bevel naar Deggendorf in Beieren te gaan als instructeur op een beginnerscursus voor onderofficieren. Mijn Hauptfeldwebel en ik begrepen elkaar goed. Toch vroeg ik hem waarom ik als enige van de instructeurs weg moest. Hij antwoordde dat alles via het OKH liep en hij daar niets aan kon doen. Ik was natuurlijk behoorlijk nijdig want ten eerste was ik pas getrouwd, ten tweede trof het mijn compagnie en ten derde woonde ik in Breslau en kon dus per tram naar mijn werk. Dat alles zou nu voorbij zijn.

    Toen ik in Deggendorf aankwam meldde ik me bij de UvD in het wachtlokaal. De papieren die ik bij me had gingen naar de commandant. De locatie was geen kazerne maar een groot huis met veel bijgebouwen. Voor de oorlog was het een thuis voor geestelijk en lichamelijk gehandicapten geweest. De wachtpost stuurde me een Gefreiter mee zodat ik niet kon verdwalen. Ik meldde me bij de commandant en gaf hem mijn papieren. Ik zag hoe hij zijn gezicht vertrok, waarschijnlijk dacht hij bij zichzelf 'daar komt een Pruis naar Beieren alsof wij hier geen instructeurs hebben'. Toen gaf hij mij bevel mij bij de 2. Kompanie bij de Hauptmann te melden. Hij keek uit het raam en voegde eraan toe: 'de compagnie heeft nu pauze in de boomgaard'.

    De Gefreiter ging mee. Ik meldde me bij de Kompaniechef die me echter meedeelde dat hij geen instructeurs nodig had, de commandant moest me naar 3. Kompanie sturen. Ik zei tegen de Gefreiter dat ik dat niet kon begrijpen, de commandant wist toch in welke compagnie nog mannen ontbraken. De Gefreiter zei daarop dat er in 2. Kompanie geen EK I dragers zijn. Daar zou u opvallen. In 3. Kompanie zijn er twee.

    Ik meldde me dus opnieuw bij de commandant en die zei na enig overleg: 'Gaat u naar 3. Kompanie'. Ik moest me eerst bij de foerier melden voor mijn uitrusting. Een burger, die tijdens de oorlog zijn onderbeen had verloren, gaf de spullen uit. Hij merkte direct dat ik een Pruis was. De spullen die gewisseld moesten worden, werden op de grond gelegd. Ik zocht voor mezelf een knapzak, veldfles, eetgerei en een tenthelft uit. Ik was woedend. De spullen lagen op een plank bij de deur. Ik wilde al over de plank springen en de man eens flink aframmelen. Dat heb ik toch maar niet gedaan.

    Definitielijst

    artillerie
    Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
    Bataillon
    Maakte meestal deel uit van een Regiment en bestond meestal uit een aantal Kompanien. In theorie bestond een Bataillon uit 500 - 1.000 man.
    bruggenhoofd
    Een aan de andere kant van een (natuurlijk)opstakel veroverd stuk land waaruit de aanvaller zijn aanval verder kan voorzetten.
    cavalerie
    In het Engels Calvary. Oorspronkelijk een aanduiding voor bereden troepen. In de Tweede Wereldoorlog de aanduiding voor gepantserde eenheden. Belangrijkste taken zijn verkenning, aanval en ondersteuning van infanterie.
    divisie
    Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
    getto
    Grotendeels van de buitenwereld afgescheiden stadswijk voor Joden. Het aanstellen van getto's had als doel om Joden uit het dagelijkse leven te weren. Vanuit getto's konden Joden bovendien gemakkelijker gedeporteerd worden naar de concentratie- en vernietigingskampen. Ook bekend als 'Judenviertel' ofwel 'Joodse wijk'.
    Heeresgruppe
    Was de grootste Duitse grondformatie en was direct ondergeschikt aan het OKH. Bestond meestal uit een aantal Armeen met weinig andere direct ondergeschikte eenheden. Een Heeresgruppe opereerde in een groot gebied en kon een paar 100.000 man groot worden.
    infanterie
    Het voetvolk van een leger (infanterist).
    kanon
    ook bekend als Kanone (Du) en Gun (En). Wordt vaak gebruikt om allerlei geschut aan te duiden. Eigenlijk slaat de term op vlakbaan geschut. Wordt gekenmerkt door een langere loop en grotere dracht.
    Kompanie
    Maakte meestal deel uit van een Bataillon of een Abteilung en bestond uit een aantal Züge. In theorie bestond een Kompanie uit 100 - 200 man.
    krijgsraad
    Militair gerechtshof.
    Kripo
    Kriminal Polizei, de burgerrecherchedienst van Nazi Duitsland.
    Luftwaffe
    Duitse luchtmacht.
    mitrailleur
    Machinegeweer, een automatisch, zwaar snelvuurwapen.
    offensief
    Aanval in kleinere of grote schaal.
    propaganda
    Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om aanhangers / steun te winnen. Vaak gebruikt om ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
    regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.
    soldij
    Het loon van een militair.
    voedselbonnen
    Bonnen waarmee men (door de bestaande voedselschaartse) gerantsoeneerde hoeveelheden etenswaar kon krijgen.

    Deel 3

    Met een van de instructeurs heb ik vriendschap gesloten. Op 18. 12. 1943 gingen alle onderofficieren van de beginnerscursus met verlof. Twee dagen later hebben wij instructeurs Kerstmis gevierd en op de 22ste konden we een paar dagen met verlof. We vierden het in een kleine zaal. Alle instructeurs van het bataljon waren er. Iedere man moest opstaan en een lied zingen.

    Burgers waren ook uitgenodigd. Allen hadden al behoorlijk wat alcohol op en mijn vriend zei tegen me: 'Ernst, je bent een rot Pruis' en meer van dat soort taal. Ik zei; 'Walter, vanaf nu praat ik niet meer met je'. Het werd steeds vrolijker op ons feest. Plotseling en zonder enige aanleiding gingen de instructeurs met elkaar en met de burgers op de vuist. Ik schoof met mijn stoel tegen de muur en bekeek alles gelaten. De knokpartij duurde maar een paar minuten en net zo snel als die begonnen was eindigde die ook. Het zaaltje liep leeg en ik zag een burger, medewerker van de foerier die achter in een hoek lag. Je kon zijn prothese zien. Hij was dronken en sliep. Ik tilde hem op, nam hem op mijn schouder en droeg hem naar de wacht. Ik legde hem op een brits, liet de wacht water en een doek halen en waste het bloed van zijn gezicht. Ik zei tegen de wacht; 'zeg maar niet wie hem gebracht heeft'. Natuurlijk vroeg de TDD het de volgende dag.

