Woonde in Rotterdam, Middellandsestraat 73a. Zoon van Rijnschipper Antonie Pieter Oerlemans (15 september 1885 Raamsdonk) en Abigaël Verburg (14 december 1884 Tiel). Rijnschipper (werkzaam bij zijn vader). Tijdens de Duitse bezetting werden niet alleen politieke gevangenen ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Ook lieden die zich aan ernstige criminele feiten hadden bezondigd, liepen het risico de doodstraf te krijgen. Gerrit Jan Oerlemans trof dat lot. Volgens het Dodenboek van het Oranjehotel had hij zijn vrijheid kunnen herkrijgen, wanneer hij voor de Sicherheitsdienst of de Waffen SS zou hebben getekend, maar dat had hij geweigerd. De Rotterdammer maakte zich op 11 februari 1943 schuldig aan een roofmoord, die stadgenote Maria Grietje van Dijk-Donk (51) het leven kostte (1*). Hij was overigens niet de initiatiefnemer van de dodelijke straatroof geweest. De kwade genius was een zekere Pieter Meersman. Het slachtoffer kwam vaker bij het gezin Meersman over de vloer. De families Meersman en Van Dijk woonden jarenlang tegenover elkaar. Beide gezinnen waren slachtoffer geworden van een bombardement. De familie Van Dijk had een schadeloosstelling van ƒ2000 ontvangen. Sindsdien had mevrouw Van Dijk volgens Pieter Meersman al haar geld, in totaal een bedrag van zo'n ƒ3000, steeds in een tasje bij zich. Het ergerde hem dat zij nogal over haar bezit(tingen) pochte. Hij vroeg zijn jongere broer Gerrit anderen eens te polsen of ze de vrouw wilden beroven. Gerrit benaderde de zeventienjarige De Bruin, die contact legde met Karel Dorchain en deze bracht op zijn beurt Gerrit Jan Oerlemans in beeld. De laatstgenoemde had, formuleerde De Residentiebode in zijn rechtbankverslag, kort tevoren betrekkingen met Dorchains zuster aangeknoopt. Oerlemans was nog in het bezit van de revolver die hij uit het Nederlandse leger had achtergehouden. De oudste Meersman werkte de overval tot in details uit. Aanvankelijk zou die op 5 februari 1943 worden uitgevoerd, maar de mannen durfden de straatroof toen niet aan. Later vroegen zij aan de jongste broer, of het beoogde slachtoffer nog wel eens bij de familie Meermans op visite kwam. Tot twee keer toe nodigde Pieter haar daarop uit om een bezoek aan zijn ouders te brengen. Die bewuste avond zagen Oerlemans c.s. twee vrouwen lopen. Zij informeerden bij Pieter, of mevrouw Van Dijk een van hen was. Nadat deze dat had bevestigd, volgde het trio de beide vrouwen. In de Oranjeboomstraat pakte Oerlemans het slachtoffer haar tasje af. Bij de behandeling van de zaak stelde hij dat de vrouw zijn hand had beetgegrepen en dat toen zijn wapen was afgegaan. Er waren drie schoten gevallen. Kogels troffen de vrouw in het hart en de hals, terwijl het derde projectiel de bovenarm van haar dochter Koosje raakte. Die ging achter de schutter aan, maar toen zij hem niet wist te achterhalen, meldde zij bij de dichtstbijzijnde politiepost wat er was voorgevallen. Niet ver van de plek waar de fatale schietpartij had plaatsgevonden, vatte de politie Oerlemans in de kraag. Hij vertelde dat hij op de schoten was afgekomen en dat een onbekend persoon hem in het donker snel voorbij was gelopen. De politie had de gevluchte man niet kunnen vinden, simpelweg omdat hij gewoon niet bestond. De politie vernam dat diezelfde avond een bekende voetballer, die naar de naam Karel luisterde, in een café over een revolver had gesproken en dat diezelfde dag een uit het Nederlandse leger afkomstige revolver in een fabriek was getoond. De genoemde Karel bleek vuurwerker Karel Dorchain te zijn. De politie rekende hem in. Gaandeweg bekende hij steeds meer. De vijf betrokkenen moesten zich in januari 1944 in Utrecht voor het Duitse Obergericht verantwoorden. Oerlemans kreeg conform de eis de doodstraf. De man, die achtereenvolgens naar Vught, Rotterdam, Utrecht en nogmaals Vught was vervoerd, werd op 13 januari 1944 in cel 606 van de Scheveningse gevangenis (Oranjehotel) ingesloten. Daar verbleef hij tot zijn executie op 7 maart 1944. Het ligt voor de hand dat het vonnis op de Waalsdorpervlakte is uitgevoerd (2*). De vier anderen kregen tuchthuisstraffen. De zwaarste straf was voor Pieter Meersman, die tot acht jaar werd veroordeeld. Tegen hem was tien jaar gevorderd. De Staatsanwalt – de vertegenwoordiger van het Duitse Openbaar Ministerie – noemde hem 'den gemeenen aanstoker achter de schermen'. Tien jaar luidde ook de eis tegen Dorchain. Het Obergericht legde hem zes jaar op. De Bruin zag de gevraagde tuchthuisstraf van zes jaar bij de uitspraak verminderd tot vijf jaar. Geert Meersman werd na een eis van vijf jaar bestraft met twee jaar tuchthuis.
(1*) Maria Grietje van Dijk-Donk (17 augustus 1891 Giessen-Nieuwkerk).
(2*) Op de site van het Erepeloton Waalsdorp wordt er geen melding van gemaakt dat Oerlemans op 7 maart 1944 op de Waalsdorpervlakte is geëxecuteerd. Wel wordt op de site aangegeven dat op die bewuste dag Friedrich Wilhelm Schäfer (16februari 1909 Düren, Duitsland) op de Waalsdorpervlakte is gefusilleerd. Van beide mannen is in de tot dusver gedigitaliseerde bestanden van de Digitale Stamboom en de site wiewaswie.nl geen overlijdensakte aangetroffen. Daardoor is een vergelijking van de overlijdenstijdstippen niet mogelijk. Als die gelijk zouden zijn geweest dan wel nauwelijks zouden hebben verschild, dan zou dat een sterke aanwijzing zijn dat beide mannen op de Waalsdorpervlakte om het leven zijn gebracht. Op de eerder vermelde site van het Erepeloton is een getekende plattegrond opgenomen met de plekken waar na de oorlog massagraven op de Waalsdorpervlakte zijn ontdekt. Bij een is de datum 6 maart 1944 vermeld. Op die dag zijn volgens de site zelf geen executies uitgevoerd. Het lijkt allerminst uitgesloten te zijn dat met 6 maart 1944 in werkelijkheid 7 maart 1944 is bedoeld.
Herbegraven op de Algemene Begraafplaats Crooswijk, vak JJ, grafnummer 3233.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!