    Tijdens het eten werd er over de knokpartij niets gezegd. Ik zag hoe de kamer bul mij zocht want ik ben hem steeds uit de weg gegaan. Toen ik weer naar de eetzaal ging kwam hij me tegemoet, gaf me een hand en zei: 'dank je, je bent toch een nette Pruis'. Ik zei dat de Pruissen ook niet anders konden en bovendien dat we allemaal Duitsers zijn.

    Tijdens mijn verlof ben ik naar de Hauptfeldwebel van de herstellingscompagnie gegaan. Ik vroeg hem of hij al wat ondernomen had. Hij zei dat ik via het OKH was opgeroepen. Ik ging terug naar Deggendorf. Het waren allemaal Gefreiter op de beginnerscursus voor onderofficieren. Ze wilden allemaal onderofficier of officier worden. Voordat ze hierheen kwamen hadden ze al een goede opleiding in het HJ kamp of ergens anders gevolgd. Ik heb de mensen zover gekregen dat ze geblinddoekt een geweer, machinepistool of machinegeweer uit elkaar konden halen en weer in elkaar zetten. Van Deggendorf en omgeving kreeg ik vrij weinig te zien want het was januari en dus al vroeg donker. Terwijl de andere instructeurs na de dienst de kroeg in gingen heb ik me steeds op de volgende dag voorbereid. Als je hier goed voorbereid was kon je een heel eind komen.

    Drie weken later kreeg ik van het OKH mijn overplaatsing naar de opleidingscompagnie in Breslau. Toen ik me bij de commandant meldde en mijn papieren haalde, zei hij tegen me: 'U hebt zich hier niet goed gevoeld'. Eigenlijk wilde ik geen antwoord geven maar meteen vetrekken. Maar hij liet me niet met rust. Uiteindelijk vertelde ik hem dat mijn neef, jaargang 1916 in München had gewerkt; daar ook was opgeroepen en van 1937 tot 1939 actief ingezet. Hij kwam als Pruis in een Beierse divisie, was 5 jaar soldaat en als Obergefreiter commandeerde hij twee jaar lang een Gruppe in Polen en Frankrijk; in Leningrad is hij gevallen als Gruppenführer. Hij is onderofficier geworden. Nadat ik dit gezegd had maakte ik rechtsomkeert en ging weg.

    In Breslau aangekomen werden wij instructeurs naar Lüben in Silezië gestuurd. Daar namen we een compagnie rekruten over en leidden ze op. Als Gruppenführer heb ik hier ook toekomstige officieren en onderofficieren opgeleid. Onze Hauptmann kwam van de Luftwaffe en was voor straf overgeplaatst. Mijn rekruten waren allemaal grote kerels. Ze kwamen allemaal in een peloton. Vanwege mijn lengte van 1,66 meter hoorde ik eigenlijk in het vierde peloton. Bij de afmars liep ik in het midden van het eerste peloton, een paar meter achter mijn Kompaniechef. Op een andere dag moest ik na de afmars op het kantoor komen. Mijn chef liet me een nieuw wapen zien. Dat was een Panzerfaust. De kop was niet scherp maar je kon er wel mee schieten. Hij zei: 'ik geef u deze Panzerfaust, u draagt hem zelf en wacht tot ik eraan kom. Behalve de kop staat alles op scherp. Ik moet hier nog wat doen maar kom later bij u'. Hij voegde er nog aan toe: ' dat is de enige Panzerfaust in het bataljon'. Ik ging naar het oefenterrein en begon met mijn les. De chef kwam maar niet. De Gruppenführer en de Zugführer hadden alles al doorgenomen en wilden dat ik ze de Panzerfaust gaf zodat de les door kon gaan. Ze lieten me niet met rust en bleven doorzeuren. Uiteindelijk gaf ik de Panzerfaust aan de Stabsfeldwebel met de woorden; u hebt de verantwoordelijkheid. Tijdens de uitleg van het wapen aan een sectie drukte een rekruut op de vuurknop en de – houten – oefenkop vloog het bos in. De hele compagnie zocht naar de kop. Toen kwam de Kompaniechef aanrijden en gaf me een uitbrander. Hij zei dat wanneer we de kop niet vonden, hij me voor de krijgsraad zou slepen. Uiteindelijk hebben we de kop toch gevonden. Als iemand van ons voor de buis had gestaan, zou hij beslist dood zijn geweest. Omdat ik bij de Kompaniechef in een goed blaadje stond, is alles met een sisser afgelopen. De opleiding was voorbij en we brachten de mensen per trein naar Joegoslavië (Kroatië) naar het vliegveld. Daar werden ze door een eenheid afgehaald.

    In Breslau aangekomen moest ik direct weer naar een cursus in Brieg, Silezië. Het was een cursus van de Luftwaffe waar we luchtfoto's moesten leren lezen. We waren met maar 15 man van onderofficier tot majoor. Dat was mijn mooiste cursus. Toen onze luchtwaarnemers de foto's naar het regiment stuurden, moesten de mannen aanwijzen waar tanks of artillerie waren opgesteld. Dan konden er maatregelen worden genomen. We moesten vaak met kaart en kompas op pad. Er werden altijd twee mannen ingezet. De ene keer was het doel een herstellingsoord, de andere een café of een herberg. Op een bepaalde tijd werden we met een bus van de Luftwaffe opgehaald. We hoefden nooit terug te lopen.
    Een dag voor onze aankomst was een drager van het Ritterkreuz neergestort met een lesvliegtuig. Ik heb in mijn eentje het vliegveld en de hangars waar de toestellen stonden bekeken. Ik vroeg aan de aanwezige officier hoe dat neerstorten kon gebeuren. Hij zei dat is net als bij de infanterie. Wanneer een verouderd machinegeweer uit het arsenaal op de schietbaan komt en er doorlopend mee wordt geschoten, dan krijg je ook bij een oud machinegeweer problemen en moet het weer worden nagekeken.

    We wilden allemaal meevliegen. Er werden strootjes getrokken omdat er maar vier man mee mochten. De cursus liep ten einde en ik moest weer terug naar de herstellingscompagnie. Alweer hadden we een cursus met rekruten achter de rug. Dat betekende, 80 man gaan naar Cherbourg in Frankrijk met drie man van ons als begeleider, de anderen gaan naar Görlitz in Silezië. Ik moest naar Frankrijk.

    We hebben de mannen aan de Ortskommandantur overgedragen. Hij riep ons van verre al toe: 'God zij dank krijgen we eindelijk een paar soldaten met frontervaring'. We zeiden dat we de soldaten alleen hierheen hadden gebracht en nu willen we reispapieren van hier naar Breslau. Hij zei: 'U blijft hier'. We hebben ons nergens laten indelen. We moesten ons elke dag bij hem melden. We zeiden dat we een trainingscompagnie waren en ook weer terug moesten. We kregen ook te horen dat de Amerikanen en de Engelsen in de toekomst hier wilden landen. Na een telefoongesprek met onze eenheid in Breslau konden we na vier dagen Cherbourg verlaten. Die dagen hebben ons goed gedaan. Hier kon je van alles kopen. Ik kan me goed voorstellen dat de soldaten en de hoge omes niet naar het Oostfront wilden.

    We kwamen weer in Breslau, Rosenthal. We moesten elke dag aantreden en wel in de herstellingscompagnie om ingezet te worden. Op een dag kwamen er hoge officieren van het Regiment Groß Deutschland uit Berlijn. Ze zochten een onderofficier of een Feldwebel voor het wachtbataljon. Ik was maar 1,66 meter lang maar mij wilden ze hebben. Maar ik heb geweigerd. Ik kon het immers niet beter krijgen, want met de tram was ik hier in 10 minuten thuis. Wij instructeurs kwamen naar Trautenau en hebben weer rekruten opgeleid. Trautenau ligt in het Sudetenland in de buurt van het Reuzengebergte.

    Op een dag moest het bataljon aantreden. Generaal Unruh, de 'Soldatenklau' en zijn staf hadden weer eens soldaten voor het front nodig. Hij had me al een paar keer in de herstellingscompagnie gezien. Hij zei tegen me: 'U gaat naar Rusland naar uw eenheid en meldt u bij de staf van de divisie als ZbV man (Zur besondere Verwendung). De Hauptfeldwebel moest me een brief meegeven. Mijn Zugführer, een Oberleutnant die zijn rechteronderarm arm kwijt was, had een mooie prothese met een scharnier. Daarmee kon hij zijn hand instellen. Hij zei tegen de generaal dat hij met zijn kunsthand niet kon schieten. De generaal wierp tegen: 'dat hoeft u ook niet want u komt in een tank en hoeft alleen maar bevelen te geven.


    T-34 tanks worden van de fabriek naar het front vervoerd Bron: RIA Novosti archive, image #1274 / V. Kaushanov / CC-BY-SA 3.0

    Eind januari 1945 kwamen we allemaal weer terug aan het front. Er werd een trein samengesteld en het ging af in de richting van Rusland. De Russen waren al in Duitsland. In Oost-Pruissen hadden ze drie enclaves gevormd, een in Elbing, de tweede bij Braunsberg-Rosenberg Heiligenbeil en de derde bij Königsberg. Ik bevond me bij de tweede. De Russen hadden hem afgesloten, wij stonden ervoor en konden niet doorrijden. In de volgende nacht werd de enclave voor korte tijd geopend en kon de trein binnen rijden. We kwamen onder zwaar artillerievuur en iedereen was blij toen we het station verlieten. Ik kon mijn divisie, resp. regiment niet vinden. Gelukkig lag mijn compagnie echter dicht in de buurt. Ik meldde me bij de Hauptfeldwebel en liet hem mijn papieren zien. Ik bleef dus als ZbV man bij de troep. Op dezelfde dag vroeg hij mij in het voorbijgaan: Ernst, 'als je weer naar voren de loopgraaf in gaat, draag ik je direct voor het Ritterkreuz voor'. Ik zei heel rustig: 'Sachse, dat heb ik al lang verdiend'. Iets later zei de kok van de troep: 'Ernst, je vriend is gevallen'. Ik vroeg of het Walter was. Hij knikte. Hij wist dat we bevriend waren. Walter had in 1943 als Oberjäger het Ritterkreuz ontvangen en eind 1944 als Feldwebel het Eichenlaub. Een paar maanden later is hij, zoals al vermeld, gevallen. Hoewel we vele jaren in de zelfde compagnie dienden hebben we elkaar weinig gezien omdat of hij, of ik gewond was.

    Ik ben vanaf de zomer 1943 tot januari 1944 instructeur geweest. Drie man van het bataljon werden ingezet om kwartier te maken voor de compagnie en het bataljon. Ik hoorde daar bij. Voor de fronttroepen was er geen rust. De 'ketel 'was nog zeer groot, men kon de compagnie van het oosten naar het westen verplaatsen. Op een dag kwam en er acht mannen bij onze compagnie die de legerpatrouille had opgepikt. Ze hadden hun compagnie niet kunnen vinden.

    Over anderhalf uur zou van onze kant een grote aanval beginnen. De Hauptfeldwebel zei tegen mij: 'Ernst, breng die mensen in looppas naar de compagnie voordat de aanval losbrandt'. Hij zei; 'een rij opstellen met vijf passen tussenafstand vanwege het artillerievuur. Wie weg loopt meteen neerschieten. Ik ben als laatste gegaan en kwam 10 minuten voor de aanval bij de fronttroepen aan. De chef van de compagnie wilde me het liefst daar houden. Ik was nog geen 10 minuten weg of de Russen legden een spervuur. Ik had geluk en kwam ongedeerd bij de troep aan. Hier kreeg ik een nieuwe opdracht en een brief mee. Ik moest naar een kasteel waar een gravin woonde. Toen ik in het donker aankwam moest ik via de lange oprijlaan naar het slot. De gravin kwam me in een grote ontvangstruimte tegemoet. Ze zei meteen tegen mij: 'De ingang voor personeel en leveranciers is links van het kasteel. Mijn Hauptfeldwebel had me van te voren gewaarschuwd dat ik beleefd moest zijn en niet uit mijn rol vallen. Ik gaf haar de brief. Ze liet me staan, draaide zich om en ging weg. Ze stuurde me een man die voor me moest zorgen. Binnen een paar dagen konden de Russen hier zijn en ik moest me zoiets laten zeggen.

    Ik bleef vier dagen in het kasteel. In die tijd heb ik "Mein Kampf' en de 'Pfaffenspiegel' gelezen. Er was daar een reusachtige zaal waarin wel een paar duizend boeken stonden. Het kasteel heb ik helemaal niet goed bekeken., Ik wilde me niet laten zeggen dat ik overal had rondgesnuffeld. De opzichter heb ik maar nauwelijks gezien. Na een paar dagen in het kasteel werd ik door een andere eenheid afgelost. Ik kwam bij de compagnie terug.

    Bij ons voorcommando was ook een drager van het Ritterkreuz van de naastgelegen compagnie. Onze wapenofficier die de munitie naar voren moest brengen, is uitgevallen. Dus moest ik de munitie naar voren slepen.

    Twee dagen eerder had de Rus tijdens een sneeuwstorm een dorp bestormd. Daar hebben ze vreselijk huis gehouden. Ze hebben alle mannen bijeen gedreven en in een schuur opgesloten die ze in brand wilden steken. In die tijd hebben ze alle vrouwen verkracht. Ze eisten wodka, zilver en goud. Russische vliegtuigen wierpen pamfletten af waarin Stalin zei: 'alles wat jullie veroveren hoort jullie toe; ook de Duitse vrouwen zijn jullie buit. ' Hoe kan zo'n staatsman dergelijke bevelen geven?

    Onze eenheid heeft in de vroege morgen tijdens een sneeuwstorm het dorp aangevallen en de Russen zijn er overhaast, zonder zich echt te verdedigen, half dronken en alleen gekleed in een hemd tussen uit geknepen. Acht Russen hadden zich in een hooiberg verstopt. Ze konden niet meer vluchten.
    Wij drieën van het voorcommando hebben de munitie naar voren gebracht. Toen ik een huis binnenkwam, zat een heel gezin met de rug tegen de muur; ze hadden allemaal hun polsen doorgesneden. Ik haalde direct een hospik. De Russen hadden de vrouw, de dochter – die droeg nog het uniform van een BDM helpster en was met verlof thuis – en de jonge, 13 jaar oude dochter meerdere malen verkracht.
    De mannen waren na 24 uur weer vrijgelaten. Ze moesten werken voor de Russen. Toen weer werd gezegd dat alle mannen weer bijeen werden gedreven en in de schuur opgesloten, wilden ze dat wat ze hadden meegemaakt niet nog eens beleven. De echtgenote en de oudere dochter werden door vijf Russen verkracht. Toen ze de 13 jarige wilden nemen, sprong de moeder ertussen, wierp zich voor de voeten van de Russen en zei: 'neem mij in haar plaats'. Ze hebben de moeder nogmaals verkracht. Toen ze klaar waren hebben ze alsnog de 13 jarige verkracht. Daarom wilden ze uit het leven stappen.

    De echtgenoot had ze allemaal de polsslagader doorgesneden, als laatste bij zichzelf. De acht Russen die niet meer weg konden komen en die de vrouwen hadden verkracht, werden neergeschoten. De eerste vrouwen durfden weer de straat op en vertelden ons alles. Toen de drager van het Ritterkreuz tegen de vrouwen zei dat er in de herfst wel veel Russische koppies tevoorschijn zouden komen, zeiden de vrouwen; 'daarvoor waren ze veel te dom'. Ik vroeg mijn collega wat ze daarmee bedoelden. Hij zei dat ze alleen maar hun benen stijf tegen elkaar hadden gehouden.

    Ons bataljon moest weer op een andere plek worden ingezet. Wij drieën moesten in een vlakbij gelegen kleine stad kwartier maken voor onze compagnie. Het stadje leek uitgestorven, er was geen soldaat of burger te zien. Aan het marktplein stond een hotel, daar wilden we de staf van het bataljon onderbrengen. De eigenaar woonde op de hele eerste verdieping. Het stadje was heel schoon en erg mooi. Het hotel had maar drie verdiepingen. Elk van ons nam een kamer, ik de slaapkamer. Toen ik onder het bed keek zag ik een grote koffer. Ik trok hem er onderuit en maakte hem open. Er zat nog een kleine koffer in. Die maakte ik direct open, hij zat vol met juwelen. Ik keek direct naar de deur en dacht: hopelijk komen de anderen niet binnen. De kleine trouwring paste in de grote. Er lagen parels, gouden ringen, broches en horloges. Eerst heb ik een paar gouden sieraden in mijn rechter broekzak gestoken. Ik had mijn zak al vol en dacht ik ineens: je hoeft maar gewond te raken en ze hangen je nog op als gewonde. Toen de opwinding voorbij was maakte ik mijn broekzak weer leeg. Ik dacht daarbij ok aan de legerpatrouille en wat er gebeurd zou zijn als ze me hadden gecontroleerd en de sieraden gevonden. Ik schoof de koffer weer onder het bed. Plotseling begon de Russische artillerie te schieten. Ik zag vanuit het raam hoe de granaat aan de overkant van het marktplein insloeg. Het was een licht kaliber maar het dak stond meteen in brand. De artillerie had zich ingeschoten en na een uur stond alles rond het marktplein in lichterlaaie. We verlieten het hotel en betrokken de vrijstaande huizen aan de rand van de stad. Ieder van ons nam drie huizen voor zijn compagnie in beslag. We hadden honger en doorzochten meteen de kelder. Wat ik hier zag valt nauwelijks te geloven. De kelder stond vol stellingen gevuld met levensmiddelen, potten met eenden, kippen, vlees en allerlei soorten fruit. Dat was in elk huis zo. We hebben heel wat gegeten. 's Nachts moest ik drie keer naar de wc.

    Het was februari 1945. Onze eenheid werd verplaatst naar waar de Russen waren doorgebroken. De ketel werd steeds kleiner en kleiner. Jammer van dat mooie stadje. Onze compagnieën werden weer elders in een brandhaard ingezet. Wij met z'n drieën moesten weer elders kwartier maken.

    In het dorp lag een bevoorradingseenheid die alle huizen bezet had. Mijn kameraad, de Feldwebel had een goed idee. Hij zei tegen me: 'De officier van die eenheid is een Oberleutnant, ga naar binnen en stel mij voor als Hauptmann. Na drie minuten kom je weer naar buiten en meldt me dat alle huizen door de bevoorradingseenheid bezet zijn'. De Feldwebel, ook drager van het Ritterkreuz, had een Jäger baret met zilveren koord op, zoals een officier die draagt. Na drie minuten stond ik buiten bij de Feldwebel en meldde hem: 'Herr Hauptmann, alle huizen zijn door de bevoorradingseenheid bezet'. De Oberleutnant zei daarop: 'dan moeten die groepen maar worden samengevoegd'. Tijdens die hele actie dacht ik aan de Hauptmann von Köpenick. De Oberleutnant maakte een paar huizen voor zich zelf en zijn mensen vrij. De ketel werd steeds kleiner en de compagnieën werden ook niet meer verplaatst.

    Een paar dagen later moesten wij drieën van het voorcommando nieuwe kwartieren voor onze fronttroepen zoeken. We reden in een pantserwagen naar het volgende dorp. De eerste twee huizen aan de ingang van het dorp leken mij geschikt te zijn als kwartier en ik zei tegen de anderen, die nemen we. Ik wilde juist met krijt onze compagnie- en bataljonsnummers op de voordeur van de huizen schrijven toen ik merkte dat twee vreemde soldaten hooi en ander brandbaar materiaal uit de schuur haalden en voor de deur opstapelden. Ik vroeg ze: 'wat moet dat' waarop zij antwoordden dat ze bevel hadden gekregen de huizen in brand te steken. Ik zag dat het genietroepen van een Stabskompanie-Division waren. Het was me ook al opgevallen dat ze geen genisten van het front konden zijn want ze droegen alleen het Kriegsverdienstkreuz op hun uniform. Toen ze met hun voorbereidingen klaar waren zei ik dat deze twee huizen in beslag waren genomen en niet in brand gestoken mochten worden. Ik legde aan de Feldwebel en de andere soldaten uit dat het front naar achteren geschoven werd en dat de troep met de Hauptfeldwebel, de kok, munitiewagens en gewonden die er in iedere compagnie zijn, kwartieren nodig hadden. De fronttroepen moesten toch buiten in de sneeuw liggen. Het ene huis was alleen voor de Hauptfeldwebel en de mensen van de tros. Het andere was bestemd voor de gewonden. 'We zitten hier in een zak waar niemand uitkomt en daarom kunnen jullie die huizen niet in brand steken'. Ik liep naar de Feldwebel en zei: 'als u bevel geeft die huizen in brand te steken schiet ik u neer en de man die het aansteekt'.

    Ik trok mijn pistool en hield het in de hand. Elke geniesoldaat had een wapen. De Feldwebel had een pistool en had ook nog een machinepistool omgehangen. Ik merkte aan de gezichtsuitdrukking van de mannen dat ze me gelijk gaven maar ze zwegen. De Feldwebel zei kortaf: "Befehl ist Befehl'. De hele situatie veranderde echter toen we in de verte de wagen van de tros aan zagen komen rijden. Ik weet niet wat er gebeurd zou zijn als onze mensen niet op het juiste ogenblik verschenen waren. Nu werden de geniesoldaten bang want ze moesten ervoor vrezen naar het front gestuurd te worden.

    Een van hen zei: 'Herr Feldwebel wat moeten we met de antitankmijnen?' Hij zei: Begraaf ze maar aan de kant van de weg'. De soldaten groeven een kuil. Toen ze klaar waren legden ze de mijnen er in en gooiden ze hem gewoon weer dicht. Natuurlijk hadden ze eigenlijk de opdracht om de mijnen naast de weg te leggen als tankversperring. In totaal telde ik 12 mijnen die begraven werden. Toen mijn compagnie een tijd later bij ons aankwam, maakte ik er direct melding van. Ik wees een gewonde officier, die in het in de 3. Kompanie voor het zeggen had, aan waar de mijnen waren begraven. Ik meldde het voorval verder aan de compagnie. De mijnen werden opgegraven en op de juiste manier teruggelegd.

    Zoals al gezegd hadden de Russen drie ketels gevormd. De grootste was Königsberg in Oost-Pruissen op ongeveer 25 km van onze stelling. De andere was Elbing, ook maar 20 km verderop. Onze kameraden in Heiligenbeil, Brausberg, Rosenberg moesten naar Königsberg doorbreken. Ik had een andere opdracht gekregen. Ik had alle gewonden van het bataljon onder me en moest elke dag met de groep naar de herkeuring en weer terug. Wanneer er een geschikt werd verklaard moest hij de volgende dag weer naar voren.

    De arts was in uniform en had een hoge rang. Hij had al in de Eerste Wereldoorlog gevochten. Hij zag eruit als een filmacteur. Hij had sneeuwwit haar. Of hij 60, 70 of 80 was, weet ik niet. Hij had een bepaalde aantrekkingskracht en ik observeerde hem vaak. In de loop van de tijd leerden wij elkaar goed kennen. Ik heb alleen melding gemaakt als ik de mensen bracht en ze weer afhaalde.
    Er kwam bevel dat de tros zou worden ontbonden. Iedereen moest naar de dokter, ik ook. Terug naar het front of naar huis. Toen ze allemaal geweest waren, was ik aan de beurt. Voor mij heeft hij veel tijd genomen. Hij sprak met een oost Pruisisch dialect. Jongen, jij hebt genoeg meegemaakt. Toen klopte hij me op de schouder en zei: 'jij gaat terug naar je moeder en je krijgt een reispas van me'. Toen hij me de pas om mijn nek hing zei hij tegen me: 'Jongen, pas goed op je zelf'. De weg naar de moeders was nog lang, zoals hij zei. Toen ik zei dat de Russen hier over drie of vier dagen zouden zijn, zei hij alleen maar: 'Ik blijf hier bij mijn gewonde kameraden. Hij omarmde me met tranen in de ogen. Toen hij zag dat ik ook huilde, drukte hij me stevig tegen zich aan, keerde om en ging de kerk in waar hij altijd zijn onderzoeken deed. Hij liep om het altaar heen met tranen in de ogen, ik keek hem na maar hij draaide zich niet om.


    Soldaten slepen in de herfst een auto door de modder. Bron: Bundesarchiv, Bild 146-1981-149-34A / CC-BY-SA 3.0

    Königsberg heeft zich met 95,000 soldaten en officieren overgegeven. De vrijkomende regimenten van de Russen werden tegen ons ingezet. Omdat we aan het water lagen, heeft de genie me met hun stormboten meegenomen. Later kwam ik per schip in Pilau aan. Van daaruit ging het naar Swinemünde. Ik had mijn linkerarm nog in het verband en in een mitella. Toen ik in Pilau aankwam, vertrok de Gustloff juist uit de haven. Ik was razend en dacht verdomde rotzooi. Toen ik hoorde dat de Gustloff twee uur later door een Russische duikboot tot zinken was gebracht, was ik natuurlijk blij dat ik daar niet bij was. Nu ging ik op zoek naar een boot, geen grote maar een kleine. In de haven lagen een paar honderd schepen. Iedereen wilde naar huis maar de havenmeester gaf geen toestemming voor vertrek. Ik heb er naar gevraagd maar de commandant gaf geen inlichtingen. Een reddingsboot van de Luftwaffe zou naar Swinemünde varen. Er waren een Oberfeldwebel en acht man aan boord. Ik verzocht hem mij mee te nemen wanneer hij zou vertrekken. Hij zei: 'nee, de boot heeft een lek van een meter breed en ik mag niemand meenemen. Het lek heeft hij provisorisch gedicht. Toen ik voor de vierde keer bij hem was zei hij eindelijk, kom aan boord we varen over een uur uit met begeleiding.

    Toen we een uur onderweg waren, viel de motor uit. De andere schepen voeren verder. Op mijn vraag waarom die niet op ons wachtten, lachte hij maar wat en zei dat we op ons zelf waren aangewezen. Hij gaf bevel zwemvesten aan te trekken. Plotseling kropen er twee Feldwebel van de artillerie uit hun schuilplaats en trokken de vesten ook aan. Ze hadden vast en zeker de kapitein omgekocht om mee te kunnen varen. Na een half uur gingen we eindelijk verder en gelukkig kwamen we in Swinemünde aan.

    Vanuit de haven moesten we allemaal naar de kazerne. We werden onderzocht en kregen papieren om naar een herstellingscompagnie in Lübeck te reizen. Een officier van de SS die bij mij op de kamer lag zei dat het tot Lübeck ongeveer 120 km was. Over drie of vier dagen is de oorlog wellicht voorbij. Hij waarschuwde me nog voor de alarm compagnieën zoals die toen bijna overal werden ingezet. Zelf was hij door zo'n troep opgepakt en teruggebracht. Nadat ik zijn verhalen had aangehoord, heb ik uitgerekend dat wanneer ik per dag 30 km afleg, ik in vier dagen in Lübeck ben. Dan kan niemand me meer iets maken. Bovendien rijdt er geen enkele trein meer. Ik moest elke keer per auto reizen, voor een dorp uitstappen, er omheen gaan en dan weer verder rijden. Ik was dus gewaarschuwd.

    In Swinemünde klom ik op een vrachtwagen vol met vluchtelingen en soldaten. We hadden de stad bijna verlaten. We reden de stad uit. Halverwege stond de SS op de straat en haalde iedere soldaat van de vrachtwagen. Hoewel ik was gewaarschuwd heb ik toch iets fout gedaan. Er waren een Hauptmann van de SS en nog twee man die controleerden. Ze stuurden elke soldaat naar de binnenplaats van een grote boerderij waar de controle plaats vond. Ik keek naar binnen en zag een paar honderd soldaten staan. Ze werden door vier SS'ers bewaakt. Ik ben naar de Hauptmann gegaan en heb hem mijn marsorder laten zien. Toen ik voor de derde keer bij hem was zei hij dat als u hier nog een keer komt, dan gebeurt er wat. Die Hauptmann was ook nog niet aan het front geweest en die knapen waren zeer gevaarlijk.

    Omdat hij me had gewaarschuwd werd ik natuurlijk bang. De oorlog kon elke dag afgelopen zijn en in die laatste uren wilde ik mijn leven ook niet meer geven. Hier liep alles door elkaar. Bij de poort stond een boer met een jongentje van drie jaar. Hij had alles meegekregen. De boer zei tegen me, kom maar mee. We moesten langs de andere kant van de binnenplaats en de wachtposten riepen al: hierheen, hierheen. De boer zei kalm, we gaan koffie drinken. Hij leidde me echter achter het huis en wees op de draadversperring die 2 meter hoog was en 50 cm naar binnen stond. Hij zei: vooruit. Toen hij dat een paar keer had gezegd ben ik op het draad gesprongen en was er overheen. Ik stond doodsangsten uit. De wachtpost hoefde maar 20 meter de straat op te lopen en hij kon me zien. In mijn angst ben ik de landweg naast de hoofdweg opgerend.

    Ik ben de volgende dag om twee dorpen heen gegaan en in het derde zocht ik een plek om te slapen. Onderweg naar Lübeck hoorde ik dat Hitler dood zou zijn. In een buitenwijk van Lübeck, de straat was helemaal leeg, reed een auto met een wimpel van een generaal mij voorbij. Ongeveer 70 meter voor me stapten twee officieren er uit, gingen naar de militaire patrouille, vroegen hen om hun papieren en schoten ze ter plekke neer. Toen stapten ze weer in de auto en reden weg. Dat alles had ongeveer vijf minuten geduurd. De schilden van de patrouille namen ze mee, ook hun papieren want bij een van de twee doden lag een foto op zijn borst. Daarop stond zijn familie: echtgenote, hijzelf en een kind. Een paar ogenblikken later hoorde ik waarom ze werden neergeschoten. Ze waren al vier weken zonder toestemming afwezig bij hun compagnie. Ik was niet meer bang want ik had immers mijn marsorder voor Lübeck. Hij zei tegen me: je gaat nu niet meer naar de kazerne. Vanmiddag of vanavond stellen ze een alarmcompagnie samen en dan kun je weer mee lopen. En wanneer je je pas over 24 uur meldt, moet je toch eerst naar de dokter. Op een dag kan veel gebeuren.

    In die tijd lagen de Russen 20 en de Amerikanen 15 km voor Lübeck. De mensen hoopten dat de Amis eerder in Lübeck zouden zijn dan de Russen. De volgende morgen zag ik niemand meer in de kazerne. Wij soldaten stonden op de binnenplaats van de kazerne toen er een Engelsman aan kwam. Hij ging het wachtlokaal binnen, kwam er met een geweer 98 uit, sloeg het tegen de muur zodat het in twee stukken brak en gooide het weg. Een paar minuten later kwam er een Engelse tankeenheid aan rijden. Het hele bataljon moest aantreden en zich in marsorde opstellen. De Engelse soldaten pakten ons alle spullen van waarde af, zoals ringen, horloges maar ook onze onderscheidingen. Na een paar dagen in de Lübecker Bocht werden we allemaal ingedeeld. Een Feldwebel van de artillerie en ik kregen 80 man toebedeeld. We werden op vrachtwagens geladen en naar een grote boerderij gebracht. De varkensstal was leeg, werd door ons schoongemaakt en als kwartier betrokken. Op een hoogte van 2 meter bevond zich een hooizolder waar onze kameraden ook werden ondergebracht. Iedere morgen moesten de mannen aantreden en werden door ons tweeën voor het werk ingedeeld.

    We verdeelden ze over wegen-, bruggenbouw en de aanleg van putten. De mannen werden met auto's afgehaald en weer teruggebracht. Als onderofficier hoefde je bij de Engelsen niet te werken. Op de boerderij was werk genoeg. Midden op het terrein stond een schuur die met graan gevuld moest worden. We zetten de mannen ook hier in. Ze moesten met de vrachtwagens meerijden, de zakken opladen en bij ons weer afladen. De vrachtwagens konden maar tot op 8 meter van de schuur komen. Ik gaf iedere zakkendrager een grote spijker en zei hem dat wanneer je de zak van de wagen pakt en op je schouder legt je er aan de onderkant flink in moet steken en hem kapot scheuren. Zo werd er een mooi spoor van graankorrels gevormd. De Engelsen dachten zeker dat de zakken kapot waren. Toen ze wegreden om nieuwe zakken te halen zijn we er allebei naar toe gegaan, hebben de korrels opgeveegd en in een emmer gegooid. We zochten twee grote, vlakke stenen en zo maalde ik de korrels tot meel. Van de Engelsen kregen we een snee brood per dag en een dunne soep. Vaak kregen we ook 10 gram boter. Ik heb de boter verzameld en onder de ogen van mijn kameraden een meelsoep gemaakt. Toch hadden we altijd honger. De volgende dag bij het aantreden meldde een kameraad dat zijn snee brood gestolen was. Een andere meldde zich direct en zei dat van hem gisteren ook brood gestolen was. Er werd fel gediscussieerd. Een paar dagen later werd er weer gestolen. Wij en de 80 man hebben besloten dat wanneer we de dief pakken dan wordt hij opgehangen. Dat werd elke keer bij het aantreden gezegd. We wilden zelfs een wacht in de varkensstal zetten. Maar het stelen ging door. Enige kameraden hebben op de loer gelegen en eindelijk de dief ook gepakt. Het werd lawaaiig en de mannen riepen ophangen, ophangen. De dief werd door vier man tegen de muur gedrukt en de strop hing al over de balk. In het donker konden we de dader niet herkennen. Toen ik bij hem stond zag ik dat hij pas 16 was en het uniform van een Flakhelfer droeg. Hij was de jongste van de 80 man. Ik heb direct mijn rechterhand in de strop gelegd. Velen riepen omhoog trekken, omhoog trekken. Mijn collega, de Feldwebel was net weggegaan en kon me niet helpen. Ik had grote moeite de mannen te kalmeren. Ik zei: 'dat zou toch jullie zoon of broer kunnen zijn'. De mannen hebben de jongen niet geslagen of geschopt. Ze wilden hem zien hangen.

    Het was zondag, de zaak was voor ons allemaal afgedaan maar niet voor de jongen. In het voorbijgaan hebben de kameraden voor hem gespuugd of op zijn schoenen gespuugd. Een paar uur later kwam een oudere soldaat bij me en zei: 'ik neem de dader mee naar huis'. Acht dagen voor het gebeuren was afgesproken dat de boer de jongen mee zou nemen naar de boerderij want hij had kinderen noch familie. De jongen zou dan later de boerderij overnemen. Hij had ook zijn vrouw in Saarbrücken gebeld dat hij iemand mee zou brengen. De echtgenote was natuurlijk verheugd dat ze allebei bij het werk ontlast zouden worden. Nu moest ik de jongen vertellen dat een dief niet in het gezin zou worden opgenomen.

    De jongen vertelde me dat zijn beide ouders gestorven waren. Hij zou zeker een goed leven bij de boer gehad hebben. Het leven en de inzetten gingen verder. Mijn kameraad drukte me een leeg 5 liter blik in de hand en zei: nu gaan we Weinberg slakken zoeken. Ik vroeg: 'ga je die opeten?' Hij zei: en jij ook'. Ik wierp tegen: 'in geen geval'. Op een vuurtje buiten maakten we een pan water heet. We gooiden de slakken uit het blik in het kokende water. Ze kwamen meteen los van de schelp. Het slijm schepten we er met een beker uit. Toen we voor de tweede keer het water aan de kook brachten waren de slakken mooi schoon. Daarna hebben we ze met onze 10 gram boter gebakken. We hebben heel wat slakken gevonden, alleen witte en ik moet zeggen ze hebben ook heel goed gesmaakt.

    Na drie maanden werd ons kamp opgeheven en elke soldaat werd gevraagd waar hij na ontslag heen wilde. Ik heb Breslau opgeschreven. Ik dacht toch dat mijn vrouw en kind daar nog waren. De Engelse officier zei me dat er geen enkele soldaat naar de Russisch-Poolse zone zou worden gestuurd. Mijn broer, jaargang 1916, die in Bad Kissingen bij de motorbrigade had gediend, was in 1943 ook in de buurt van Bad Kissingen getrouwd. Niemand van onze familie was daarbij.

    Dus heb ik me naar de omgeving van Bad Kissingen laten sturen. Bij het Rode Kruis heb ik meteen een zoekopdracht gegeven. Ik had geluk en na een paar weken kreeg ik antwoord dat mijn vrouw, ons kind en oma in een sporthal in Landshut waren ondergebracht. Na mijn ontslag uit gevangenschap heb ik vier weken door Beieren gereisd om mijn familie te zoeken; ik heb ze echter niet gevonden. Uiteindelijk heb ik ze toch gevonden. Natuurlijk heb ik ze direct naar Bad Kissingen gehaald.

    Na de oorlog had ik nog briefcontact met mijn Regiment 49. Ik was ook nog twee keer bij een reünie van het regiment maar behalve hoge officieren heb ik niemand meer getroffen die ik als koerier of Gruppenführer kende. Tot 1956 heb ik regelmatig van de heer F. Koch uit Goslar in de Harz het blad 'Kameradschaft ehemaliges Jägerregiment 49' en tot 1957 het blad 'Nachrichtenblatt der 28. Jägerdivision' gekregen. Toen werd de Bundeswehr opgericht. Veel officieren die vroeger bij de Bundesgrenzschutz dienden hebben meteen hun hele peloton meegenomen naar de Bundeswehr. Wij kregen een brief dat ons Jägerregiment 49 een boek wilde publiceren met onze oorlogservaringen. Ik heb er ook een bericht heen gestuurd maar heb nooit gezien of het in de historie van het regiment is opgenomen.

    Zoals ik al verteld heb, ben ik twee keer door de Russische linies gegaan en heb het contact met Btl. 405 hersteld. Ik weet niet waar mijn bericht terecht is gekomen. Kameraad F. Koch schreef me op 10.11.58: 'Beste kameraad Pawlas, pas laat beantwoord ik uw brief met het zo levendige bericht over de geschiedenis van het regiment. Vanuit Goslar duurde het drie weken voor ik de brief via vele omwegen kreeg. Ik kan me de gevechten nog zeer goed herinneren want ik was destijds adjudant bij het 111/49. Daarna heb ik niets meer van hem gehoord.

    Een onverwachte ontmoeting in Mainz-Finthen.

    Intussen wonen wij in Rüsselsheim. Omdat ik verzamelaar ben van oude bankbiljetten en prentbriefkaarten, was ik in Mainz-Finthen op de vlooienmarkt. Bij het doorzoeken van oude briefkaarten heb ik er een uit het jaar 1900 gevonden, afgestempeld op 25.01.00. Hij was gericht aan Herrn Graf B. von Rittberg in Straatsburg. Ik zei, die kaart koop ik. Terloops zei ik tegen de verkoper dat een Leutnant, Graf von Rittberg, vroeger mijn Kompanieführer was. Met hem ben ik een half jaar lang dag in dag uit samen geweest. Bij het bataljon was hij als vermist opgegeven. De verkoper zei: 'Dat was mijn oom. Ik heb hem nooit gekend omdat ik te jong was'. Hij vertelde me dat zijn oom in 1944 door de SS was geëxecuteerd. Toen ik hem naar de reden vroeg kreeg ik als antwoord dat hij zijn mond niet kon houden. Ik zei dat hij toch een heel rustige officier was. Hij antwoordde dat Graf von Moltke en anderen zijn gesprekspartners waren geweest. Ik herhaalde, wij waren 24 uur per dag samen tot hij bij een aanval gewond raakte en voegde eraan toe: dan bent u ook een graaf. Hij knikte, gaf me een kaartjes met zijn adres en vertelde me waar hij werkte.

    Ik zou een lans willen breken voor onze officieren. Wij hadden goede Kompanieführer en bataljonscommandanten. Zij zijn vooraan in de loopgraaf of bij een aanval net zo gevallen als ieder ander. Ik zou er nog aan willen toevoegen dat toen wij op de Krim in de loopgraven lagen, onze Oberst Jordan ons een bezoek aan het front bracht. Zoals altijd vlogen er elke morgen 15 of 20 Russische vliegtuigen boven onze stelling die ons beschoten. De Oberst liet zich door een kameraad een geweer geven en schoot op het vliegtuig. Hij trof de piloot en het toestel stortte neer. Dat voorval ging snel in het regiment rond.

    Ik heb vaak geschreven over de talloze doden die we bij onze gevechten te betreuren hadden. Nooit echter werd door mij of anderen die over hun oorlogservaringen schreven, iets verteld over de manier waarop wij met onze doden omgingen voor ze werden begraven.

    Op Kerstavond, wanneer ik met mijn familie bij de kerstboom zit en we samen met onze kleinkinderen kerstliederen zingen, merken de anderen niet dat ik vaak tranen in mijn ogen heb als ik aan de kameraden en vrienden denk die ik alleen of samen met anderen heb begraven.

    Voordat we de dode kameraden in hun graf konden leggen moesten ze nog het een en ander meemaken. En daar over wil ik nu graag wat schrijven.

    Op een dag hadden we bij Leningrad twee doden. We moesten de beide dode kameraden naar het soldatenkerkhof brengen en zochten dus een wagen. De man die de Panjewagen reed, moest dit keer veel laden. Eerst het eten, dan de waterflessen, wollen dekens en andere spullen zoals munitiekisten. De beide dode kameraden legden wij er als laatste bovenop. Toen de wagen vol was, reden we in de richting van de troep. De landwegen waren erg slecht want ze waren door onze granaten zwaar beschadigd. Toen er een paar granaten in onze buurt insloegen, reden we harder om uit de gevarenzone te komen. Toen ik na enige tijd omkeek merkte ik dat de doden waren verdwenen. De voerman stopte, bond de paarden vast en we liepen terug om de verloren doden te zoeken. Gelukkig lagen ze maar ongeveer 15 meter achter ons. De voerman haalde de wagen en we legden de doden er weer op.

    Bij de tros aangekomen moest ik de doden hun broeken, jassen en laarzen uittrekken want die soldaten waren nog maar een paar dagen eerder van verlof aan het front gekomen en hun uniformen waren zo goed als nieuw. Ik heb de kameraden een ouder uniform aangetrokken en zo werden ze ook begraven.

    We hebben in het voorjaar, zomer en herfst, wanneer de tijd het toeliet, de doden hun goed onderhouden uniformen uitgetrokken en hun eetgerei, koppel, tenthelft en laarzen afgenomen. Onze eenheid had geen bontlaarzen met hakken gekregen. We droegen alleen maar vilten laarzen. In plaats van echte schoenzolen naaiden we leren lappen op het vilt. Het leek er vaak op alsof het OKW ons al had afgeschreven.

    In de winter, wanneer de doden stijf bevroren waren en we de ringen aan hun vingers er niet af konden krijgen, sneden we hen de ringvinger samen met de ring af. Een zak- of polshorloge had bijna niemand van ons. Zo werden onze dode kameraden begraven. Vaak was er ook een aalmoezenier op het soldatenkerkhof in Mga. Die sprak dan een paar woorden.

    Later deden we het anders. We legden eerst de doden op de Panjewagen, dan kwamen de dekens erop en tot slot de jassen, tassen en munitiekisten.

    Definitielijst

    artillerie
    Verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De moderne term artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
    divisie
    Bestond meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakte meestal deel uit van een Korps. In theorie bestond een Divisie uit 10.000 - 20.000 man.
    Eerste Wereldoorlog
    Ook wel Grote Oorlog genoemd, conflict dat ontstond na een groei van het nationalisme, militarisme en neo-kolonialisme in Europa en waarbij twee allianties elkaar bestreden gedurende een vier jaar durende strijd, die zich na een turbulent begin, geheel afspeelde in de loopgraven. De strijdende partijen waren Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland aan de ene kant (de Triple Entente), op den duur versterkt door o.a. Italië en de Verenigde Staten, en Duitsland, Bulgarije, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk aan de andere kant (de Centrale Mogendheden of Centralen). De strijd werd gekenmerkt door enorme aantallen slachtoffers en de inzet van vele nieuwe wapens (vlammenwerpers, vliegtuigen, gifgas, tanks). De oorlog eindigde met de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland en zijn bondgenoten in 1918.
    infanterie
    Het voetvolk van een leger (infanterist).
    kaliber
    De inwendige diameter van de loop van een stuk geschut, gemeten bij de monding. De lengte van de loop wordt vaak aangegeven in het aantal kalibers. Zo is bv de loop van het kanon 15/24 24 ×15 cm lang.
    Kompanie
    Maakte meestal deel uit van een Bataillon of een Abteilung en bestond uit een aantal Züge. In theorie bestond een Kompanie uit 100 - 200 man.
    krijgsraad
    Militair gerechtshof.
    Krim
    Schiereiland in Oekraïne, aan de noordkust van de Zwarte Zee, in het noorden met het vasteland verbonden door de 4 km brede Landengte van Perekop, in het oosten grenzend aan de Zee van Azov en de Straat van Kertsj.
    Luftwaffe
    Duitse luchtmacht.
    Mein Kampf
    Boek geschreven door Hitler, waarin hij de grondslagen van het nationaal socialisme uiteenzet.
    regiment
    Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.

    Informatie

    Vertaald door:
    Arnold Palthe
    Geplaatst op:
    05-03-2024
    Laatst gewijzigd:
    30-03-2024
    Feedback?
    Stuur het in!

    Bronnen

    - Ernst Pawlas, An der vordesten Front: Tatsachenbericht über meine Kriegserlebnisse von 1940 - 1945 an der Ostfront.

    Onderscheidingen

    Pawlas, Ernst* 30 september 1920
    † 19 oktober 2004

    meer